Uitspraak 202201548/1/ R2 en 202201548/2/R2


Volledige tekst

202201548/1/ R2 en 202201548/2/R2.
Datum uitspraak: 29 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

Vereniging Het Groene Hart, gevestigd te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Meierijstad,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Eerschotsestraat-Zuid" (Sint Oedenrode) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De vereniging heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad van de gemeente Meierijstad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Okko Projectontwikkeling een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De raad en Okko Projectontwikkeling hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juni 2022, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en de raad, vertegenwoordigd door N.J.A. van Gelderen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Okko Projectontwikkeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.L Claassen, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.       Het bestemmingsplan voorziet in een woningbouwontwikkeling met 60-63 woningen op de locatie Eerschotsestraat Zuid in Sint-Oedenrode. Ten zuiden van het plangebied ligt een zijtak van de rivier de Dommel.

3.       De Crisis en herstelwet (hierna: de Chw) is van toepassing, omdat het plan de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk maakt. Het na afloop van de beroepstermijn aanvoeren van nieuwe beroepsgronden is, gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet, niet toegestaan.

4.       De voorzieningenrechter stelt vast dat de vereniging binnen de beroepstermijn alleen de beroepsgrond heeft ingebracht dat volgens haar onvoldoende rekening is gehouden met de belangen die samenhangen met het natuurlandschap van de zijtak van de Dommel en de cultuurhistorische overgang van bebouwing naar de zijtak van de Dommel. Zoals ter zitting ook is besproken zal van hetgeen de vereniging nadien heeft ingebracht, schriftelijk en ter zitting, alleen dat wat kan worden gevat onder deze beroepsgrond, in aanmerking komen voor beoordeling door de voorzieningenrechter.

Voor zover de vereniging stelt dat voor het plan onvoldoende alternatieven in beschouwing zijn genomen, gelet op de situatie in het verdere verleden, is dit een nieuwe beroepsgrond, waarop de voorzieningenrechter niet zal ingaan.

Provinciaal beleid en regels over natuur en cultuurhistorie

5.       De vereniging stelt dat het bestemmingsplan in strijd is met het beleid en de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant (hierna: de IOV), meer in het bijzonder de status als Natuur Netwerk Brabant van de oude Dommelarm. In het plan voor woningbouw is geen rekening gehouden met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte en cultuurhistorische waarden en kenmerken.

5.1.    Voor zover de vereniging stelt dat het plan in strijd is met het beleid van de provincie Noord-Brabant, overweegt de voorzieningenrechter dat de raad niet gebonden is aan het provinciale beleid. Wel moet de raad rekening houden met dit beleid. In paragraaf 3.2 van de plantoelichting heeft de raad uiteengezet op welke manier het plan rekening houdt met het beleid van de provincie om enerzijds te voldoen aan een woningbouwopgave van ongeveer 120.000 woningen in de provincie, en anderzijds Brabant "een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn". Hierbij wijst de raad onder meer op de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de woningen en dat met het plan is ingespeeld op de al aanwezige landschappelijke kwaliteiten en het beschermde dorpsgezicht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met deze afweging afdoende rekening is gehouden met het provinciale beleid. Het betoog slaagt niet.

5.2.    Artikel 3.15, eerste lid, van de IOV luidt: "Bescherming Natuur Netwerk Brabant

Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;

c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe."

5.3.    De voorzieningenrechter stelt vast dat alleen een klein deel in de zuidoostelijke hoek van het plangebied ligt in het Natuur Netwerk Brabant (hierna: NNB). Aan deze gronden is de bestemming "Groen" toegekend en de functieaanduiding "ecologie", waarmee rekening wordt gehouden met de waarden en kenmerken van het NNB. De vereniging heeft geen concrete argumenten aangedragen waarom met specifiek deze bestemming en aanduiding niet wordt voldaan aan artikel 3.15, eerste lid, van de IOV. Dat volgens de vereniging het plan te weinig groen mogelijk maakt buiten het NNB, kan geen aanleiding geven voor een ander oordeel, omdat dit artikel niet gaat over gronden buiten het NNB.

Voor zover de vereniging stelt dat ook voor gronden in het plangebied, maar buiten het NNB rekening moet worden gehouden met het NNB, omdat de IOV voorziet in een bufferzone ten behoeve van een Ecologische verbindingszone (hierna: EVZ) van 50 m breed, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Nog daargelaten de vraag of dit betoog geschaard kan worden onder de algemene beroepsgrond over natuur en cultuurhistorie, geldt hiervoor dat het plangebied niet ligt binnen een gebied dat op grond van de IOV als EVZ is aangewezen. De meest nabijgelegen EVZ ligt op ruim 200 m afstand van het plangebied.

Voor zover de vereniging stelt dat de kaartweergave van de zijtak van de Dommel die gebruikt is voor de ondergrond van het plan onjuist is, stelt de voorzieningenrechter vast dat de kaartweergave niet leidend is voor de locatie van het plangebied en de EVZ.

Goede ruimtelijke ordening en natuur en cultuurhistorie

6.       De vereniging stelt dat het plan ook in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de natuur en cultuurhistorie bij de Dommel, vanwege de bouwmogelijkheden van de woningen tot zeer nabij deze zijtak van de Dommel.

6.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het vorige plan een bedrijfsbestemming mogelijk maakte tot aan de zijtak van de Dommel en tot aan wat ook nu de plangrens is. Op grond van het vorige plan kon het terrein binnen het bouwvlak worden bebouwd en is dit ten dele ook tot in de zijtak van de Dommel gebeurd. Het terrein kon geheel worden verhard en dit is ook gebeurd tot in het talud.

Het plan dat in deze zaak aan de orde is, kent aan de gronden tussen de zijtak van de Dommel en de woningen die mogen worden gebouwd een groenbestemming toe, ofschoon de strook waar dit over gaat bescheiden van omvang is. In de plantoelichting is ingegaan op de relatie met de zijtak van de Dommel in onder meer de paragraaf over de landschappelijke analyse (4.10.3). Hierin is beschreven dat de zijtak van de Dommel met name een belevingswaarde heeft en een beperkte natuurwaarde, maar dat omwonenden gebaat zijn bij een aantrekkelijk landschap. Uitzicht op de Dommel, een gevarieerde vegetatie en de aanwezigheid van lange zichtlijnen en doorkijkjes worden gewaardeerd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat bij die zichtlijnen ook rekening is gehouden met de Knoptoren, een icoon voor Sint-Oedenrode.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het plan ten opzichte van de vorige planologische en bestaande feitelijke situatie meer ruimte geeft voor groenvoorzieningen, bomen en beplanting tussen de bebouwing die wordt toegestaan en de zijtak van de Dommel. Anderzijds heeft de raad woningbouw op deze locatie van belang geacht, hetgeen de ruimte voor meer groen beperkt. Ook is in het plan rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden door de bouwvlakken zo te situeren dat zichtlijnen op onder meer de Knoptoren intact blijven of worden hersteld. Hiermee heeft de raad voldoende gemotiveerd dat rekening is gehouden met de natuur en de cultuurhistorie bij deze zijtak van de Dommel.

Dat de vereniging het wenselijker acht als het plan een terugkeer had bevorderd naar de historische situatie van vóór het vorige bestemmingsplan, betekent niet de afweging van de raad onjuist is. De raad mocht het belang van woningbouw zwaarder laten wegen dan de door de vereniging gewenste terugkeer naar een situatie in het verdere verleden.

Het betoog slaagt niet.

7.       Het beroep van de vereniging is ongegrond.

Het verzoek

8.       De vereniging is voor het door haar ingestelde verzoek om een voorlopige voorziening griffierecht verschuldigd. Een verzoek wordt ingevolge artikel 8:41, vierde, vijfde en zesde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:82, derde lid  van de Awb niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen twee weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

9.       De vereniging had op 9 juni 2022 het griffierecht voor het verzoek niet voldaan. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter dit ter sprake gebracht en laten weten dat indien het griffierecht onverwijld wordt voldaan dit nog wordt geacht tijdig voor het sluiten van het onderzoek te zijn. Vermeld is dat, indien het verschuldigde bedrag niet onverwijld is ontvangen, het verzoek om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Het bedrag was op 15 juni 2022 nog niet op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vereniging in verzuim is geweest.

10.     Het verzoek is niet-ontvankelijk.

11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       verklaart het verzoek niet-ontvankelijk

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Knol
voorzieningenrechter

w.g. Scheele
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022

723