Uitspraak 202202693/2/R4


Volledige tekst

202202693/2/R4.
Datum uitspraak: 7 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Lopik,

en

de raad van de gemeente Lopik

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2022 heeft de raad van de gemeente Lopik het bestemmingsplan "Salmsteke Uiterwaard" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter binnen de beroepstermijn verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 juni 2022, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde] en de raad, vertegenwoordigd door mr. H. Doornhof, advocaat te Amsterdam, en R.P. van Oosten, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       De achtergrond van de vaststelling van het plan vormt de aanpak van de Lekdijk tussen Amerongen en Schoonhoven. De Lekdijk voldoet niet meer aan de wettelijke veiligheidseisen. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is daarom het project "Sterke Lekdijk" gestart. Dit project bestaat uit zes deelprojecten, waarvan het project "Salmsteke Ontkiemt!" één van de deelprojecten is. Dit deelproject omvat de gebiedsontwikkeling waarin zowel de doelstellingen voor de dijk als voor de uiterwaard zijn verdisconteerd. De Lekdijk grenst aan het recreatiegebied Salmsteke, in de Uiterwaard. Sinds 2015 werken het Recreatieschap Stichtse Groenlanden, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Rijkswaterstaat, de Provincie Utrecht, de gemeente Lopik en Staatsbosbeheer samen aan de ontwikkeling van de uiterwaard grenzend aan de dijk. Het nu voorliggende plan gaat uitsluitend over de uiterwaard.

3.       In samenhang met het vaststellen van het plan is onder meer een watervergunning verleend en is een projectplan vastgesteld. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 10 maart 2022 een watervergunning verleend aan het recreatieschap voor het maken en behouden van een zwemplas met bijbehorende voorzieningen in de uiterwaard. Ook heeft de minister op dezelfde datum het projectplan Waterwet "Uiterwaard Lekdijk, Salmsteke" vastgesteld, voor het realiseren van een Kader Richtlijn Water-geul, kleiputten en moeras in de dijkvoetzone in de uiterwaard. [verzoeker], die vreest voor wateroverlast bij zijn woning, heeft tegen deze beide besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank en tevens, ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen, om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft deze verzoeken bij uitspraak van 13 juni 2022 afgewezen ( zaaknummers: UTR 22/1832 en 22/1838).

De ontwerpopgave voor het plan bestaat uit drie elementen, namelijk recreatie en veilig zwemwater (zwemplas c.a.) , het element natuur, waarbij onder meer een Kaderrichtlijn Water-geul (hierna: KRW-geul) in de vorm van een getijdengeul moet worden verwezenlijkt en het element infrastructurele voorzieningen (parkeerplaatsen, wandelroutes e.d.). Omdat deze opgaven niet of niet geheel passen in het vigerende bestemmingsplan "Uiterwaarden 2013", heeft de raad het plan vastgesteld.

Het verzoek

4.       [verzoeker] woont aan de [locatie], in Lopik, ten noorden van het plangebied. [verzoeker] is bezorgd over het aanleggen van de KRW-geul, die volgens hem op ongeveer 100 meter van zijn woning zal worden aangelegd. Ter zitting heeft [verzoeker] zijn zorgen toegelicht door aan te geven dat de weerstand van de bodem zonder kleilaag na de aanleg van deze geul nog minder zal worden dan nu het geval is. Hierdoor zal een toename van wateraanvoer richting het achterland plaatsvinden en daardoor kan sprake zijn van een hogere grondwaterstand ter plaatse van de woning van [verzoeker]. Gelet hierop vreest [verzoeker] voor wateroverlast onder en rondom zijn woning en garage. Ook heeft [verzoeker] aangevoerd dat door het aanleggen van de KRW-geul een risico ontstaat voor piping, omdat de kruipruimte rechtstreeks in verbinding staat met de eerste zandlaag. Ter zitting heeft [verzoeker] verder aangevoerd dat hij er niet gerust op is dat het Hoogheemraadschap het plangebied zal monitoren op eventuele gevaren in de waterhuishouding. Volgens [verzoeker] heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dat het bestemmingsplan geschorst wordt zodat niet met de aanleg van de KRW-geul kan worden begonnen en op die manier onomkeerbare gevolgen kunnen worden voorkomen.

5.       Omdat deze procedure zich, mede vanwege het vereiste nadere onderzoek in de bodemprocedure, minder goed leent voor de beoordeling van de door [verzoeker] in beroep aangevoerde gronden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het voorliggende verzoek te beoordelen aan de hand van een belangenafweging.

6.       Het belang van [verzoeker] is daarin gelegen dat hij vreest dat er schade in de vorm van wateroverlast bij zijn woning en in zijn tuin zal ontstaan als de werkzaamheden worden uitgevoerd. Het belang van de raad is er in gelegen om in de uiterwaard een impuls te geven aan een samenhangende ontwikkeling van natuur en recreatie. De voorziene getijdengeul heeft tot doel een impuls te geven aan de natuurontwikkeling en biedt daarnaast de mogelijkheid om te voldoen aan de doelstellingen van de KRW. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [verzoeker] minder zwaar weegt dan het belang van de raad bij de inwerkingtreding van het plan. Hierbij neemt de voorzieningenrechter allereerst in aanmerking dat de raad ter zitting heeft aangegeven dat de gevolgen van de aanleg van de KRW-geul voor de waterhuishouding uitvoerig zijn onderzocht. Daarbij heeft de raad gewezen op aanvullend onderzoek dat specifiek is uitgevoerd naar de kans op wateroverlast en piping onder de woning van [verzoeker]. Dit onderzoek is neergelegd in het rapport ‘Geohydrologische beschouwing aanleg KRW-geul [locatie]’ van 23 mei 2022. Ter zitting heeft [verzoeker] weliswaar gewezen op enkele tekortkomingen die zijns inziens aan het rapport kleven. Van de kant van de raad is echter gemotiveerd dat en waarom het rapport een deugdelijke basis vormt voor de conclusie dat ten gevolge van het plan geen significante negatieve effecten te verwachten zijn ter plaatse van de woning. Daarnaast zal, zoals nader toegelicht door de raad, monitoring plaatsvinden door het Hoogheemraadschap waarbij ook regelmatig metingen worden uitgevoerd. De raad heeft bovendien aangegeven dat tijdig kan worden ingegrepen voor het geval onvoorziene effecten optreden. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat de aanleg van de KRW-geul is voorzien in het projectplan van de minister van Infrastructuur en Waterstaat en dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland bij uitspraak van 13 juni 2022 dit projectplan niet heeft geschorst. In dat kader heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank geoordeeld dat het belang van dijkversterking en gebiedsontwikkeling van de uiterwaarden zwaarder weegt dan het belang van [verzoeker]. Daarbij heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank betrokken dat in de besluitvorming over het projectplan de nodige aandacht is geschonken aan de zorgen van [verzoeker].

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter na weging van de betrokken belangen geen aanleiding om het besluit van 8 maart 2022 te schorsen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Vermeulen

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2022

700-972