Uitspraak 202004708/2/R3


Volledige tekst

202004708/2/R3.
Datum uitspraak: 29 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Veendam, en anderen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Veendam,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 12 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:73 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daar omschreven gebrek in het besluit van de raad van 22 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Leer- en Sportpark Veendam" te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 19 april 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Leer- en Sportpark Veendam" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

[appellant] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak, onder 16.2, overwogen dat, anders dan in de zienswijzennota was vermeld, het realiseren van de benodigde waterbergingscapaciteit in het bestemmingsplan niet was geregeld door het aanpassen van de verbeelding en de planregels. Het plan voorzag evenmin in een voorwaardelijke verplichting of een vergelijkbare figuur die strekt tot de aanleg en instandhouding van de benodigde waterbergingscapaciteit. De ter zitting door de raad vermelde omstandigheid dat de benodigde waterbergingscapaciteit inmiddels al was gerealiseerd, liet onverlet dat, anders dan uit de zienswijzennota volgt, de aanleg en instandhouding van de benodigde waterbergingscapaciteit niet in het plan was geborgd.

2.       Gelet hierop is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 22 juni 2020 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd.

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het gebrek in het besluit van 22 juni 2020 te herstellen. De raad dient hiertoe een voorwaardelijke verplichting of een vergelijkbare figuur in het plan op te nemen die strekt tot de aanleg en instandhouding van de benodigde waterbergingscapaciteit.

Het herstelbesluit

4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad met het herstelbesluit het bestemmingsplan "Leer- en Sportpark Veendam" opnieuw en gewijzigd vastgesteld door de artikelen 3.3.1, 4.5.1 en 5.5.1 van de planregels en de verbeelding te wijzigen.

Het beroep van rechtswege

5.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

6.       Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 22 juni 2020 en is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding.

7.       [appellant] en anderen hebben in hun zienswijze geen gronden aangevoerd tegen het herstelbesluit. Gelet hierop is het van rechtswege ontstane beroep tegen het herstelbesluit ongegrond.

Proceskosten

8.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Veendam van 22 juni 2020 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veendam van 22 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Leer- en Sportpark Veendam";

III.      verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Veendam van 19 april 2022 ongegrond;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Veendam tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.897,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Veendam aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Daalder
voorzitter

w.g. Soede
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022

270-926