Uitspraak 202202159/4/R3


Volledige tekst

202202159/4/R3.
Datum uitspraak: 13 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[verzoeker] h.o.d.n. "[bedrijf]", wonend te Leiden,

tegen uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 februari 2022 in zaak nrs. 20/1405 en 20/1991 in het geding tussen:

[verzoeker] h.o.d.n. "[bedrijf]",

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden.

Openbare zitting gehouden op 10 mei 2022 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.M.W. van Ewijk

Verschenen:

[verzoeker] h.o.d.n. "[bedrijf]", bijgestaan door mr. ing. R. TH. G. van der Veldt, advocaat te Leiden;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden, vertegenwoordigd door S.D. de Voogd en mr. E. Kuin.

Bij besluit van 28 juni 2019 heeft het college aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd betreffende het pand aan [locatie] in Leiden. De last strekt ertoe dat de ventilatiepijp aan het pand wordt verwijderd en het gebruik van het pand als shisha-lounge wordt beëindigd binnen acht weken na verzending van het besluit, op straffe van een dwangsom. Bij besluit van 19 juli 2019 is de begunstigingstermijn verlengd tot vier weken na verzending van de beslissing op bezwaar. In het besluit op bezwaar van 29 januari 2020 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar tegen de last ongegrond verklaard. Bij besluit van 24 februari 2020 heeft het college wederom de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na verzending van de uitspraak in beroep. Bij uitspraak van 28 februari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard. [verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank alsmede de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 11 april 2022 heeft de voorzieningenrechter bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden van 29 januari 2020 wordt verlengd tot 25 mei 2022.

De voorzieningenrechter bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden van 29 januari 2020 wordt verlengd tot en met de datum waarop de uitspraak op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt gedaan.

Daartoe overweegt hij het volgende.

De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen de mogelijkheid om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak hebben ondersteund. Gelet hierop en gelet de omstandigheid dat het wellicht meer dan twee weken duurt voordat die uitspraak er is, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om vooruitlopend op de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening een ordemaatregel te treffen.

Over de proceskosten zal worden beslist op het moment waarop de voorzieningenrechter uitspraak doet op het verzoek.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen