Uitspraak 201902964/1/R3


Volledige tekst

201902964/1/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante] en anderen, gevestigd te Hengelo ,

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Borne,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2018 heeft het college het verzoek van [appellante] en anderen tot vaststelling van een uitwerkingsplan voor de locatie ’n Stet afgewezen.

Bij besluit van 27 december 2018 heeft het college het door [appellante] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en anderen en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 februari 2022, waar [appellante] en anderen, bijgestaan door mr. I.E. Nauta, advocaat te Deventer, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, ing. H.S. Zuethoff, mr. M. Kruit en J.J.W. Jonker, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellante] en anderen willen tien vrijstaande woningen met ruime kavels realiseren op de percelen, kadastraal bekend als Borne L240 en L241 (hierna: locatie ’n Stet). Om dit mogelijk te maken hebben zij het college op 12 juni 2018 verzocht om een uitwerkingsplan vast te stellen. Zij hebben dit gedaan voor zover het betreft het deel van locatie ‘n Stet waarvoor in het bestemmingsplan "Bornsche Maten 2004" een uitwerkingsplicht is opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming uit te werken voor woondoeleinden. Het college heeft dit geweigerd bij besluit van 12 september 2018. Bij besluit van 27 december 2018 heeft het college het door [appellante] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

2.       De Afdeling overweegt dat voor de locatie ’n Stet een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld op 16 juni 2020. Dit is het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen". De Afdeling heeft bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2022:1573, het beroep van [appellante] en anderen tegen het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan ongegrond verklaard. Dit betekent dat het plan van 16 juni 2020 onherroepelijk is. In dat plan is een agrarische bestemming toegekend aan deze locatie. De uitwerkingsplicht zoals die was opgenomen in het eerder geldend bestemmingsplan "Bornsche Maten 2004" en die de grondslag vormde voor het verzoek aan het college een uitwerkingsplan vast te stellen, is daarmee komen te vervallen. Dit betekent dat het college geen uitwerkingsplan meer kan vaststellen. [appellante] en anderen kunnen met deze procedure dus niet meer bereiken dat het door hen gewenste uitwerkingsplan wordt vastgesteld. Dus hebben [appellante] en anderen geen procesbelang meer bij dit beroep. Daarom wordt hun beroep tegen het besluit van 27 december 2018 niet-ontvankelijk verklaard.

3.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer, en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Daalder
voorzitter

w.g. Priem
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022

646