Uitspraak 202004919/1/R2


Volledige tekst

202004919/1/R2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Handel,

gemeente Gemert-Bakel,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Gemert-Bakel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, april 2020" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2022, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door B. van den Berg, zijn verschenen.

Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B], initiatiefnemers, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan, voor zover dat ziet op de gronden aan de [locatie] in Handel, voorziet in de realisatie van 6 woningen. Op dit moment is ter plaatse alleen een schuur aanwezig en zijn de rest van de gronden onbebouwd.

[appellant] en anderen wonen rondom het plangebied en vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat, waaronder privacy.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Ingetrokken beroepsgrond

3.       Ter zitting hebben [appellant] en anderen de beroepsgrond, dat de maximale bouwhoogte van de woningen niet bekend was tijdens het vaststellen van het plan, ingetrokken.

Zorgvuldige dialoog

4.       [appellant] en anderen betogen dat de "formulieren zorgvuldige dialoog" die zij hebben ingevuld over de informatievoorziening door de initiatiefnemer over het voornemen tot de ontwikkeling, niet zijn betrokken bij het besluit, omdat de raadsleden niet hebben beschikt over de formulieren. Hierdoor was het dossier niet compleet.

Daarnaast betogen [appellant] en anderen dat er geen sprake is geweest van een zorgvuldige dialoog voor de terinzagelegging van het ontwerpplan. Hiertoe voeren zij aan dat zij op neutraal terrein wilden afspreken met de ontwikkelaar, maar dit niet mogelijk was.

4.1.    In het document "Spelregels voor het voeren van een zorgvuldige dialoog" van de gemeente Gemert-Bakel is uiteengezet dat het voor een initiatief met een gemiddelde ruimtelijke impact voor de omgeving, zoals het realiseren van woningen, voldoende is dat de omwonenden een formulier invullen waaruit blijkt dat zij op de hoogte zijn gebracht van de geplande ontwikkelingen. Op het formulier kan worden ingevuld of en welke bezwaren er zijn tegen het voorgestelde initiatief. Deze formulieren worden samen met het ontwerpbestemmingsplan ingediend door initiatiefnemer.

Uit de spelregels volgt niet dat de formulieren zorgvuldige dialoog moeten worden overgelegd aan de raadsleden, maar alleen dat de formulieren door initiatiefnemer moeten worden ingediend samen met het ontwerpbestemmingsplan. Reeds gelet hierop volgt de Afdeling het betoog van [appellant] en anderen, dat het dossier niet compleet was voor de raadsleden, niet. Daarbij is ter zitting door de raad uiteengezet dat hij, via de raadsinformatienota en het technisch beraad, op de hoogte is gesteld van de inhoud van de formulieren.

Wat betreft het betoog over het voeren van een zorgvuldige dialoog, overweegt de Afdeling dat, gelet op de spelregels, initiatiefnemer heeft voldaan aan het voeren van een zorgvuldige dialoog wanneer hij de omgeving heeft geïnformeerd over het initiatief en de formulieren zorgvuldige dialoog heeft ingediend bij het ontwerpbestemmingsplan. Hieraan heeft initiatiefnemer voldaan. Gelet hierop kan het enkele feit dat initiatiefnemer niet wilde afspreken op een andere locatie, niet leiden tot het oordeel dat geen sprake is geweest van een zorgvuldige dialoog.

Het betoog slaagt niet.

Nota van zienswijzen

5.       [appellant] en anderen betogen dat in de nota van zienswijzen ten onrechte de mening van een ambtenaar wordt uitgedragen en dat dit het besluit van de raad kan beïnvloeden. Hiertoe voeren zij aan dat in de nota van zienswijzen, onder 2b, is gesteld dat een bijgebouw van 3 m hoog bij de O.L. Vrouwstraat 42 geen verslechtering is omdat daar al een muur van 2,4 m aanwezig is. Het is niet aan een ambtenaar om te zeggen of iets al dan niet een verslechtering is.

Daarnaast betogen [appellant] en anderen dat ten onrechte het bouwplan leidend is geweest bij de beantwoording van hun zienswijzen, terwijl dat bouwplan geen onderdeel is van het bestemmingsplan.

5.1.    De nota van zienswijzen is een stuk waarin zienswijzen, al dan niet samengevat, worden behandeld. Dit stuk wordt samen met het besluit en andere bij het besluit behorende stukken vastgesteld door de raad.

Anders dan door [appellant] en anderen wordt verondersteld, is hetgeen dat staat in de nota van zienswijzen geen mening van een ambtenaar, maar de reactie van de raad op de ingediende zienswijzen.

5.2.    Wat betreft het bouwplan, overweegt de Afdeling dat weliswaar in de nota van zienswijzen meerdere keren het bouwplan wordt genoemd, maar dat dit onverlet laat dat de raad het bestemmingsplan aanvaardbaar acht en dit ook tot uitdrukking komt in de nota van zienswijzen. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Het betoog slaagt niet.

Woon- en leefklimaat

6.       [appellant] en anderen betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Hiertoe voeren zij aan dat dat de mogelijkheid tot het plaatsen van dakkapellen op de voorziene woningen leidt tot een aantasting van hun privacy.

Ook voeren zij aan dat het plan leidt tot geluidoverlast door de verkeersbewegingen. Voorheen was er gemiddeld 1 verkeersbeweging per week op het terrein en dat worden er straks 45 per dag.

Als laatste betogen [appellant] en anderen dat het plan leidt tot een verlies van uitzicht. Enerzijds wordt het braakliggende perceel opgehoogd waardoor de voorziene woningen optisch nog beter zichtbaar zijn. Anderzijds is in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen over de maximale bouwhoogte. Deze afwijkingsbevoegdheid houdt in dat de woningen maximaal 25% hoger mogen worden gebouwd, wat uitkomt op een maximale bouwhoogte van 9 m.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet expliciet voorziet in dakkapellen, maar dat op elke woning vergunningvrij een dakkapel kan worden opgericht in overeenstemming met het landelijk van kracht zijnde Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Alle bestaande woningen, ook die tegenover de woningen en tuinen van [appellant] en anderen, hebben deze mogelijkheid. De wetgever heeft in zijn algemeenheid ervoor gekozen dat het vergunningvrij plaatsen van dakkappellen is toegestaan. De raad kan daar deels niet van afwijken en ziet daartoe voor zover mogelijk ook geen reden. Indien en voor zover dakkappellen worden gerealiseerd kijken deze uit op de voorgevel van de andere voorziene woningen en niet direct op de tuinen of woningen van [appellant] en anderen. Daarbij stelt de raad dat, ook al zou er wel sprake zijn van inkijk in de tuinen, hij deze inbreuk niet zodanig acht dat de belangen van [appellant] en anderen onevenredig worden aangetast.

Wat betreft geluid stelt de raad zich op het standpunt dat, gelet op de stedelijke omgeving die wordt gekenmerkt door meerdere woningen en wegen, geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen. Hierbij betrekt de raad dat het gaat om een beperkt aantal verkeersbewegingen en dat op de wegen rondom het plangebied een maximale snelheid van 30 km/uur geldt.

Ook is volgens de raad geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht. De gronden in het plangebied moeten met ongeveer 20 tot 25 cm worden opgehoogd zodat de woningen kunnen worden aangesloten op het bestaande riool ter plaatse van de Johannes Keijzershof. Daarbij liggen de gronden op dit moment lager, waardoor, na verhoging de voorziene woningen ongeveer op gelijke hoogte liggen met de bestaande woningen.

6.2.    Wat betreft de mogelijkheid tot het vergunningvrij plaatsen van een dakkapel, heeft de raad terecht gewezen op de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Bor en heeft de raad, voor zover hij heeft afgewogen om verder geen regeling in het bestemmingsplan op te nemen, dat redelijkerwijs kunnen doen gelet op de stedelijke omgeving.

Weliswaar is sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen op de gronden in het plangebied waardoor [appellant] en anderen enige overlast kunnen ervaren, maar de Afdeling ziet hierin, gelet op de woonomgeving en het beperkt aantal totale verkeerswegingen op de gronden, geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van zodanige geluidhinder dat de raad zich niet redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat wat betreft geluid sprake is van een aanvaardbaar

woon- en leefklimaat.

Ook heeft de raad een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het belang om de voorziene woningen aan te sluiten op de bestaande riolering en de gronden daarvoor op te hogen, dan aan het belang van [appellant] en anderen dat ligt in het gevrijwaard blijven van een aantasting van hun uitzicht.

Over de afwijkingsbevoegdheid overweegt de Afdeling dat de maximale bouwhoogte inclusief de afwijkingsmogelijkheid ongeveer 9 m is. In de omgeving zijn, op grond van artikel 19.3.2 van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Handel, De Mortel", inclusief afwijkingsmogelijkheid ook woningen met een maximale bouwhoogte van 9 m toegestaan. Gelet hierop heeft de raad redelijkerwijs de maximale bouwhoogte passend kunnen achten in de omgeving.

Het betoog slaagt niet.

Groenvoorziening

7.       [appellant] en anderen betogen dat de groenvoorziening moet worden gerealiseerd op de grond en niet op de daken.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het groen is gerealiseerd in overeenstemming met de documenten "Groenambities en kader bomenbeleid" en de "uitwerking groennorm Gemert-Bakel". In deze documenten is opgenomen dat in principe 75 m2 groen per woning moet worden gerealiseerd, maar dat hiervan kan worden afgeweken indien op korte afstand groenvoorzieningen zijn gelegen. In het voorliggende plan wordt voorzien in 418 m2 groen en wordt voor de resterende vereiste 32 m2 een bijdrage gestort in het groenfonds. Van de 418 m2 wordt 221 m2 voorzien als groene daken en de rest als borderplanting in de voortuinen en groen in de openbare ruimte.

7.2.    In het document "uitwerking groennorm Gemert-Bakel", waar de raad naar verwijst, is op pagina 6 een stroomschema opgenomen waaruit volgt welke normen gelden en op welke wijze daar invulling aan gegeven kan worden. Uit het stroomschema volgt dat voor initiatieven met meer dan één wooneenheid in bestaand stedelijk gebied en waarbij recreatief groen op minder dan 300 m is gelegen - en waaraan het voorliggende initiatief voldoet- de aanleg van fysiek groen niet dwingend is, maar dat de initiatiefnemer de keuze heeft uit een combinatie of één van de volgende mogelijkheden: fysieke aanleg, storting groenfonds, kleinere storting door vergroening initiatief zoals dak- en gevelgroen en bomen.

In dit geval is gekozen voor een kleinere storting in het groenfonds en de aanleg van 418 m2 dak- en gevelgroen en bomen.

De enkele stelling van [appellant] en anderen dat de groenvoorziening op de grond hoort te worden aangelegd, vindt geen steun in de groenambitie of uitwerking van de groennorm. [appellant] en anderen hebben ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke norm geldt. Gelet op het bovenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de groenvoorziening voldoet aan de door de raad gehanteerde groennorm.

Het betoog slaagt niet.

Ontsluiting Boskant

8.       [appellant] en anderen betogen dat alvast privaatrechtelijk had moeten worden vastgelegd dat een paar van de woningen gebruik kunnen maken van het achterpad, nu dit niet is gedaan is het plan niet uitvoerbaar omdat sprake is van een privaatrechtelijke belemmering. De toekomstige bewoners van twee van de voorziene woningen moeten dat achterpad gebruiken.

8.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.

De raad heeft toegelicht dat een deel van de gronden in het plan zijn bedoeld voor een achterpad en dat die gronden in eigendom zijn van [appellant] en anderen. Volgens de raad is het plan ook uitvoerbaar zonder die gronden, omdat de woningen kunnen worden gerealiseerd en ontsloten zonder dat pad. Gelet op deze toelichting en het feit dat het plan uitvoerbaar is zonder de gronden die in eigendom zijn van [appellant] en anderen, ziet de Afdeling geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een zo duidelijke privaatrechtelijke belemmering dat de verwezenlijking van het plan niet mogelijk is.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.       Het beroep is ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Jansen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022

429-932