Uitspraak 202200533/5/A3


Volledige tekst

202200533/5/A3.
Datum uitspraak: 13 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verband met een verzoek voor opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 januari 2022 in zaak nr. 202200533/3/A3 getroffen voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:

[verzoeker] handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Beverwijk,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 12 januari 2022 in zaak nr. 21/2612 en 21/2614 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

de burgemeester van Beverwijk.

Openbare zitting gehouden op 13 juli 2022 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter

griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken

Verschenen:

[verzoeker], bijgestaan door mr. H. Elmas, advocaat te Zaandam;

de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.M. Pierik, advocaat te Hoofddorp, en M. Bos.

Het hoger beroep zich tegen de uitspraak van 12 januari 2022 van de rechtbank Noord-­Holland. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

wijst het verzoek af.

Gronden:

De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft bij de uitspraak van 3 maart 2022 overwogen dat hij aannemelijk acht dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de burgemeester de exploitatievergunning mocht intrekken. Daarom heeft hij de bij uitspraak van 26 januari 2022 door de voorzieningenrechter van de Afdeling getroffen voorlopige voorzieningen opgeheven en bepaald dat de coffeeshop van [verzoeker] met ingang van 31 maart 2022 gesloten moet zijn.

Nadat de rechtbank Noord-Holland in haar uitspraak van 21 juni 2022 zijn beroepen tegen besluiten van de inspecteur van de Belastingdienst gegrond heeft verklaard, heeft [verzoeker] bij de voorzieningenrechter een verzoek ingediend om de voorlopige voorziening, als gevolg waarvan hij de coffeeshop heeft moeten sluiten, op te heffen. Volgens hem bestaat er na de uitspraak over zijn belastingaangiftes geen grond meer om de exploitatievergunning in te trekken.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of nog voldoende grond bestaat om de exploitatievergunning in te trekken, gezien wat op de zitting is gesteld door beide partijen, nader onderzoek nodig is. Dat onderzoek kan beter in de bodemzaak worden gedaan. De voorzieningenrechter zal om die reden niet de eerder getroffen voorziening, waardoor de coffeeshop is gesloten, opheffen. De voorzieningenrechter ziet in de uitspraak van de rechtbank van 21 juni 2022 wel aanleiding om de behandeling van de zaak door de bodemrechter te bespoedigen. De bodemzaak zal daarom door de Afdeling worden behandeld op 7 september 2022 om 10:00 uur.

w.g. Polak
voorzieningenrechter

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

290