Uitspraak 202105445/1/A3


Volledige tekst

202105445/1/A3.
Datum uitspraak: 8 juni 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amstelhoek, gemeente De Ronde Venen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 15 april 2021 in zaak nr. 20/2700 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen.

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 heeft het college een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden afgewezen.

Bij besluit van 9 juni 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 3 december 2019 herroepen en het verzoek opnieuw afgewezen.

Bij uitspraak van 15 april 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door W.F. Goddijn, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] woont in de [locatie 1] te Amstelhoek. Volgens hem parkeren de bewoners van de huurwoningen op [locatie 2] en [locatie 3] in die straat hun auto in hun tuin. Daardoor worden volgens hem het aanzien, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in de straat en de waarde van zijn koopwoning geschaad. Hij heeft het college verzocht om handhavend op te treden, de bewoners op te dragen hun tuin met groen in te richten en hun auto te parkeren in de parkeervakken aan de overzijde van hun woning. Dat was in 1984 de bedoeling bij de verkoop van de grond voor de bouw van die woningen door de gemeente Mijdrecht aan Bouwvereniging Sint Johannes de Doper, als vermeld in de daarvan opgemaakte notariële akte (hierna: koopovereenkomst). Het college heeft het verzoek afgewezen omdat niet is gebleken dat sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift. De rechtbank is het college in dit standpunt gevolgd.

Hoger beroep

2.       [appellant] betwist het oordeel van de rechtbank dat het college zijn verzoek om handhaving heeft mogen afwijzen. Het parkeren van auto’s in voortuinen is volgens hem in strijd met de koopovereenkomst. Hij betwist het oordeel van de rechtbank dat uit artikel 125 van de Gemeentewet volgt dat bestuursrechtelijke handhaving van de koopovereenkomst niet mogelijk is. In dat artikel wordt geen onderscheid gemaakt tussen het type te handhaven regels, privaatrechtelijk of publiekrechtelijk.

De rechtbank oordeelt volgens [appellant] ook ten onrechte dat bij de woningen waar auto’s in de tuin worden geparkeerd geen uitwegen zijn ontstaan als bedoeld in artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen 2020 (hierna: APV) en de Beleidsregels uitwegen De Ronde Venen 2016 (hierna: Beleidsregels).

De rechtbank is er volgens hem ook ten onrechte aan voorbij gegaan dat hij in beroep heeft aangevoerd dat er bij de gemeente geen eerlijke voorbereidingsprocedure is geweest omdat het college op zijn verzoek om handhaving niet eerst een ontwerpbesluit heeft genomen waarover hij een schriftelijke zienswijze heeft kunnen indienen, maar hij alleen telefonisch is gehoord.

Wettelijk kader

3.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Die bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Beoordeling

4.       Anders dan [appellant] betoogt, volgt uit artikel 125 van de Gemeentewet niet dat het gemeentebestuur bevoegd is om handhavend op te treden tegen het gestelde niet nakomen van de koopovereenkomst. Op grond van genoemd artikel is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Uit artikel 5:21, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat het gaat om een herstelsanctie. Een herstelsanctie is in artikel 5:2, eerste lid en onder b, van de Awb gedefinieerd als een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Het gemeentebestuur kan dus alleen handhavend optreden tegen een overtreding. Wanneer sprake is van een overtreding is nader omschreven in artikel 5:1, eerste lid van de Awb, te weten: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. De koopovereenkomst is geen wettelijk voorschrift, maar een privaatrechtelijke overeenkomst. Het gemeentebestuur kan dus niet handhavend optreden tegen het gestelde niet nakomen van de koopovereenkomst. Dat, zoals [appellant] aanvoert, het tweede en derde lid van artikel 125 van de Gemeentewet het college en de burgemeester de bevoegdheid toekennen om "regels" te handhaven welke zij uitvoeren, maakt dit niet anders. Uit de memorie van toelichting bij artikel 125 van de Gemeentewet (Kamerstukken II 1996/97, 25280, 3, p. 47) volgt dat onder deze regels worden verstaan: wetten, algemene maatregelen van bestuur en gemeentelijke verordeningen en krachtens deze voorschriften vastgestelde regels. Het gaat dus om publiekrechtelijke regels en niet om regels die volgen uit privaatrechtelijke overeenkomsten. Het betoog slaagt niet.

4.1.    Het betoog dat sprake is van overtreding van artikel 2:12 van de APV, als uitgewerkt in de Beleidsregels, slaagt evenmin. In de APV is niet vermeld wat onder een uitweg wordt verstaan. In artikel 1 van de Beleidsregels wordt een uitweg omschreven als de plek waar een perceel door een in- of uitritconstructie op de weg wordt ontsloten. Tussen partijen is niet in geschil dat de bestrating van het trottoir en/of de weg bij de in geding zijnde woningen niet is aangepast voor het maken van een uitweg. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van een constructie als bedoeld in de Beleidsregels. De rechtbank heeft ook terecht overwogen dat het feit dat het door de bestrating makkelijk is de voortuin als parkeerplaats te gebruiken, niet maakt dat sprake is van een uitweg in de zin van de APV. Het betoog dat door het bestraten van de tuin vanzelf uitwegen zijn ontstaan, slaagt gelet op het vorenstaande niet. Er is geen sprake van een overtreding van artikel 2:12 van de APV.

4.2.    [appellant] heeft, ook op de zitting bij de Afdeling, geen wettelijk voorschrift kunnen noemen waarmee het parkeren in de voortuinen van [locatie 2] en [locatie 3] in strijd is. De door [appellant] in beroep genoemde Paraplubeheersverordening Parkeren bevat een dergelijk voorschrift niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van een overtreding van een publiekrechtelijke regel, dat het college daarom niet bevoegd is tot handhavend optreden en dat het college het verzoek daartoe terecht heeft afgewezen. Het betoog slaagt niet.

5.       [appellant] stelt in hoger beroep terecht dat de rechtbank de door hem in beroep aangevoerde grond, dat de procedure bij de gemeente niet eerlijk is geweest omdat hij voorafgaand aan het besluit van 3 december 2019 geen zienswijze heeft kunnen indienen, onbesproken heeft gelaten. Maar dit leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Daarbij is het volgende van belang. De zienswijzeprocedure van de artikelen 3:10 tot en met 3:18 van de Awb, waar [appellant] op doelt, is niet van toepassing, omdat daarvoor geen grondslag is aan te wijzen als bedoeld in artikel 3:10, eerste lid van de Awb. Ook behoefde de procedure als bedoeld in de artikelen 4:7 tot en met 4:12 van de Awb niet te worden toegepast. Horen is op grond van artikel 4:7 van de Awb alleen verplicht als het verzoek zou zijn afgewezen op grond van gegevens die [appellant] betreffen en die afwijken van de door hem verstrekte gegevens. Omdat de afwijzing van het verzoek om handhaving niet op dergelijke gegevens is gebaseerd, hoefde het college [appellant] voorafgaand aan het besluit niet te horen. Overigens heeft het college dat desondanks telefonisch wel gedaan.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022

280-983

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:10

1. Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

[..]

Hoofdstuk 5. Handhaving

Artikel 5:1

1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

[..]

Artikel 5:2

1. In deze wet wordt verstaan onder:

[..]

b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;

[..]

Artikel 5:21

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Artikel 5:31d

Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Artikel 8:69

1. De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.

[..]

Gemeentewet

Artikel 125

1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

[..]

Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen 2020

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

1. Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg en ten behoeve van die uitweg de verharding van de weg op te breken, in een weg te graven of te spitten of de wegverharding te veranderen:

a. indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, met bij de melding een situatieschets van de gewenste uitweg; of

b. indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

[..]

Beleidsregels uitwegen De Ronde Venen 2016

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

[..]

5. Uitweg: de plek waar een perceel door een in-/uitritconstructie op de weg wordt ontsloten;