Uitspraak 202201580/2/R4


Volledige tekst

202201580/2/R4.
Datum uitspraak: 9 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen,

gevestigd onderscheidenlijk wonend te Doesburg en Amsterdam,

2.       [verzoeker sub 2], wonend te Doesburg,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Doesburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Verhuellweg" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 mei 2022, waar de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen, vertegenwoordigd door mr. H. Witbreuk, advocaat te Nijmegen, [verzoeker sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door H. Schuiling en mr. J.H. Meijer, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.

Het onderzoek is na afloop van de zitting nog niet gesloten. Ter zitting is afgesproken dat de raad nog een nader stuk zal insturen, waarop de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen schriftelijk mogen reageren. De raad heeft het nadere stuk bij brief van 18 mei 2022 ingestuurd. De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen hebben daarop gereageerd bij brief van 23 mei 2022. De raad heeft daarop bij brief van 23 mei 2022 gereageerd. Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft de raad bij brief van 30 mei 2022 een nader stuk ingestuurd waarop de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen bij brief van 1 juni 2022 hebben gereageerd. Hierop heeft de raad bij brief van dezelfde datum gereageerd. Hierna heeft de voorzieningenrechter het onderzoek, zoals met partijen ter zitting afgesproken, alsnog gesloten.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Het bestemmingsplan

2.       Om te kunnen voorzien in de ruimtebehoefte van de op het bestaande bedrijventerrein aan de Verhuellweg te Doesburg gevestigde bedrijven Koninklijke Rotra en [bedrijf A], wordt het bedrijventerrein geherstructureerd. De huidige laad- en loskade wordt in oostelijke richting verlengd met ongeveer 83 meter en in westelijke richting met ongeveer 47 meter. In de beoogde situatie wordt het aantal afvaarten opgeschaald naar 10 afvaarten per week. De meest westelijke bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en daarvoor in de plaats wordt een crossdock gerealiseerd ten behoeve van de overslag van goederen. Het oostelijke gedeelte van het gebouw ten oosten van de beoogde nieuwe bedrijfsbebouwing wordt opgehoogd naar 22 meter ten behoeve van opslag. Tussen de gebouwen van Rotra is een parkeerdek voorzien met een oppervlakte van 1.000 m2. Op het terrein van [bedrijf A] blijft de bestaande hal behouden. Aan de oostzijde wordt de bouwhoogte daarvan ongeveer 22 meter ten behoeve van opslag. Daarnaast worden aan de zuidzijde enkele aanpassingen gedaan om een nieuw kantoor te kunnen realiseren van ongeveer 1.500 m2. Voor de zwaaikom ten noorden van het plangebied is een vergroting beoogd.

Het plangebied ligt deels binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Onder meer de uitbreiding van de loskade is voorzien binnen dat Natura 2000-gebied.

Het verzoek van [verzoeker sub 2]

3.       [verzoeker sub 2] wil met het verzoek voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen optreden door de sloop van een aantal bestaande bedrijfsgebouwen. Hierdoor zullen volgens [verzoeker sub 2] cultuurhistorische waarden verdwijnen. Daarnaast vreest [verzoeker sub 2] dat archeologische waarden als gevolg van grondwerkzaamheden ongedocumenteerd verloren zullen gaan.

3.1.    De raad heeft bij brief van 19 april 2022 in reactie op de onderscheiden verzoeken om voorlopige voorziening namens de eigenaren van de percelen Verhuellweg 1 tot en met 5 en [bedrijf A] het volgende bericht.

"Zolang het bestemmingsplan niet onherroepelijk is, zullen de belanghebbende bedrijven:

- geen vergunningaanvragen indienen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de extra mogelijkheden die het thans vastgestelde bestemmingsplan biedt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan;

- geen activiteiten verrichten (indien daarvoor geen omgevingsvergunning is vereist) waarbij gebruik wordt gemaakt van de extra mogelijkheden die het thans vastgestelde bestemmingsplan biedt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan."

3.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van deze brief mag worden aangenomen dat sloop van bestaande bedrijfsgebouwen alsmede grondwerkzaamheden niet zullen plaatsvinden voordat de Afdeling een uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak. Daarom is met het verzoek van [verzoeker sub 2] geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.

4.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Het verzoek van de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen

5.       De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen vrezen dat het bestemmingsplan, met name vanwege het toegestane aantal afvaarten van maximaal 10 per week, zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het omliggende Natura 2000-gebied. De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht om:

1. Alle bouw- en gebruiksregels uit het bestemmingsplan te schorsen, voor zover deze meer of afwijkend gebruik mogelijk maken dan reeds is toegestaan op grond van het op 28 september 2017 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Verhuellweg", en daarbij te bepalen dat:

2. De stikstofemissie afkomstig van het bouwen en/of gebruik vanuit het plangebied "Bedrijventerrein Verhuellweg" niet mag toenemen ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, wat in ieder geval betekent dat het aantal afvaarten niet meer mag bedragen dan maximaal 2 per week.

Subsidiair hebben de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen verzocht om schorsing van het gehele bestemmingsplan tot zes weken nadat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

5.1.    De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het verzoek, voor zover dat ertoe strekt de bouw- en gebruiksregels uit het bestemmingsplan te schorsen voor zover deze meer of afwijkend gebruik mogelijk maken dan reeds is toegestaan op grond van het op 28 september 2017 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Verhuellweg", toe te wijzen. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de brief van de raad van 19 april 2022, waarvan de inhoud is weergegeven in rechtsoverweging 3.1. Hieruit volgt immers dat de belanghebbende bedrijven geen gebruik zullen maken van de bouw- en gebruiksregels uit het bestemmingsplan, voor zover deze meer of afwijkend gebruik mogelijk maken dan reeds is toegestaan op grond van het op 28 september 2017 vastgestelde bestemmingsplan. Met het verzoek is in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid.

5.2.    Voor zover het verzoek ertoe strekt te bepalen dat de stikstofemissie afkomstig van het bouwen en/of gebruik vanuit het plangebied "Bedrijventerrein Verhuellweg" niet mag toenemen ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Verhuellweg", wat in ieder geval betekent dat het aantal afvaarten niet meer mag bedragen dan maximaal 2 per week, wordt als volgt overwogen.

Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van het op 28 september 2017 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Verhuellweg" het aantal afvaarten niet is beperkt.

De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen betogen dat het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op de natuurwaarden in omliggende Natura 2000-gebieden. In het kader van het verzoek om voorlopige voorziening hebben zij hun bezwaren tegen het plan toegespitst op de grond dat met de vaststelling van het bestemmingsplan het aantal afvaarten ten onrechte toeneemt naar maximaal 10 per week, terwijl de feitelijk bestaande planologisch legale situatie 2 afvaarten per week inhield. Het bestemmingsplan had volgens de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen moeten borgen dat ten opzichte van de feitelijk bestaande planologisch legale situatie geen sprake is van significante gevolgen voor  het omliggende Natura 2000-gebied.

Voor zover de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen zich in het kader van het verzoek op het standpunt hebben gesteld dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen vergelijking heeft plaatsgevonden met de op dat moment feitelijk bestaande situatie, mist het verzoek feitelijke grondslag. Uit bijlage 1 bij het rapport van Sweco "Bedrijventerrein Verhuellweg - onderzoek stikstofdepositie" van 21 januari 2022, dat aan het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd, blijkt immers dat de bestaande feitelijke situatie voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan van 2 afvaarten per week is vergeleken met de situatie waarin 10 afvaarten per week plaatsvinden.

Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat in het rapport van Sweco van 21 januari 2022 is geconcludeerd dat er, uitgaande van 10 afvaarten per week, in de gebruiksfase geen toenamen van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen en stikstofgevoelige leefgebieden van soorten in de Natura 2000-gebieden zijn. De stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen hebben in de gronden van beroep onder meer aangevoerd dat Sweco in eerdergenoemd rapport heeft gerekend met schepen in klasse IV, terwijl ook grotere klasse V schepen kunnen aanmeren. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen echter niet aannemelijk gemaakt dat het mogelijk gebruik van klasse V schepen zou kunnen leiden tot significante gevolgen voor het omliggende Natura 2000-gebied in vergelijking met de referentiesituatie. Verder hebben de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen niet nader onderbouwd dat een toename van het aantal afvaarten van 2 naar 10 per week significante gevolgen zal hebben voor het omliggende Natura 2000-gebied.

De voorzieningenrechter ziet naar aanleiding van hetgeen in deze voorlopige voorzieningenprocedure door de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen specifiek naar voren is gebracht, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening ter voorkoming van de aantasting van de natuurlijke kenmerken van het omliggende

Natura 2000-gebied door stikstofdepositie.

5.3.    Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen om het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geheel te schorsen, wordt als volgt overwogen. Met dit subsidiaire verzoek wordt grotendeels hetzelfde beoogd als onder punt 1 van het primaire verzoek zoals opgenomen in rechtsoverweging 5. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 5.1, is met het subsidiaire verzoek in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid. Verder heeft schorsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan tot gevolg dat het op 28 september 2017 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Verhuellweg" dan geldt. In dat bestemmingsplan is het aantal afvaarten planologisch niet begrensd, terwijl het aantal afvaarten in het aan de orde zijnde bestemmingsplan is beperkt tot maximaal 10 per week.

In zoverre valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien welk belang de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen hebben bij schorsing van het gehele bestemmingsplan. Dat de raad heeft aangegeven het subsidiaire verzoek van de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen te ondersteunen, maakt dit niet anders.

6.       Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken van [verzoeker sub 2] en de stichting Gestichten van Weldadigheid en anderen af.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. Schueler, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Schueler
voorzieningenrechter

w.g. Melenhorst
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022

490