Uitspraak 202104021/1/R2


Volledige tekst

202104021/1/R2.
Datum uitspraak: 29 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Oud Gastel, gemeente Halderberge,

appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van Halderberge,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 heeft het college het wijzigingsplan "Wildertstraat ong. naast nr. 10, Oud Gastel" vastgesteld (hierna: het wijzigingsplan).

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

Bij besluit van 5 april 2022 heeft het college het wijzigingsplan "Wildertstraat ong. naast nr. 10, Oud Gastel" opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2022, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.J.S. Spanjersberg, advocaat te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Timmermans en M.S.I. Vereecken, zijn verschenen.

Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B], initiatiefnemers, bijgestaan door mr. P.M.J. de Haan, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van het bestemmingsplan "Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge" (hierna: het moederplan) ter plaatse van de Wildertstraat naast nummer 10 om een woning te realiseren.

Op grond van het moederplan geldt ter plaatse de bestemming "Agrarisch met waarden-Landschapswaarden" met voor zover van belang de gebiedsaanduiding "overige zone-bebouwingsconcentraties".

Het college heeft het wijzigingsplan vastgesteld met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid die het moederplan in artikel 38.3 van de planregels aan het college toekent. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat het college bevoegd is om onder andere de bestemming "Agrarisch met waarden-Landschapswaarden" te wijzigen in "Wonen" met de aanduiding "specifieke vorm van wonen-ruimte-voor-ruimte woning" met inachtneming van de regels onder a tot en met i van artikel 38.3.

In het wijzigingsplan is, voor zover van belang, aan de gronden de bestemming "Wonen" toegekend met de aanduiding "specifieke vorm van wonen-ruimte-voor-ruimte woning". Hierdoor is de realisatie van 1 woning toegestaan.

Het college heeft het herstelbesluit vastgesteld om de bestemming "Wonen" volledig binnen de aanduiding "overige zone-bebouwingsconcentraties" te brengen.

[appellante] woont tegenover het plangebied aan de [locatie] en verzet zich tegen het plan, omdat het haar uitzicht aantast.

2.       Het herstelbesluit wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De Afdeling zal eerst het beroep van [appellante]  tegen het herstelbesluit beoordelen en vervolgens bezien of er nog belang bestaat bij een beoordeling van het beroep tegen het wijzigingsplan van 4 mei 2021.

Toetsingskader

3.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.

Goede procesorde

4.       Het college stelt zich op het standpunt dat de door [appellante] voor het eerst ter zitting naar voren gebrachte beroepsgronden over evidente privaatrechtelijke belemmeringen, het onvoldoende meewegen van de belangen van [appellante] in relatie tot de inmiddels verleende omgevingsvergunning, stank, overlast door dierengeluid en kindergeluid, milieuwinst en de maximale bouwhoogtes van bouwwerken, wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten.

4.1.    Behalve in geschillen waarin de wet het niet toestaat, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.

Naar oordeel van de Afdeling is dat in dit geval aan de orde. Gelet op de veelheid aan nieuwe betogen en het late tijdstip waarop deze naar voren zijn gebracht, hebben het college en initiatiefnemer hier niet adequaat op kunnen reageren. [appellante] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk was de ter zitting van de Afdeling aangevoerde gronden eerder naar voren te brengen. De bovenvermelde beroepsgronden dienen derhalve wegens strijd met de goede procesorde bij de beoordeling van het hoger beroep buiten beschouwing te worden gelaten.

Wijzigingsvoorwaarden

5.       Artikel 38.3 van de planregels van het moederplan luidt: "Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte woning', met in achtneming van de volgende regels:

a. de wijziging is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoeklocatie ruimte-voor-ruimte';

b. er mag een woning worden opgericht waarbij er geen sprake hoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning;

c. er dient sprake te zijn van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse de bouw van een woning op passende locaties toe te staan. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in 2005;

d. er wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Halderberge zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Halderberge;

e. er dient aannemelijk te zijn dat de woning past in de omgeving en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit gelet op de ligging en situering, de goot- en bouwhoogte, kapvorm en richting, vormgeving en materiaal gebruik, de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied en de grootte van het perceel;

f. de woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

g. de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;

h. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant, zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien gekozen wordt voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.

i. de inhoud van de ruimte-voor-ruimte woning mag maximaal 1.500 m3 bedragen."

5.1.    [appellante] betoogt dat een deel van de gronden met de bestemming "Wonen" en de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen-ruimte-voor-ruimte woning" buiten de gronden met de gebiedsaanduiding "Overige zone- bebouwingsconcentraties" uit het moederplan zijn gelegen. Dit is in strijd met artikel 38.3, aanhef en onder a, van de planregels van het moederplan. [appellante] vreest voor een verdere aantasting van haar uitzicht als er buiten de gronden met de aanduiding "Overige zone-bebouwingsconcentraties" wordt gebouwd.

Nu het bestemmingsvlak "Wonen" deels is gelegen buiten de gebiedsaanduiding "Overige zone-bebouwingsconcentraties" wordt ook niet voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde onder d, omdat in de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Halderberge vastgesteld door de raad op 24 september 2009 (hierna: Gebiedsvisie), is aangegeven dat de ruimte-voor-ruimte woningen alleen toegestaan zijn in gebieden met de aanduiding bebouwingsconcentratie.

Ook is het plan in strijd met de wijzigingsvoorwaarde onder e, omdat de woning niet past in de omgeving gelet op de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied. De voorziene woning ligt aan de overzijde van de woning van [appellante] en zij heeft zicht op de voorzijde van de voorziene woning. Volgens [appellante] verdwijnt door de voorziene woning de openheid en het weidse uitzicht.

5.2.    Het college stelt dat in het herstelbesluit is geregeld dat het bestemmingsvlak "Wonen" zich geheel binnen de gebiedsaanduiding "overige zone-bebouwingsconcentratie" bevindt.

Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat de woning landschappelijk wordt ingepast waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezige landschapselementen en waarbij aandacht wordt geschonken aan de bestaande zichtassen. De zichtas zoals opgenomen in de Gebiedsvisie wordt behouden.

5.3.    De Afdeling stelt vast dat in het herstelbesluit de gronden met de bestemming "Wonen" volledig vallen binnen de gronden met de gebiedsaanduiding "overige zone-bebouwingsconcentraties" uit het moederplan. Hieruit volgt dat wordt voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde onder a, van artikel 38.3.

Daarnaast stelt de Afdeling vast dat de aanduiding "overige zone-bebouwingsconcentratie" in het moederplan overeenkomt met de grenzen van de bebouwingsconcentratie "Kuivezand" in de Gebiedsvisie. In deze Gebiedsvisie is bepaald dat alleen binnen die concentraties ruimte is voor niet aan het buitengebied gebonden activiteiten, zoals burgerwoningen. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellante] aanvoert geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarde onder d, van artikel 38.3.

In het landschappelijk inpassingsplan is uiteengezet dat het gebied valt binnen het landschap Kuivezand-Heinsberg, dat zich kenmerkt door halfopen landschap met houtwallen, dichte bossages, laanbeplanting en boomkwekerijen. Het open gedeelte bestaat uit uitzicht op het zeekleilandschap. Dit contrast wordt behouden door enerzijds lage beukenhagen met een maximale hoogte van 1,5 m en fruitbomen en leilindes aan de voorzijde en gedeeltelijk aan de noordzijde en anderzijds door het behoud van de doorzichten naar de achtertuin met een schapenhekwerk aan de noord- en oostzijde. Gelet hierop ziet de Afdeling in het betoog van [appellante], geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet aannemelijk heeft kunnen achten dat de woning past in de omgeving. Er is dan ook geen sprake van strijd met artikel 38.3, onder e, van de planregels uit het moederplan.

Uit het bovenstaande volgt dat van de gestelde strijd met de wijzigingsvoorwaarden onder a, d en e van artikel 38.3 van de planregels geen sprake is en het college toepassing heeft mogen geven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 38.3 van de planregels van het moederplan.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het beroep, voor zover het is gericht tegen het herstelbesluit, is ongegrond.

Nu het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond is, is het wijzigingsplan van 4 mei 2021 vervangen door het herstelbesluit van 5 april 2022. Daarom komt aan het wijzigingsplan geen betekenis meer toe. Onder deze omstandigheden, en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellante] geen belang meer heeft bij een inhoudelijke bespreking van haar beroep voor zover het is gericht tegen het wijzigingsplan.

Proceskosten

7.       Nu het college met het herstelbesluit is tegemoetgekomen aan het beroep van [appellante], ziet de Afdeling in de omstandigheden van het geval aanleiding het college op navolgende wijze te veroordelen in de proceskosten en om het college te gelasten het door [appellante] betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellante] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Halderberge van 4 mei 2021, waarbij het wijzigingsplan "Wildertstraat ong. naast nr. 10, Oud Gastel" is vastgesteld, niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het beroep van [appellante] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Halderberge van 5 april 2022, waarbij het wijzigingsplan "Wildertstraat ong. naast nr. 10, Oud Gastel" is vastgesteld, ongegrond;

III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Halderberge tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1518,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Halderberge aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Jansen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022

429-932