Uitspraak 202202273/1/A3 en 202202273/2/A3


Volledige tekst

202202273/1/A3 en 202202273/2/A3.
Datum uitspraak: 22 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Schinveld, gemeente Beekdaelen,

appellante,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 28 februari 2022 in zaken nrs. 22/186 en 22/195 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Beekdaelen.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de burgemeester [appellante] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Schinveld voor de duur van drie maanden te sluiten.

Bij besluit van 7 december 2021 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 februari 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2022, waar [appellante], bijgestaan door K. Regter, advocaat te Heerlen, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J. Pieters, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Inleiding

2.       [appellante] huurt de woning van de gemeente Beekdaelen. Zij woont daar met haar twee minderjarige kinderen. Naar aanleiding van een melding via Meld Misdaad Anoniem (hierna: MMA-melding) is de politie op 20 mei 2021 de woning binnengetreden. De politie heeft hiervan een bestuurlijke rapportage opgesteld. Daarin staat dat de politie in een kamer op de eerste verdieping van de woning een in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen. De deur die toegang gaf tot die kamer, kon alleen met een sleutel worden geopend. De kwekerij bestond uit 116 hennepplanten met een hoogte van gemiddeld 125 centimeter. De planten waren ongeveer acht weken oud. Er werd onder meer gebruikgemaakt van koolstofdioxide. De fles koolstofdioxide was open en werd door de politie dichtgedraaid. De politie heeft verder vastgesteld dat de stroom en het water voor de kwekerij illegaal werden afgetapt.

3.       De politie heeft de burgemeester op de hoogte gesteld van het aantreffen van de hennepkwekerij. De burgemeester heeft vervolgens op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevolen dat de woning wordt gesloten. Met toepassing van de Beleidsregels wet Damocles en wet Victoria 2020 Gemeente Beekdaelen heeft hij de duur van de sluiting bepaald op drie maanden. Het tegen de sluiting gerichte bezwaar heeft de burgemeester ongegrond verklaard.

De aangevallen uitspraak

4.       De rechtbank heeft het toetsingskader toegepast dat is uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285. Zij heeft overwogen dat de burgemeester bevoegd was om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Zij heeft overwogen dat de sluiting voor drie maanden niet onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Er was een noodzaak voor de sluiting. De politie heeft namelijk een grote handelshoeveelheid planten aangetroffen en het aftappen van de stroom zorgde voor een onveilige situatie. Bovendien moet er enige loop naar de woning zijn geweest, omdat de kwekerij eerst moest worden ingericht en de planten daarna verzorging nodig hadden. Uit de MMA-melding blijkt ook dat de kwekerij in de omgeving niet onopgemerkt is gebleven. De rechtbank heeft verder overwogen dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat [appellante] verwijtbaar heeft gehandeld. Zij was op de hoogte van de kwekerij. Dat zij geld nodig had, maakt geen verschil. Dat de sluiting tot gevolg zal hebben dat de gemeente de huurovereenkomst zal opzeggen en dat [appellante] dus een nieuwe woning zal moeten vinden, is niet onevenredig. De minderjarige kinderen kunnen veilig verblijven bij hun vader, die in de buurt woont. De gemeente hanteert verder geen zwarte lijst en heeft bovendien toegezegd [appellante] te zullen ondersteunen bij het vinden van een nieuwe woning, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de sluiting niet onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat 116 hennepplanten een grote handelshoeveelheid vormen. Dat er geregeld mensen bij de woning kwamen om de planten te verzorgen, is verder niet relevant. Deze mensen kwamen namelijk niet in de woning om drugs te kopen. De burgemeester had moeten volstaan met een minder vergaande maatregel dan een last onder bestuursdwang. Uit het rapport 'Onderzoek toepassing artikel 13b Opiumwet' van Rijksuniversiteit Groningen van augustus 2021 blijkt namelijk dat een schriftelijke waarschuwing of een last onder dwangsom even effectief is in het voorkomen van herhaling en het herstellen van de openbare orde. [appellante] voert verder aan dat de gevolgen van de sluiting in haar geval onevenredig zijn. Ze is kwetsbaar en het opvoeden van de kinderen bij hun vader is niet ideaal.

5.1.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:160, is bij aanwezigheid van meer dan 5 hennepplanten in een woning in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. In het licht hiervan heeft de rechtbank terecht overwogen dat bij [appellante] een grote handelshoeveelheid is aangetroffen. Dat in artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit staat dat pas bij 200 hennepplanten sprake is van een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, maakt geen verschil. Voor het toepassen van de sluitingsbevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet is zo'n grote hoeveelheid namelijk niet vereist. [appellante] heeft niet bestreden dat er regelmatig personen in de woning kwamen om de planten te verzorgen, op momenten dat zij zelf niet aanwezig was. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit bijdraagt aan de noodzaak tot sluiting. De wetgever heeft in artikel 13b van de Opiumwet bepaald dat burgemeesters bevoegd zijn tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen kan deze keuze van de wetgever niet opzij zetten. Er bestond in het geval van [appellante] geen reden om te volstaan met een waarschuwing of een last onder dwangsom. De Afdeling is het met [appellante] eens dat de sluiting van de woning verstrekkende gevolgen heeft, maar de Afdeling is het ook eens met de rechtbank en de burgemeester dat deze gevolgen niet onevenredig zijn. De belangrijkste reden hiervoor is dat de minderjarige kinderen veilig bij hun vader kunnen verblijven. Hulpverleners hebben geconstateerd dat de situatie bij hem veilig is en dat hij de opvoedtaken goed oppakt. Verder weegt de Afdeling mee dat de gemeente als verhuurder geen zwarte lijst hanteert en dat de gemeente bovendien heeft toegezegd [appellante] te zullen ondersteunen bij het vinden van een nieuwe woning. Het betoog slaagt niet.

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Daarom bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.

w.g. Verheij
voorzieningenrechter

w.g. Fernandez
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2022