Uitspraak 202003499/1/R3


Volledige tekst

202003499/1/R3.
Datum uitspraak: 22 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       Glastuinbouw Nederland, gevestigd te Zoetermeer,

2.       Opti-Flor B.V., gevestigd te Monster, gemeente Westland,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Madestein Vroondaal 3e herziening" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2022, waar Glastuinbouw Nederland, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], Opti-Flor B.V., vertegenwoordigd door mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Zwolle, en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door J.W. de Jongh en mr. R. Sakkee, zijn verschenen. Ook is Grondexploitatiemaatschappij Vroondaal C.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D], ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De gemeente Den Haag is al enige tijd bezig om in de omgeving van het recreatiegebied Madestein woningbouw mogelijk te maken. De betrokken gronden waren deels bestemd voor glastuinbouw.

Nadat eerdere plannen voor het bouwen van villa’s vanwege de crisis op de woningmarkt niet waren uitgevoerd, stelde het college van burgemeester en wethouders in 2013 een nieuw stedenbouwkundig plan voor het gebied vast, getiteld "Vroondaal (Aangenaam Haags)". Het doel daarvan was om het woningbouwprogramma te verruimen, een nieuwe ruimtelijke hoofdstructuur vast te stellen en flexibiliteit in de planontwikkeling mogelijk te maken. Om de uitvoering van dit stedenbouwkundig plan mogelijk te maken, stelde de raad op 20 februari 2014 het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal" vast.

1.1.    Bij besluit van 16 april 2020 heeft de raad wijzigingen aangebracht in het bestemmingsplan "Madestein-Vroondaal". Naar aanleiding van het daartegen door de Politie eenheid Den Haag en de Nationale Politie ingestelde beroep heeft de raad het plan met het bestreden besluit van 15 april 2021 gewijzigd vastgesteld. De politie heeft vervolgens het beroep tegen het besluit van 16 april 2020 ingetrokken.

1.2.    Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. kunnen zich niet verenigen met het besluit van 15 april 2021, omdat zij vrezen voor een beperking van de bedrijfsvoering van de glastuinbouw ten zuidwesten van het plangebied.

Relevante bepalingen

2.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak die daarvan deel uitmaakt.

Minimale afstand tussen woningen en glastuinbouw

3.       Glastuinbouw Nederland betoogt dat het wijzigingsbesluit van 15 april 2021 in strijd is met het besluit van 16 april 2020. In de plantoelichting bij het bestreden plan staat dat volstaan kan worden met een afstand van 10 m tussen kassen en de geprojecteerde bebouwing. Onderdeel van het besluit van 16 april 2020 was dat in artikel 15, onder l, van de planregels was vastgelegd dat de afstand van woningen tot in bedrijf zijnde kassen niet minder mag bedragen dan 25 m. De plantoelichting van het bestreden besluit is hier niet mee in overeenstemming. Ook Opti-Flor B.V. betoogt dat het plan ten onrechte maar een minimale afstand van 10 m tussen woningbouw en glastuinbouw voorschrijft in de plantoelichting. Dit creëert verwarring omdat de planregels een minimale afstand van 25 m voorschrijven.

Daarnaast betogen Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. dat het plan ten onrechte gevoelige bebouwing op 25 m afstand van glastuinbouw toestaat. Volgens Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor zou de afstand minimaal 30 m moeten bedragen. In dit geval zou de minimale afstand zelfs 65 m moeten zijn volgens Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V., vanwege het geplande energiecentrum voor aardwarmte met WKK-installatie op het terrein van Opti-Flor B.V.

3.1.    De Afdeling stelt vast dat Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit van 16 april 2020. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen moet er in zo'n geval van worden uitgegaan dat Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. in het besluit van 16 april 2020 hebben berust. Dit betekent dat zij slechts tegen het besluit van 15 april 2021 kunnen opkomen voor zover dat besluit hen ten opzichte van het besluit van 16 april 2020 in een nadeligere positie heeft gebracht of als hun door gewijzigde feiten of omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen het eerdere besluit.

3.2.    Het wijzigingsbesluit van 15 april 2021 bevat geen wijzigingen voor de mogelijkheid van woningbouw op kortere afstand tot de gronden die voor glastuinbouw worden gebruikt ten opzichte van het besluit van 16 april 2020. Artikel 15, onder l, van de planregels schrijft nog steeds een minimale afstand van 25 m tussen woningen en in bedrijf zijnde kassen voor. Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. zijn naar het oordeel van de Afdeling niet in een nadeligere positie gebracht door het besluit van 15 april 2021. Voor zover Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. wijzen op de in de plantoelichting genoemde afstand van 10 m, overweegt de Afdeling dat de plantoelichting geen bindend onderdeel is van het bestemmingsplan, zodat hieraan geen juridische betekenis toekomt.

3.3.    Ter zitting heeft Glastuinbouw Nederland naar voren gebracht dat zij niet eerder beroep heeft ingesteld omdat zij dacht dat er minder behoefte zou komen aan WKK-installaties: Glastuinbouw Nederland verwachtte dat WKK-installaties vervangen zouden worden door duurzamere energiebronnen. Dat Glastuinbouw Nederland een verkeerde verwachting had over de snelheid waarmee de energietransitie binnen de glastuinbouw zou plaatsvinden, is naar het oordeel van de Afdeling geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid waardoor het haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 16 april 2020.

3.4.    Voor zover Glastuinbouw Nederland met een beroep op artikel 6:19, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) betoogt dat ze toch nog tegen het besluit van 16 april 2020 kan opkomen overweegt de Afdeling als volgt. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb regelt dat een beroep van rechtswege ontstaat tegen een nieuw besluit dat is genomen nadat tegen het oorspronkelijk besluit beroep is ingesteld. Artikel 6:19, tweede lid, van de Awb regelt dat een beroep van rechtswege ook ontstaat tegen een nieuw besluit dat is genomen voordat tegen het oorspronkelijke besluit beroep is ingesteld. Indien tijdig beroep wordt ingesteld tegen een besluit, maar dit besluit al is ingetrokken, gewijzigd of vervangen, voordat dit beroep is ingediend ontstaat dus ook een beroep van rechtswege tegen dit nieuwe besluit. Een beroep tegen het nieuwe besluit doet geen beroep van rechtswege tegen het oorspronkelijke besluit, in dit geval het besluit van 16 april 2020, ontstaan.

Voor zover Opti-Flor B.V. betoogt dat door de terinzagelegging van het hele plan, het plan dat op 16 april 2020 is vastgesteld geheel is vervangen en zij daarom toch op kan komen tegen de afstand van 25 m, overweegt de Afdeling als volgt. In het wijzigingsbesluit van 15 april 2021 is duidelijk gewezen op de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande plan. Hieruit blijkt dat sprake is van een plan met slechts enkele wijzigingen. Het ter inzage leggen van het hele plan leidt er naar het oordeel van de Afdeling niet toe dat Opti-Flor B.V. alsnog tegen de voorgeschreven afstand van 25 m kan opkomen.

3.5.    De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat Glastuinbouw Nederland en Opti-Flor B.V. niet in een nadeligere positie zijn gebracht door het bestreden besluit, en van gewijzigde feiten of omstandigheden waardoor hun redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit van 16 april 2020 is niet gebleken. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk en zullen niet inhoudelijk worden beoordeeld.

Conclusie

4.       De beroepen zijn niet-ontvankelijk.

5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Priem
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2022

270-944

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:19

"1 Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

2 Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar is gemaakt of het beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.

[…]".

Planregels van het bestemmingsplan "Madestein Vroondaal 3e herziening"

Artikel 15

[…]

l. de afstand van woningen tot in bedrijf zijnde kassen mag niet minder dan 25 meter bedragen.