Uitspraak 202202374/3/A3


Volledige tekst

202202374/3/A3.
Datum uitspraak: 13 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verband met een ambtshalve ingesteld onderzoek naar het bestaan van aanleiding voor opheffing of wijziging (artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) van de bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1197, getroffen voorziening hangende het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Harderwijk,

verzoeker,

en

de burgemeester van Harderwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2019 heeft de burgemeester [verzoeker] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Harderwijk voor de duur van zes maanden te sluiten.

Bij besluit van 16 maart 2022 heeft de burgemeester, met in achtneming van de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, opnieuw besloten op het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar. De burgemeester heeft zijn besluit van 10 september 2019 herroepen in die zin dat hij de sluitingsduur heeft bepaald op twee maanden in plaats van zes maanden.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 25 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van 16 maart 2022 en van 10 september 2019 geschorst tot de voorzieningenrechter heeft beslist over de opheffing of wijziging daarvan.

Partijen zijn uitgenodigd om ter zitting te verschijnen om te beoordelen of toepassing moet worden gegeven aan artikel 8:87, eerste lid, van de Awb.

De burgemeester heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2022, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigden], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer, advocaat te Nijmegen, en mr. J. van Eys, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ambtshalve een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.

3.       Ter zitting is de mogelijkheid besproken om direct in de bodemprocedure uitspraak te doen. De voorzieningenrechter zal daartoe niet overgaan omdat de burgemeester niet de benodigde toestemming heeft gegeven. De vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het beroep grond bestaat de bij uitspraak van 25 april 2022 getroffen voorziening op te heffen dan wel te wijzigen, zal de voorzieningenrechter beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.

4.       Het algemeen belang van sluiting is er met name in gelegen dat de drugshandel vanuit de woning sinds het besluit van 10 september 2019 zou zijn voortgezet door de derde zoon. De burgemeester heeft ter onderbouwing daarvan een zesde bestuurlijke rapportage met anonieme meldingen aan het besluit van 16 maart 2022 ten grondslag gelegd. De laatste meldingen over drugshandel vanuit de woning door de derde zoon zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter relatief gedateerd en ter zitting heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat de strafrechtelijke zaak van de derde zoon is geseponeerd. De burgemeester stelt niet meer informatie van de politie te ontvangen omdat het strafrechtelijk onderzoek anders wordt gefrustreerd. Onduidelijk is echter waarom de burgemeester niet met toepassing van artikel 8:29 van de Awb informatie zou kunnen overleggen. De burgemeester wil ook een signaal afgeven dat drugshandel niet wordt getolereerd en dat op verzoeken om handhaving wordt gereageerd. De voorzieningenrechter begrijpt dat, maar daar tegenover staat het belang van [verzoeker] die nog met vier van zijn kinderen, waarvan één minderjarig, in de woning woont. Daargelaten wat de burgemeester aanvoert over het familiaire drugscircuit, onder de gezinsleden bevinden zich (deels minderjarige) kinderen die niets met de drugshandel te maken hadden. Het algemeen belang bij onmiddellijke sluiting van de woning acht de voorzieningenrechter gelet op het vorenstaande minder zwaarwegend dan het belang van [verzoeker] en zijn gezin om in de woning te kunnen blijven totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist. In verband met de bij dit besluit betrokken belangen zal de voorzieningenrechter bevorderen dat het beroep nog deze zomer op een zitting zal worden behandeld.

5.       De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de bij uitspraak van 25 april 2022 getroffen voorziening te wijzigen, in die zin dat de besluiten van 16 maart 2022 en van 10 september 2019 geschorst blijven totdat de Afdeling in de bodemprocedure op het beroep heeft beslist. Dit betekent dat de burgemeester in ieder geval tot die tijd niet mag overgaan tot sluiting van de woning.

6.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijzigt de bij uitspraak 25 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1197, getroffen voorziening, in die zin dat de besluiten van 16 maart 2022 en van 10 september 2019 geschorst blijven totdat de Afdeling in de bodemprocedure op het beroep heeft beslist;

II.       veroordeelt de burgemeester van Harderwijk tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2022

612