Uitspraak 202103746/1/R2


Volledige tekst

202103746/1/R2.
Datum uitspraak: 29 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te ’s-Hertogenbosch,

appellanten,

en

1.       de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,

2.       het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan “Noord, Klokkenlaan 2" gewijzigd vastgesteld.

Bij besluit van 21 april 2021 heeft het college aan Stichting Zayaz een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 63 appartementen en 32 zorgwooneenheden en het realiseren van een uitweg aan de Klokkenlaan 2 te ’s-Hertogenbosch.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).

Tegen deze besluiten hebben [appellant A], [appellant B] en [appellant C] beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2022, waar [appellant A], [appellant B] en [appellant C], bijgestaan door mr. R.E. Wannink, advocaat te Berlicum, en de raad en het college, vertegenwoordigd door P.H.F.M. van Dongen en mr. C.C.A.M. Leermakers, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Wooncorporatie Zayaz, vertegenwoordigd door ing. T.H.J.A. Beks, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in drie appartementengebouwen met in totaal 63 wooneenheden en een vierde gebouw dat is gesitueerd in het noorden van het plangebied met de bestemming "Maatschappelijk". Het plan voorziet in dit gebouw in 32 zorgwooneenheden voor begeleid wonen ten behoeve van de zorgorganisatie Philadelphia. Volgens de raad is de locatie al langere tijd in beeld voor herontwikkeling. Het voormalig onderwijscomplex bestaande uit een basisschool en kinderopvang zijn niet meer als zodanig in gebruik en staan al langere tijd leeg en worden gesloopt. Met de gecoördineerde besluiten is de nieuwe ontwikkeling bestemd en vergund.

Het plangebied betreft het perceel aan de Klokkenlaan 2 te ’s-Hertogenbosch. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het appartementengebouw "de Klokhoek", aan de oostzijde aan de Klokkenlaan, aan de zuidzijde aan de Hambakendreef en aan de westzijde aan de achtertuinen van de eengezinswoningen aan de Eerste Hambaken.

[appellant A] woont aan de [locatie 1] te ’s-Hertogenbosch ten westen van het plangebied. [appellant B] en [appellant C] wonen aan de [locatie 2] en [locatie 3] te ’s-Hertogenbosch ten oosten van het plangebied. Zij vrezen dat door de appartementengebouwen hun woon- en leefklimaat wordt aangetast.

2.       De Stichting Zayaz (woningcorporatie) is de initiatiefnemer van het plan.

3.       Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Wijze van toetsen

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroepsgronden

Bestemmingsplan

Woon- en leefklimaat

5.       [appellant A], [appellant B] en [appellant C] vrezen als gevolg van het plan voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij vrezen voor aantasting van hun privacy, uitzicht en een verslechtering van het akoestisch klimaat door de (appartementen)gebouwen met hoogten tot 19 m en de mogelijkheden op de gronden met de bestemming "Verkeer" achter en langs hun woningen. Zij stellen dat er een massaal aaneengesloten bebouwingsfront ontstaat dat zal leiden tot weerkaatsing van verkeersgeluid. Door de bestemming "Verkeer", waarin de ontsluitingsweg komt te liggen, zal de akoestische situatie verslechteren. Ook vrezen zij dat de toename van het aantal verkeers- en parkeerbewegingen als gevolg van de planontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tevens vrezen [appellant A], [appellant B] en [appellant C] dat de lichtinval en het zonlicht in hun woningen door het plan zullen verminderen.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het plangebied als gevolg van het plan niet onevenredig zal worden aangetast. De raad stelt dat de voorgenomen gebouwen weliswaar hoger zijn dan de bebouwing die het voorgaande bestemmingsplan toeliet, maar dat de oppervlakte van de bebouwing afneemt van ongeveer 45.000 m3 naar ongeveer 33.883 m3 . Verder blijven delen van het perceel rond de gebouwen en langs de weg onbebouwd en is aan deze gronden een groenbestemming toegekend die grotendeels ook daadwerkelijk met groen worden ingevuld. Daardoor ontstaan er groene doorkijken tussen de bouwblokken.

De raad stelt dat het voorgaande bestemmingsplan een aaneengesloten frontbebouwing langs de Klokkenlaan toeliet, dat eventueel weerkaatsing van verkeersgeluid zou kunnen veroorzaken. Het plan laat geen aaneengesloten bebouwing toe. Er wordt tussen de bebouwing en langs de weg veel beplanting toegevoegd, mede in de vorm van bomen en er is bovendien al veel bestaande beplanting feitelijk aanwezig. Deze beplanting voorkomt reflectie van verkeersgeluid. Als er al weerkaatsing van verkeersgeluid via de bebouwing zou plaatsvinden, is deze, gelet op de afstand tussen de nieuw te realiseren bebouwing en de woningen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C], alsmede door de al aanwezige - en de nog aan te leggen beplanting in deze tussenruimte, zeer gering. De eventuele reflectie van geluid zal niet dusdanig zijn dat dit tot een onaanvaardbare situatie voor [appellant A], [appellant B] en [appellant C] zal leiden.

De meeste ramen en balkons in de vergunde gebouwen zijn zo geplaatst dat deze niet uitkijken op de omliggende woonpercelen, aldus de raad. Er is in de omgeving al veel bebouwing aanwezig, ook hogere bebouwing. Verder wijst de raad op de grote afstanden tussen de gronden binnen het plangebied en de percelen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C]. De gronden met de bestemming "Verkeer", waar een weg wordt aangelegd voor de verkeersafwikkeling, liggen niet achter of langs de percelen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] en de afstanden zijn zo groot dat het niet aannemelijk is dat hierdoor een aantasting van het woon- en leefklimaat ontstaat in de vorm van geluidhinder. Er zijn verder twee aansluitingen op de Klokkenlaan en de Hambakendreef, zodat spreiding van de door het plan gegenereerde 424 motorvoertuigbewegingen per etmaal plaatsvindt. De raad heeft geen aanleiding gezien om hiernaar een akoestisch onderzoek te laten verrichten.

De raad wijst voor wat betreft de bezonning op een voor het bouwplan uitgevoerde bezonningsstudie die is bijgevoegd als bijlage 1 bij de plantoelichting. Daaruit blijkt dat door de voorgenomen bebouwing geen onaanvaardbare schaduwwerking op omliggende percelen zal ontstaan, aldus de raad.

Voor wat betreft de luchtkwaliteit verwijst de raad naar de plantoelichting. Daarin is aandacht besteed aan de gevolgen van de verkeerstoename die het plan meebrengt voor de luchtkwaliteit. In de plantoelichting staat dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.2.    Het plan voorziet in drie appartementengebouwen. Aan de gronden ter plaatse van deze gebouwen is de bestemming "Wonen" toegekend en de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m) = 13" dat 4 bouwlagen mogelijk maakt. Voor het meest zuidelijk gelegen appartementengebouw geldt de aanduiding "maximum bouwhoogte (m) = 19" dat 6 bouwlagen mogelijk maakt. Verder zijn aan deze gronden de aanduidingen "maximum aantal wooneenheden = 18" en voor het meest zuidelijk gelegen appartementengebouw "maximum aantal wooneenheden = 27" toegekend. Het plan voorziet verder in een vierde gebouw, dat is gesitueerd in het noorden van het plangebied. Aan deze gronden is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend en de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m) = 13" dat 4 bouwlagen mogelijk maakt en "maximum aantal wooneenheden = 32". Op gronden in het westen van het plangebied rust de bestemming "Verkeer". Hier zal een weg worden aangelegd ter ontsluiting van het verkeer op de Klokkenlaan en de Hambakendreef. De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In artikel 1.33. van de planregels staat wat onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan. Dit komt overeen met hetgeen in het voorgaande bestemmingsplannen "Noord" en "Noord, 1e herziening" op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" mogelijk was. Op grond van de planregels zijn binnen het bouwblok met de bestemming "Maatschappelijk" maximaal 32 wooneenheden voor begeleid wonen op het gebied van de gezondheidszorg toegestaan. De kortste afstand tussen de percelen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] en de appartementengebouwen is respectievelijk ongeveer 53, 38 en 41 m. Het appartementengebouw waar [appellant B] en [appellant C] direct op uitkijken wordt 13 m hoog. De bebouwing van 19 m is op respectievelijk ongeveer 50 m en 43 m van de woonpercelen van [appellant B] en [appellant C] geprojecteerd. Tussen het plangebied en de woningen van [appellant B] en [appellant C] liggen de Klokkenlaan, groen en een watergang. De woning van [appellant A] staat haaks op het plangebied en er liggen woningen tussen zijn woning en het plangebied. Het gebouw met de bestemming "Maatschappelijk" ligt op een afstand van respectievelijk ongeveer 90, 70 en 80 m van de percelen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C]. Tussen en rond de appartementengebouwen en langs de wegen liggen ruime vlakken met de bestemming "Groen". De gronden met de bestemming "Verkeer" liggen op een afstand van ongeveer 25 m van het perceel van [appellant A]. De afstand tot de percelen van [appellant B] en [appellant C] tot de gronden met de bestemming "Verkeer" bedraagt ongeveer 80 m en tussen hun woningen en deze gronden liggen gebouwen in het plangebied.

5.3.    De Afdeling acht aannemelijk dat het uitzicht, de privacy en het akoestisch klimaat voor omwonenden enigszins veranderen nu in de bestaande, feitelijke situatie ter plaatse van de voorziene (appartementen)gebouwen een voormalig onderwijscomplex aanwezig was bestaande uit een basisschool en kinderopvang. Die gebouwen kenden feitelijk een hoogte van circa 4 tot 6,5 m. Planologisch is er ook sprake van enige verandering, omdat het voorheen geldende bestemmingsplan bebouwing tot maximaal 10 m hoogte toestond. Het voorliggende plan kent maximale bouwhoogtes van 13 m, respectievelijk 19 m. Zij ziet in het aangevoerde echter, gelet ook op de in 4.3 vermelde afstanden, bouwhoogten en gebruiksmogelijkheden geen aanleiding voor het oordeel dat de vermindering van het uitzicht, de afgenomen privacy en de verandering van het akoestisch klimaat als gevolg van de realisatie van de (appartementen)gebouwen en de mogelijkheden ter plaatse van de bestemming "Verkeer" zodanig zullen zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Hierbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat het plangebied binnen stedelijk gebied ligt en in de omgeving veel woningen aanwezig zijn en ook hogere bebouwing aanwezig is. De maximale hoogten van 13 m en in geval van1 gebouw 19 m zijn in deze stedelijke omgeving uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet onaanvaardbaar en de afstanden tot de woningen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] tot de voorziene bebouwing en de verkeersbestemming zijn ruim. Van een massaal aaneengesloten bebouwingsfront zal geen sprake zijn, omdat er tussen en rond de appartementengebouwen grote vlakken liggen met de bestemming "Groen" waar groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fiets- en voetpaden en langzaam verkeer en speelvoorzieningen kunnen komen. Voorts liggen de (appartementen)gebouwen haaks op de Klokkenlaan, met de zijgevel naar deze laan gericht en ontstaat ook daarom geen massaal aaneengesloten bebouwingsfront. De vrees voor overlast ten gevolge van een aaneengesloten bebouwingsfront, ook in de vorm van de gevreesde reflectie van geluid, is daarom niet aannemelijk gemaakt. Voor wat betreft de inbreuk op de privacy door inkijk overweegt de Afdeling dat, zoals de raad ook heeft aangegeven, de meeste balkons van de gebouwen zo zijn geplaatst dat deze niet uitkijken op de omliggende woonpercelen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C]. Aan de voor- en achtergevel van de appartementengebouwen zijn vlakken met de aanduiding "sba-balkon" toegekend. Aan de zijgevel van de (appartementen)gebouwen waar [appellant B] en [appellant C] op uitkijken kunnen geen balkons komen. Aan de zijgevels die zijn gericht naar de woning van [appellant A] kunnen enkele balkons komen.

5.4.    Wat betreft de door [appellant A], [appellant B] en [appellant C] betrokken gestelde vermindering van zonlicht en lichtinval is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de te verwachten hinder niet zodanig is dat zij onevenredig in hun woon- en leefklimaat zullen worden aangetast. In dat verband heeft de raad kunnen verwijzen naar de bezonningsstudie die is bijgevoegd als bijlage 1 bij de plantoelichting. Hierin zijn de schaduwstanden op 21 maart (begin lente), 21 juni (langste dag), 21 september (begin herfst) en 21 december (kortste dag) berekend op de tijdstippen 9:00, 12:00, en 16:00 uur. In een eerder stadium, in het kader van de zogeheten omgevingsdialoog, is ook een bezonningsstudie uitgevoerd naar de bezonning op omliggende woonpercelen op 21 oktober, 21 november, 21 december, 21 januari en 21 februari op uiteenlopende tijdstippen. Aan de hand van de studies kan worden bepaald hoe de bezonning op de omliggende percelen door de voorgestelde bebouwing in de loop van het jaar gaat veranderen. De raad heeft het standpunt mogen innemen dat uit de studies blijkt dat de beperkte extra schaduw die er door de nieuwe invulling van het gebied in de wintermaanden op enkele tijdstippen kortstondig optreedt op de omliggende woonpercelen van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] aanvaardbaar is. Hetgeen [appellant A], [appellant B] en [appellant C] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in verband met verminderd zonlicht en afgenomen lichtinval het plan niet had mogen vaststellen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant A], [appellant B] en [appellant C] geen gegevens hebben overgelegd die aan de conclusies in de bezonningstudies doen twijfelen.

5.5.    Wat betreft de door [appellant A], [appellant B] en [appellant C] gevreesde verslechtering van de luchtkwaliteit, overweegt de Afdeling dat in paragraaf 5.5 van de plantoelichting staat dat met behulp van de zogeheten NIBM-tool is bepaald dat de verkeerstoename als gevolg van het plan niet leidt tot een toename van de concentraties NO2 en zwevende deeltjes PM10 van meer dan 1,2 µg/m3. Dit betekent dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder volgt uit de plantoelichting dat de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 ruimschoots beneden de grenswaarden liggen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant A], [appellant B] en [appellant C] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in verband met de gevolgen voor de luchtkwaliteit het plan niet had mogen vaststellen. Het betoog faalt.

5.6.    Gelet op het voorgaande heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat als gevolg van de voorziene bebouwing het woon- en leefklimaat in de omgeving van het plangebied niet onevenredig zal worden aangetast. De betogen slagen niet.

Afwijkingsbevoegdheid

6.       [appellant A], [appellant B] en [appellant C] betogen dat de afwijkingsbevoegdheid in artikel 6.5 van de planregels te ruim is geformuleerd en ten onrechte alleen afhankelijk is van een onevenredige aantasting van de parkeer- en verkeerssituatie.

6.1.    Artikel 6.4.1 van de planregels luidt:

"Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

a. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten die publieksaantrekkend zijn;

b. kamerbewoning."

Artikel 6.4.2 luidt:

"Een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in 6.1 onder b, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

de beroeps- of bedrijfsactiviteit moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie: a. maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen samen mag voor de beroeps- of bedrijfsactiviteit worden gebruikt, tot in totaal 50 m2;

b. de beroeps- of bedrijfsactiviteit moet naar aard, omvang en uitstraling passen in de woonomgeving;

c. de beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet vergunningplichtig zijn volgens artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wabo en niet meldingplichtig volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer;

d. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteit uitoefent, moet bewoner van de woning zijn;

e. horeca en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van beperkte detailhandel als ondergeschikte functie van de beroep- of bedrijfsactiviteit en onder de voorwaarde dat te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met de beroeps- of bedrijfsactiviteit."

Artikel 6.5 luidt:

"a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bepaald in 6.4.2 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie."

6.2.    In artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat in een bestemmingsplan kan worden bepaald dat met inachtneming van de in het plan te geven regels bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels.

Met deze bepaling kan de bevoegdheid worden toegekend op ondergeschikte onderdelen van het plan af te wijken. Een afwijkingsregeling kan alleen gaan over planregels. Niet kan worden afgeweken van de in de verbeelding opgenomen bestemmingen. Toepassing van een afwijkingsregeling mag ook niet het effect hebben dat feitelijk de bestemming van gronden wordt gewijzigd.

6.3.    Aan de afwijkingsbevoegdheid in artikel 6.5 van de planregels is niet alleen de voorwaarde verbonden dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie. Ook alle voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 6.4.2 en die gelden voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die geen publiek aantrekken zijn van toepassing. Derhalve mist de stelling van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] dat de afwijkingsbevoegdheid in artikel 6.5 van de planregels alleen afhankelijk is van een onevenredige aantasting van de parkeer- en verkeerssituatie en daarom te ruim is, feitelijke grondslag. Het betoog slaagt niet.

Parkeren

7.       [appellant A], [appellant B] en [appellant C] stellen dat in de planregels rekening is gehouden met de verkeerde Nota Parkeernormering en dat het plan daarmee rechtsonzeker is.

7.1.    Artikel 8 van de planregels luidt:

"a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.

b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;

c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden."

7.2.    In artikel 8 van de planregels worden nadere regels gesteld voor het parkeren. In artikel 8, onder c, is een dynamische verwijzing opgenomen naar de Nota Parkeernormering. Uit eerdere rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2851, blijkt dat deze wijze van normering ter bepaling van "voldoende parkeergelegenheid", niet rechtsonzeker is. Het betoog slaagt niet.

Verkeersveiligheid

8.       [appellant A], [appellant B] en [appellant C] betogen dat de ontsluiting zorgt voor een verkeersonveilige situatie in verband met de aanwezigheid van een school en een kruispunt.

8.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het plangebied op een veilige manier kan worden ontsloten. De weg in het plangebied wordt aangelegd ter ontsluiting van de parkeerplaatsen voor het complex voor begeleid wonen en de overige woningen. Het plangebied bevat twee ontsluitingen voor gemotoriseerd verkeer op de Hambakendreef en de Klokkenlaan. Niet is bestreden dat de Hambakendreef en de Klokkenlaan voldoende capaciteit hebben om de toegenomen verkeersintensiteiten op te vangen. Tevens heeft de raad toegelicht dat de weg wordt uitgevoerd conform de geldende normen voor een verkeersveilige weginrichting. Daardoor wordt veilig rijgedrag gestimuleerd. Ook de aansluitingen op de Klokkenlaan en de Hambakendreef worden zo uitgevoerd dat er voldoende zicht is op beide wegen. Door het aanbrengen van uitritconstructies kunnen deze ontsluitingen alleen langzaam in of uit worden gereden. De enkele aanwezigheid van een school en een kruispunt in de nabijheid van de ontsluiting aan de Hambakendreef betekent nog niet dat alleen al daardoor sprake is van een verkeersonveilige situatie. Het betoog slaagt niet.

Kamerbewoning

9.       [appellant A], [appellant B] en [appellant C] betogen dat het plan rechtsonzeker is omdat ‘kamerbewoning’ en ‘huishouden’ niet zijn gedefinieerd.

9.1.    De bestemming "Wonen" laat uitsluitend wonen in de vorm van woningen toe. Volgens artikel 1.40 is een woning een complex van ruimten geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. Kamerbewoning is in het bestemmingsplan uitgesloten. Dit is gedaan door in artikel 6.4.1 kamerbewoning als strijdig gebruik op te nemen. Gelijk [appellant A], [appellant B] en [appellant C] betogen, zijn in het plan ‘kamerbewoning’ en ‘huishouden’ niet gedefinieerd. Naar het oordeel van de Afdeling is het plan daardoor echter niet rechtsonzeker. Nu in het plan niet is omschreven wat moet worden verstaan onder ‘één huishouden’ en ‘kamerbewoning’ en de plansystematiek en de plantoelichting ook geen aanknopingspunten bieden, dient aansluiting te worden gezocht bij de betekenis in het algemeen spraakgebruik. In het Van Dale groot woordenboek wordt verstaan onder ‘één huishouden’: "een of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen)." In het Van Dale groot woordenboek wordt verstaan onder ‘kamerbewoning’: bewoning waarbij de bewoners er niet zelfstandig wonen omdat zij bepaalde (woon)voorzieningen (in een woning) met elkaar delen. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.2.    Het beroep van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] gericht tegen het besluit van de raad tot vaststelling van het plan is ongegrond.

Omgevingsvergunning

10.     Zoals in het procesverloop van deze uitspraak is vermeld, heeft het college bij besluit van 21 april 2021 op grond van artikelen 2.1, eerste lid, onder a en c, en 2.2, eerste lid, onder e, (uitweg) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aan Stichting Zayaz een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van het realiseren van 63 appartementen en 32 zorgwooneenheden en een uitweg aan de Klokkenlaan 2 te ’s-Hertogenbosch. Er is sprake van gecoördineerde besluitvorming.

10.1.  De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] aldus dat zij betogen dat indien de beroepsgronden die zien op het bestemmingsplan slagen, dit ook gevolgen heeft voor de omgevingsvergunning.

10.2.  Nu het beroep van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] gericht tegen het besluit van de raad tot vaststelling van het plan ongegrond is, faalt ook het betoog tegen de omgevingsvergunning.

Conclusie

10.3.  Het beroep van [appellant A], [appellant B] en [appellant C] gericht tegen de door het college verleende omgevingsvergunning is ongegrond.

Relativiteitsvereiste

11.     Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond (om inhoudelijke redenen) faalt, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg zou hebben gestaan.

Conclusie

12.     Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

13.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

w.g. Helder
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ouwehand
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022

224