Uitspraak 202200574/1/R2


Volledige tekst

202200574/1/R2.
Datum uitspraak: 25 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,

appellant,

en

de raad van de gemeente Sittard-Geleen,

verweerder.

Procesverloop

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad omtrent een herziening van een bestemmingsplan.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Friesen, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] stelt dat hij bij brief van 28 juni 2021 een aanvraag heeft ingediend bij de raad voor een herziening van de planregels van het bestemmingsplan "Handelsterrein Bergerweg". In de aanvraag wordt verzocht om de planregels ten aanzien van branchering van detailhandel zoals genoemd in artikel 7.1, onder a en b, van het plan zo te wijzigen dat de (limitatieve) opsomming van de toegestane branches vervalt en detailhandel zonder beperkingen is toegestaan. [appellant] stelt zich op het standpunt dat de raad ten onrechte niet tijdig een besluit heeft genomen op de aanvraag, ook niet na de ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen op 3 januari 2022. Binnen deze gestelde termijn heeft niet de raad, maar het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, op 13 januari 2022, aangegeven dat hij de branchering kan motiveren en dat toegelicht. [appellant] heeft bij brief van 19 januari 2022 laten weten dat een besluit van de raad ten onrechte nog steeds ontbreekt.

2.       In deze procedure ligt uitsluitend de vraag voor of de raad in gebreke is gebleven op de aanvraag van [appellant] te beslissen.

3.       Artikel 3:18, eerste lid, dat deel uitmaakt van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "Indien het een besluit op aanvraag betreft, neemt het bestuursorgaan het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag."

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb luidt: "Het beroepschrift kan worden ingediend zodra a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is."

Artikel 3.8, eerste lid, aanhef, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) luidt: "Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, […]."

Artikel 3.9, eerste lid, Wro luidt: "Artikel 3.8 is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen."

Het tweede lid luidt: "Tot een afwijzing als bedoeld in het eerste lid besluit de gemeenteraad zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag."

4.       De Afdeling stelt vast dat [appellant] bij brief van 28 juni 2021 een aanvraag heeft ingediend bij de raad voor een herziening van de planregels van het bestemmingsplan "Handelsterrein Bergerweg". De aanvraag is immers gericht aan de raad. In de kopregels van de aanvraag staat: "verzoek tot herziening van het bestemmingsplan "Handelsterrein Bergerweg". De aanleiding van de aanvraag is ook duidelijk gesteld en luidt als volgt: "Aan de Industriestaat 5 t/m 11 te Sittard zijn aaneengeschakelde winkelpanden gesitueerd die in eigendom zijn van [appellant], welke voorheen onder andere dienst hebben gedaan als winkel voor woninginrichting. [appellant] poogt al enige tijd de panden te verhuren maar vindt zich daarin ernstig beperkt door de planregels van het bestemmingsplan [brancheringsregels]". De raad heeft ter zitting ook erkend dat de brief van 28 juni 2021 bij nader inzien als een aanvraag voor een herziening van de planregels van het bestemmingsplan "Handelsterrein Bergerweg" geduid moet worden. De raad heeft toegelicht dat het verzoek zoals vervat in de brief van 28 juni 2021 eerder niet is herkend als een verzoek om planherziening, omdat van de kant van [appellant] in die fase ook een concreet verzoek tot afwijken bij omgevingsvergunning voorlag. Bovendien was al een, intussen overigens weer uitgestelde, herziening van het detailhandelsbeleid in gang gezet.

5.       Onder verwijzing naar haar uitspraak van 4 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN4062, overweegt de Afdeling dat in een geval als dit, een aanvraag om herziening van een bestemmingsplan, niet op voorhand duidelijk is of ten aanzien van het reële besluit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is. De Afdeling is, gelet op de aangehaalde uitspraak, van oordeel dat de beslistermijn in dit geval geacht moet worden te zijn overschreden indien het bevoegd gezag binnen 14 weken na ontvangst van de aanvraag geen definitief besluit heeft genomen en evenmin een ontwerp van een besluit ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat de raad binnen deze termijn geen besluit heeft genomen of een ontwerp ter inzage heeft gelegd. Uit artikel 6:12, tweede lid, van de Awb volgt dat na het verstrijken van deze termijn beroep kan worden ingesteld indien twee weken zijn verstreken na de dag waarop een belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. De raad heeft niet binnen twee weken nadat hij op 3 januari 2022 door [appellant] in gebreke is gesteld een besluit genomen. Het beroep van [appellant] is gegrond en het met het besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag dient te worden vernietigd.

6.       De raad dient op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb alsnog een besluit te nemen naar aanleiding van de aanvraag van [appellant] omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan of de afwijzing van de aanvraag en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken.

7.       De Afdeling zal een termijn stellen voor het nemen van een reëel besluit op de aanvraag en voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepalen dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven.

8.       De raad moet de proceskosten van [appellant] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van [appellant] van 28 juni 2021;

III.      draagt de raad van de gemeente Sittard-Geleen op om binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een besluit te nemen omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan of de afwijzing van de aanvraag en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken;

IV.      bepaalt dat de raad van de gemeente Sittard-Geleen aan [appellant] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt waarbij de hoogte van de dwangsom € 100 bedraagt, met een maximum van € 15.000;

V.      bepaalt dat geen dwangsom wordt verbeurd indien en voor zover het college van gedeputeerde staten een reactieve aanwijzing als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening geeft ten aanzien van het onder III bedoelde bestemmingsplan;

VI.     veroordeelt de raad van de gemeente Sittard-Geleen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Sittard-Geleen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022

224