Uitspraak 202200224/1/R4


Volledige tekst

202200224/1/R4.
Datum uitspraak: 15 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het verzoek van:

[verzoekster], wonend te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,

verzoekster,

om herziening (artikel 8:119 van de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2021, in zaak nr. 202102819/1/R4.

Openbare zitting gehouden op 15 juni 2022 om 13:30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzitter

griffier: mr. M.L.M. van Loo

jurist: mr. C.I. Heijkoop

Verschenen:

[verzoekster], bijgestaan door mr. A.A. Robberts;

de raad van de gemeente Apeldoorn, vertegenwoordigd door mr. S.K. Vosselman;

Keivast Vastgoedontwikkeling v.o.f., vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Nijmegen, bijgestaan door [gemachtigde A] en [gemachtigde B].

Bij uitspraak van 6 oktober 2021, in zaak nr. 202102819/1/R4, heeft de Afdeling het beroep van onder meer [verzoekster] tegen onder meer het besluit van de raad van 11 februari 2021, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Molecatenlaan 15 en Ugchelseweg 201 Ugchelen", ongegrond verklaard. [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien dan wel vervallen te verklaren.

De Afdeling

I.        wijst het verzoek af;

II.       bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoekster] de door haar gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 759,00 vergoedt, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 voor de behandeling van het verzoek terugbetaalt.

Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.

In de uitspraak van 6 oktober 2021 is in 6.4, naar aanleiding van wat daarover in beroep naar voren is gebracht, een beoordeling verricht van de bij het plan toegestane bouwhoogte voor het voorziene appartementengebouw. De Afdeling stelt vast dat die beoordeling een onvolkomenheid bevat, in die zin dat niet is benoemd dat voor een deel van het appartementencomplex een maximale bouwhoogte van 12 m is toegestaan. In 6.4 van die uitspraak wordt namelijk alleen een maximale bouwhoogte van 4 m genoemd, dat voor een ander deel van het appartementencomplex geldt.

Dat betekent echter niet dat daarom grond bestaat voor herziening van die uitspraak. Herziening is alleen mogelijk op grond van feiten en omstandigheden, als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Wat [verzoekster] aanvoert is niet als zodanige feiten en omstandigheden aan te merken. Een vermeende rechterlijke misslag is geen grond voor herziening.

Ook bestaat geen grond om tot vervallenverklaring van de uitspraak van 6 oktober 2021 over te gaan. Hoewel in 6.4 van die uitspraak slechts de toegestane bouwhoogte van 4 m en niet ook die van 12 m is genoemd, leidt een (nieuwe) inhoudelijke beoordeling van de toegestane bouwhoogte, daarbij uitgaande van 12 m, niet tot een andere uitkomst dan in de uitspraak van 6 oktober 2021. Daarbij betrekt de Afdeling dat de ruimtelijke ontwikkeling is voorzien in het centrum van Ugchelen, een al bebouwde omgeving, en in de directe omgeving relatief hoge bebouwing met een maximale bouwhoogte van 10 m is toegestaan. De raad mocht daarom een maximale bouwhoogte van 12 m in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening achten.

De Afdeling ziet gelet op de genoemde onvolkomenheid reden te bepalen dat de griffier van de Raad van State de proceskosten van [verzoekster] en het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

418-971