Uitspraak 202105565/1/R1


Volledige tekst

202105565/1/R1.
Datum uitspraak: 27 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Vereniging het Zijper Landschap, gevestigd te Petten, gemeente Schagen,

appellante,

en

de raad van de gemeente Schagen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Helmweg 10 te Groote Keeten" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Vereniging het Zijper Landschap beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Vereniging het Zijper Landschap en Nesproject B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 25 mei 2022, waar Vereniging het Zijper Landschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. A.M. van Eik, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door P.E. Staal en J.H. Moraal, zijn verschenen. Verder is Nesproject B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, op de zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plangebied ligt aan de Helmweg 10 aan de noordzijde van Groote Keeten, waar voorheen het bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe", vastgesteld op 18 mei 2016, gold. Aan de gronden in het plangebied was onder meer de bestemming "Agrarisch" toegekend en was een bouwvlak aanwezig voor agrarische bedrijfsgebouwen. Het voorliggende bestemmingsplan "Helmweg 10 te Groote Keeten" voorziet in de ontwikkeling van een hotel met maximaal 60 kamers. Aan de gronden in het plangebied zijn onder meer de bestemmingen "Horeca - Hotel" en "Groen" toegekend. Nesproject B.V. is de initiatiefnemer van het plan. Vereniging het Zijper Landschap kan zich niet met dit plan verenigen.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Inhoudelijk

De ladder voor duurzame verstedelijking

3.       Vereniging het Zijper Landschap betoogt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met de ladder voor duurzame verstedelijking van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro). Zij stelt zich op het standpunt dat de behoefte aan het hotel, en daarmee ook het nut en de noodzaak ervan, onvoldoende is onderbouwd in het rapport "Haalbaarheid hotelontwikkeling Helmweg 10 te Groote Keeten" (hierna: het haalbaarheidsonderzoek) van Van der Reest Advies van 10 januari 2017, dat in opdracht van Nesproject B.V. is opgesteld. Vereniging het Zijper Landschap betoogt dat in het haalbaarheidsonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de ontwikkeling van een hotel met 240 kamers in Petten. Volgens Vereniging het Zijper Landschap is in het haalbaarheidsonderzoek en in de plantoelichting vermeld dat de beoogde ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied vanwege de beoogde samenwerking met restaurant Brekers aan de Helmweg 9. Omdat de samenwerking met restaurant Brekers aan de Helmweg 9 geen doorgang meer vindt, is er volgens haar geen noodzaak om het plan tegenover Helmweg 9 te realiseren. Volgens Vereniging het Zijper Landschap is het haalbaarheidsonderzoek daarnaast gedateerd en zijn hierin ten onrechte de effecten van de coronapandemie niet meegenomen. Vereniging het Zijper Landschap betwijfelt daarom of de verwachte groei van het aantal toeristen en zakelijke reizigers juist is.

3.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

3.2.    De raad heeft zich tijdens de zitting met Vereniging het Zijper Landschap op het standpunt gesteld dat het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Ook de Afdeling stelt vast dat het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, gelet op het ruimtebeslag van 1.500 m2 van het voorziene hotel met 60 kamers en de planologische functiewijziging van "Agrarisch" naar "Horeca - Hotel". Zie ter vergelijking de uitspraken van de Afdeling van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1064 en 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:258.

3.3.    De raad heeft de behoefte aan de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling onderzocht en van een motivering voorzien. De raad heeft deze behoefte door middel van het haalbaarheidsonderzoek in kaart gebracht. Dit onderzoek is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.

Daarnaast heeft de raad het haalbaarheidsonderzoek geactualiseerd met het rapport "Actualisatie rapport hotelontwikkeling Helmweg 10 te Groote Keeten" van Van der Reest Advies van 9 mei 2022.

3.4.    In wat Vereniging het Zijper Landschap heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet toereikend heeft gemotiveerd dat er behoefte is aan de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Anders dan Vereniging het Zijper Landschap stelt, overweegt de Afdeling dat artikel 3.1.1a van het Bro er niet aan in de weg staat dat onderzoeksgegevens ouder dan twee jaar aan een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan ten grondslag worden gelegd. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:653, onder 12.4. Vereniging het Zijper Landschap heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het haalbaarheidsonderzoek verouderd is, dan wel dat zich na de totstandkoming van het onderzoek zodanige ontwikkelingen hebben voorgedaan dat de raad dit onderzoek niet aan het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ten grondslag heeft mogen leggen. In de plantoelichting is de raad verder uitgegaan van de samenwerking met restaurant Brekers. Dat die samenwerking nu geen doorgang meer vindt, betekent niet dat de behoefte aan de in het plan voorziene ontwikkeling niet goed in beeld is gebracht. Hierbij acht de Afdeling van belang dat het binnen het plangebied mogelijk is om een restaurant te exploiteren, zodat het voorziene hotel in die zin niet afhankelijk is van de samenwerking met restaurant Brekers. Wat betreft de ontwikkeling van een hotel in Petten met 240 kamers, heeft Nesproject B.V. op de zitting onweersproken gesteld dat dit hotel zich in een andere marktregio bevindt dan de voorliggende ontwikkeling.

De Afdeling ziet ook geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet meer op het uitgevoerde onderzoek heeft mogen baseren, omdat daarin geen rekening is gehouden met de gevolgen van de coronacrisis voor de horecasector. De raad heeft zich in dit verband op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan voor een langere periode wordt gemaakt en dat geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend aan de naar verwachting tijdelijke gevolgen van de coronacrisis. Onder verwijzing naar het rapport "Verblijfstoerisme in Nederland in 2021 en 2022" van NBTC van 24 september 2021, heeft de raad overigens toegelicht dat het binnenlandstoerisme in 2021 hetzelfde niveau heeft bereikt als in 2019, voor de coronapandemie. De verwachting voor 2022 is volgens dit rapport dat het inkomende toerisme gefaseerd zal toenemen waarbij een stijging tussen de 25% en 90% wordt verwacht. Vereniging het Zijper Landschap heeft de conclusies uit dit rapport niet gemotiveerd bestreden. De Afdeling merkt daarbij nog op dat het na de vaststelling van het bestemmingsplan geactualiseerde haalbaarheidsonderzoek van 9 mei 2022 overigens geen ander beeld laat zien dan het haalbaarheidsonderzoek dat aan het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

3.5.    Verder is niet in geschil dat de beoogde ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. De raad dient gelet op dit laatste in de plantoelichting, in aanvulling op de beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling, te motiveren waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

3.6.    De Afdeling overweegt dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt of er alternatieve locaties binnen het bestaand stedelijk gebied voorhanden zijn voor de voorziene ontwikkeling. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat volgens het haalbaarheidsonderzoek en de plantoelichting de beoogde ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied door de beoogde samenwerking met restaurant Brekers aan de Helmweg 9. De raad heeft echter tijdens de zitting toegelicht dat al ten tijde van de vaststelling van het plan duidelijk was dat de samenwerking met restaurant Brekers aan de Helmweg 9 geen doorgang meer vindt. Daarom acht de Afdeling de ruimtelijke motivering om niet voor een alternatieve locatie binnen bestaand stedelijk gebied te kiezen onvoldoende onderbouwd.

Het betoog slaagt.

Omgevingsverordening Noord-Holland 2020

4.       Vereniging het Zijper Landschap betoogt dat de raad het bestemmingsplan ten onrechte niet heeft getoetst aan de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (hierna: de Omgevingsverordening). Volgens haar is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 12.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingsverordening, omdat er meer dan twee jaar zijn verstreken na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingplan. Het overgangsrecht is daarom niet van toepassing volgens Vereniging het Zijper Landschap, zodat de raad ten onrechte aan de voorheen geldende Provinciale Ruimtelijke Verordening (hierna: de PRV) heeft getoetst in plaats van aan de Omgevingsverordening.

Volgens Vereniging het Zijper Landschap staat het verbod van artikel 6.46, derde lid, van de Omgevingsverordening in de weg aan toepassing van artikel 6.3 van de Omgevingsverordening, waardoor op de planlocatie geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mag plaatsvinden. Daarnaast is het plan volgens Vereniging het Zijper Landschap in strijd met artikel 6.10 van de Omgevingsverordening, omdat er niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat er slechts sprake mag zijn van een functiewijziging in woningbouw.

4.1.    Artikel 12.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening luidt: "Het oude recht blijft van toepassing tot een besluit onherroepelijk wordt, als voor de inwerkingtreding van de betreffende bepaling van deze verordening:

[…];

b. voor een ambtshalve te nemen besluit, een besluit als bedoeld in 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, of een besluit als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening, dat op verzoek wordt genomen, een ontwerp ter inzage is gelegd van een besluit ten aanzien waarvan op de voorbereiding afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en het besluit binnen 2 jaar daarna is genomen; of

[…]."

4.2.    De raad stelt zich op het standpunt dat de Omgevingsverordening niet van toepassing is, omdat er sprake is van een geval zoals bedoeld in artikel 12.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingsverordening. Het overgangsrecht duurt volgens de raad twee jaar voort na inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling van de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is op 17 november 2020 in werking getreden. Het ontwerpbestemmingsplan "Helmweg 10 te Groote Keeten" is op 26 april 2019 ter inzage gelegd. Dit betekent volgens de raad dat het overgangsrecht nog steeds van toepassing is op het voorliggende bestemmingsplan. Om die reden is volgens de raad de PRV op het plan van toepassing. Dit wordt volgens de raad bevestigd in de zienswijzennota die is opgesteld door provinciale staten van de provincie Noord-Holland in het kader van de vaststelling van de Omgevingsverordening.

4.3.    De Afdeling overweegt dat de tekst van artikel 12.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingsverordening niet anders kan worden gelezen dan dat het woord "daarna" uit deze bepaling betrekking heeft op twee jaar na de in die bepaling genoemde terinzagelegging van het ontwerpplan.

De Afdeling stelt vast dat het bestreden besluit van 29 juni 2021 niet binnen twee jaar na terinzagelegging van het ontwerpplan - op 26 april 2019 - is genomen. Er kan in dit geval daarom geen beroep worden gedaan op het overgangsrecht van de Omgevingsverordening. Dit betekent dat, anders dan de raad veronderstelt, niet de PRV van toepassing is op het besluit van 29 juni 2021, maar de Omgevingsverordening. De raad heeft het plan dan ook ten onrechte niet getoetst aan de Omgevingsverordening.

Het betoog slaagt.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

5.       Vereniging het Zijper Landschap betoogt dat het plan in strijd is met de PRV en wijst hierbij op artikel 5a van de PRV over nieuwe stedelijke ontwikkelingen, artikel 15 van de PRV over de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie en artikel 25 van de PRV over Weidevogelleefgebieden.

5.1.    Gelet op wat hiervoor onder 4.3 is overwogen behoeft wat Vereniging het Zijper Landschap over de PRV heeft aangevoerd geen bespreking meer.

Natuur - stikstofdepositie

6.       Vereniging het Zijper Landschap betoogt dat niet is uit te sluiten dat het plan significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied "Duinen Den Helder-Callantsoog", zodat een passende beoordeling van de gevolgen voor dat gebied had moeten worden gemaakt. Zij voert aan dat onvoldoende is onderbouwd dat het plan niet voorziet in een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie. Volgens haar is de bestaande toestand verkeerd weergegeven, omdat er geen sprake is van een bedrijfswoning maar van leegstand. Verder wijst Vereniging het Zijper Landschap erop dat de mogelijkheid bestaat dat het voorziene hotel niet gasloos zal worden gebouwd. Uit het plan en de plantoelichting blijkt niet op welke wijze het hotel emissieloos wordt uitgevoerd, zo stelt Vereniging het Zijper Landschap.

6.1.    Artikel 2.7, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) luidde ten tijde van het bestreden besluit:

"Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid."

Artikel 2.8 luidde ten tijde van het bestreden besluit:

"1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

2. In afwijking van het eerste lid hoeft geen passende beoordeling te worden gemaakt, ingeval het plan of het project een herhaling of voortzetting is van een ander plan, onderscheidenlijk project, of deel uitmaakt van een ander plan, voor zover voor dat andere plan of project een passende beoordeling is gemaakt en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat plan of project.

3. Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

[...]."

6.2.    Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Dat is het geval als een plan voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen die ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen kunnen hebben. Onder referentiesituatie wordt de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan verstaan. Zie over de referentiesituatie verder de uitspraken van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3507, 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1763, en 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960.

6.3.    In paragraaf 4.5 van de plantoelichting staat dat het plangebied op een afstand van 190 m van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Duinen Den Helder-Callantsoog" is gelegen. Aan het plan is de natuurtoets "Analyse stikstofberekening t.b.v. bestemmingsplan ‘Helmweg 10 te Groote Keeten’" (hierna: de stikstofberekening) van 16 oktober 2019, zoals gewijzigd op 28 april 2020, van Van Dun Advies ten grondslag gelegd. De stikstofberekening is met behulp van het rekeninstrument AERIUS Calculator 2019 uitgevoerd. De uitkomst daarvan is dat in de aanleg- en gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr. Als referentiesituatie voor de beoordeling van de vraag of het plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied is in de natuurtoets rekening gehouden met de ter plaatse aanwezige bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf en landbouwgronden. Ook is rekening gehouden met de ter plaatse aanwezige bedrijfswoning. Op grond van de natuurtoets heeft de raad gesteld dat de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt geen significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied.

De raad heeft zich verder op het standpunt gesteld dat uit de uitgevoerde berekening in het stikstofonderzoek, zoals gewijzigd op 28 april 2020, blijkt dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie indien het hotel gasloos wordt gerealiseerd. De conclusie van de raad is dat het plan zowel tijdens de aanlegfase als in de gebruiksfase geen significant negatieve effecten veroorzaakt op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden "Duinen Den Helder-Callantsoog" en "Noordzeekustzone".

6.4.    Zoals hiervoor onder 6.3 weergegeven is de raad bij de beoordeling van de vraag of het plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitgegaan van de ter plaatse aanwezige bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf met landbouwgronden, inclusief de daar aanwezige bedrijfswoning. De Afdeling stelt, onder verwijzing naar de onder 6.2 genoemde jurisprudentie, vast dat er weliswaar rekening gehouden diende te worden met de landbouwgronden en daarbij behorende bebouwing, maar niet met de bedrijfswoning. De raad heeft dan ook terecht rekening gehouden met de planologisch legale situatie, maar niet met de feitelijke situatie waarin de bedrijfswoning al geruime tijd leeg stond. Hierbij acht de Afdeling van belang dat de raad en Nesproject B.V. tijdens de zitting desgevraagd te kennen hebben gegeven dat de agrarische bedrijfswoning leeg stond maar wel gebruiksklaar was. De omstandigheid dat tijdens de zitting door Nesproject B.V. is toegelicht dat het gebruik van de bedrijfswoning is gestaakt met het oog op het mogelijk maken van de hotelontwikkeling, neemt niet weg dat het gebruik van de bedrijfswoning al ten tijde van de stikstofberekening van 16 oktober 2019 was gestaakt.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat in het natuuronderzoek niet is uitgegaan van de feitelijke, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan als referentiesituatie voor de beoordeling van de vraag of het plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

De conclusie van het natuuronderzoek dat het plan leidt tot een afname van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied vanwege de omzetting van landbouwgrond en een bedrijfswoning naar natuur en de ontwikkeling van een gasloos hotel is alleen al daarom op onjuiste uitgangspunten gebaseerd en kan niet worden gedragen door de berekeningen die daaraan ten grondslag zijn gelegd. Het standpunt van de raad dat geen passende beoordeling nodig is, kan op grond hiervan niet worden gevolgd. De verwijzing tijdens de zitting van Nesproject B.V. naar de uitspraken van de Afdeling van 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2318 (Logistiek Park Moerdijk) en 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:69 (Logtsebaan) leiden, gelet op de onder 6.2 genoemde jurisprudentie, ook niet tot een andere conclusie. De door Nesproject B.V. alsnog ingebrachte geactualiseerde Aerius-berekening van Van Dun Advies van 4 mei 2022 leidt ook niet tot een ander oordeel, alleen al omdat ook in dit rapport niet is uitgegaan van de juiste referentiesituatie. Voor de beoordeling van de vraag of het plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied is in dat rapport namelijk ook ten onrechte rekening gehouden met de ter plaatse aanwezige bedrijfswoning.

Het betoog slaagt in zoverre.

6.5.    Wat betreft het betoog van Vereniging het Zijper Landschap dat de mogelijkheid bestaat dat het voorziene hotel niet gasloos zal worden gebouwd, overweegt de Afdeling onder verwijzing naar de uitspraak van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, onder 18.1, als volgt. De Afdeling is van oordeel dat de raad ervan heeft mogen afzien om in het plan vast te leggen dat het hotel zonder gasaansluiting zal worden gerealiseerd. Het is een reëel en aannemelijk uitgangspunt dat het hotel in het plangebied zonder gasaansluiting zal worden gebouwd. Per 1 juli 2018 is de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) in werking getreden. Op grond van deze wet zullen nieuwbouwprojecten in beginsel gasloos gebouwd worden en is de aansluitplicht vervallen.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

Soortenbescherming

7.       Vereniging het Zijper Landschap betoogt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de ontwikkeling op de ter plaatse en in de omgeving voorkomende flora en fauna. Volgens haar is de inventarisatie van de rugstreeppad in het rapport "Nader onderzoek beschermde soorten, Helmweg 10, Groote Keeten" van Bügel Hajema van 28 juli 2020 (hierna: het nader onderzoek) niet in overeenstemming met het soortenprotocol voor de rugstreeppad van het Netwerk Groene Bureaus, omdat er bij twee van de drie veldbezoeken te vroeg op de dag is geïnventariseerd. Ook kan volgens Vereniging het Zijper Landschap niet zonder nadere onderbouwing worden geconcludeerd dat de Wnb niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat, aangezien er acht jaarrond beschermde nestplaatsen van de huismus verloren gaan als gevolg van het plan waarvoor nog een ontheffing verleend dient te worden. Verder volgt volgens Vereniging het Zijper Landschap niet duidelijk uit het ecologisch onderzoek of essentieel foerageergebied voor de gierzwaluw verloren gaat in het plangebied.

7.1.    Bij de voorbereiding van het plan is onderzoek verricht naar beschermde flora en fauna. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Advies Natuurwaarden Helmweg 10 Callantsoog" van Bügel Hajema van 21 maart 2019. Uit dit advies komt naar voren dat in de te slopen bebouwing binnen het plangebied mogelijk jaarrond beschermde nest- of verblijfplaatsen van de huismus, de gierzwaluw en van vleermuizen aanwezig zijn. Om te bepalen of deze soortgroepen aanwezig zijn is aanvullend onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan staan beschreven in het onder 7 genoemde nader onderzoek.

De raad stelt zich op het standpunt dat uit de verrichte natuuronderzoeken blijkt dat de Wnb niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat. De raad stelt dat niet wordt verwacht dat de ontheffing voor de huismus op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb niet zal worden verleend. Ook stelt de raad dat de Wnb niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

7.2.    Wat betreft de aspecten flora en fauna is een regeling neergelegd in de Wnb. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Maar de raad mag het plan niet vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

7.3.    De Afdeling ziet in wat Vereniging het Zijper Landschap aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de onder 7.1 genoemde onderzoeken zodanige gebreken of leemten bevatten dat de raad zich bij het vaststellen van het plan hier niet op heeft mogen baseren. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad onder verwijzing naar het nader onderzoek heeft toegelicht dat er in het plangebied geen voortplantingsbiotoop of leefgebied van de rugstreeppad, nesten van de gierzwaluw of de kerkuil of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding aan deze toelichting te twijfelen. De Afdeling stelt daarnaast vast dat er geen sprake is van een verbodsovertreding in het kader van de Wnb ten aanzien van rugstreeppad, gierzwaluw, kerkuil of vleermuizen. Een ontheffing van de Wnb voor deze soorten is daarom niet nodig.

De raad heeft verder toegelicht dat de rugstreeppad tijdens de inventarisatierondes, ook al tijdens zonsondergang, in de directe omgeving van het plangebied is beluisterd, maar niet binnen het plangebied is waargenomen. Op grond hiervan heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat, mede gelet op de geschikte weersomstandigheden tijdens het onderzoek en ondanks het vroegere tijdstip van twee van de drie veldbezoeken dan protocollair voorgeschreven, er in het nadere onderzoek van uit kon worden gegaan dat in het plangebied geen rugstreeppadden aanwezig waren. Vanwege de aanwezigheid van rugstreeppadden in de nabijheid van het plangebied is overigens wel aanbevolen om ervoor te zorgen dat het plangebied in de periode van de werkzaamheden niet toegankelijk is voor de rugstreeppad.

Wat betreft jaarrond beschermde nesten van de huismus vermeldt het nader onderzoek dat er bij de veldbezoeken in april 2020 acht nesten in het plangebied zijn aangetroffen. Voor het verwijderen van de nesten moet een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb worden aangevraagd. Het nader onderzoek vermeldt dat in de directe omgeving tijdelijke verblijfplaatsen zijn te realiseren en dat permanente voorzieningen voor de huismus in de nieuwbouw opgenomen kunnen worden. Ook vermeldt het nader onderzoek de mogelijkheid om de planning van de sloop van de bebouwing af te stemmen op de optimale periode. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat niet is te verwachten dat de ontheffing niet zal worden verleend.

Wat betreft gierzwaluwen vermeldt het nader onderzoek dat er in het plangebied geen foeragerende gierzwaluwen zijn waargenomen. Op basis hiervan kan volgens het nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plangebied geen essentieel onderdeel van het foerageergebied van de gierzwaluw is. De Afdeling ziet geen aanleiding aan deze toelichting te twijfelen.

Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

Maatschappelijk draagvlak

8.       Vereniging het Zijper Landschap betoogt tot slot dat geen maatschappelijk draagvlak bestaat voor de met het plan voorziene ontwikkeling.

8.1.    De Afdeling overweegt dat de enkele omstandigheid dat onder een deel van de omwonenden geen draagvlak zou bestaan voor het bestreden plan, geen grondslag kan vormen voor het oordeel dat het bestreden besluit niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1702). Het gestelde ontbreken van draagvlak kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden plan.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.       Gelet op wat hiervoor onder 3.6, 4.3 en 6.4 is overwogen, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, het ten onrechte geen toepassing geven aan de Omgevingsverordening en wegens strijd met de artikelen 2.7, eerste lid, en 2.8, eerste lid, van de Wnb.

10.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schagen van 29 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Helmweg 10 te Groote Keeten";

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Schagen tot vergoeding van bij Vereniging het Zijper Landschap in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.561,78;

IV.      gelast dat de raad van de gemeente Schagen aan Vereniging het Zijper Landschap het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. H.C.P. Venema en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

w.g. Helder
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022

374-928