Uitspraak 202105731/1/R1


Volledige tekst

202105731/1/R1.
Datum uitspraak: 4 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, wonend te Amsterdam,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Amsterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en [appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2022, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. van Wissen, mr. M.N. van Waarde en T.J. Koolmees, bijgestaan door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" voorziet in de ontwikkeling van een gemengde buurt met onder meer een aanbod van ongeveer 1.350 woningen verspreid over tien kavels, kantoren en maatschappelijke en commerciële voorzieningen. Deze ontwikkeling wordt voorzien door de bestemming "Gemengd". Voor de openbare ruimte voorziet het bestemmingsplan tussen de bouwblokken in een autovrije, groene inrichting. Aan de openbare ruimte is de bestemming "Groen" toegekend. Het plangebied wordt aan de westelijke kant begrensd door de Beethovenstraat, aan de zuidkant door de De Boelelaan, aan de oostkant door de Antonio Vivaldistraat en aan de noordkant door de Maurice Ravellaan.

2.       [appellant] en anderen zijn allen bewoners en/of eigenaren van woningen (dan wel behartigers van hun belangen) van/in de De Mirandabuurt. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van een woonzorgvoorziening, een zogenoemde broedplaats voor kunstenaars en een buurtgezondheidscentrum die in de De Mirandabuurt worden voorzien in het ontwerpbestemmingsplan "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening". De reden waarom zij beroep hebben ingesteld tegen het bestemmingsplan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" is dezelfde als in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2687, over het bestemmingsplan "Zuidas Vivaldi kavel 13, kavel voormalig Drentestaete fase I en 2e partiële herziening". [appellant] en anderen vinden het plangebied van het bestemmingsplan "Zuidas - Woonbuurt Ravel" geschikter voor de drie voornoemde maatschappelijke voorzieningen dan hun eigen buurt waar het ontwerpbestemmingsplan "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening" betrekking op heeft.

Procesbelang

3.       De raad betwist dat [appellant] en anderen procesbelang hebben. De raad voert aan dat met het beroep niet kan worden bereikt wat [appellant] en anderen feitelijk voor ogen hebben, namelijk aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening".

3.1.    Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen (vergelijk de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3415).

3.2.    De Afdeling ziet in wat de raad heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] en anderen geen belang hebben bij de uitkomst van deze procedure. De Afdeling verwijst naar de hiervoor genoemde uitspraak van 1 december 2021. In wat de raad heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen dan in die uitspraak van 1 december 2021. Daarmee hebben [appellant] en anderen belang bij een behandeling van hun beroep.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijke beoordeling van het beroep

5.       [appellant] en anderen betogen dat de door de raad gewenste maatschappelijke voorzieningen van een woonzorgvoorziening, de broedplaats en een buurtgezondheidscentrum in het plangebied van het bestemmingsplan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" gerealiseerd moeten worden, in plaats van in het plangebied van het ontwerpbestemmingsplan "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening". Zij voeren aan dat het voorliggende plangebied geschikter is voor deze voorzieningen dan de rustige De Mirandabuurt en dat de maatschappelijke voorzieningen daarmee meer worden verspreid over de stad. Met het beroep tegen het voorliggende bestemmingsplan willen [appellant] en anderen bereiken dat dit bestemmingsplan concreet regelt dat de voornoemde voorzieningen daarin worden opgenomen.

5.1.    Evenals is overwogen in de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 1 december 2021, ligt de vraag of het voorzien in een woonzorgvoorziening, de broedplaats en een buurtgezondheidscentrum in het ontwerpbestemmingsplan "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening" in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht, in deze procedure niet ter beoordeling voor. De beroepsgronden van [appellant] en anderen die zich op die vraag richten, laat de Afdeling dan ook buiten beschouwing.

5.2.    Het bestemmingsplan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" kent aan de gronden van het plangebied de bestemmingen "Gemengd" en "Groen" toe. Gelet op artikel 3.1, aanhef en onder h, in samenhang bezien met de artikelen 1.43 en 3.4.4, aanhef en onder b, van de planregels voorziet het bestemmingsplan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" op de gronden met de bestemming "Gemengd" met de functieaanduidingen ‘Sgd-1 (kavel A)’, ‘Sgd-2 (Kavel B)‘, ‘Sgd-5 (kavel E)‘ en ‘Sgd-9 (Kavel I)‘ in maatschappelijke dienstverlening (geen school) met een maximale brutovloeroppervlakte voor kavel A van 200 m2, voor kavel B van 1.025 m2, voor kavel E van 1.300 m2 en voor kavel I van 1.300 m2.

Gezien deze maximale planologische mogelijkheden voor maatschappelijke dienstverlening voorziet het voorliggende bestemmingsplan in een juridisch planologisch kader dat ruimte biedt voor een woonzorgvoorziening, een broedplaats en een buurtgezondheidscentrum.

5.3.    Zoals ook aan de orde was in de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 1 december 2021, willen [appellant] en anderen dat ook het voorliggende bestemmingsplan concreter regelt dat bij de voorziene ontwikkeling van de woningen en andere voorzieningen ook een woonzorgvoorziening, een broedplaats en buurtgezondheidscentrum in het plangebied worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad van een dergelijke regeling af kunnen zien. Naast de omstandigheid dat een bestemmingsplan uitgaat van toelatingsplanologie en het bestemmingsplan bovendien al ruimte laat voor het vestigen van de door [appellant] en andere genoemde voorzieningen, heeft de raad ook de volgende omstandigheden relevant kunnen achten.

Het buurtgezondheidscentrum waar [appellant] en anderen op wijzen, is bedoeld als lokale voorziening voor eerstelijnszorg voor bewoners van het plangebied "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening". Dat plan ligt, zoals hiervoor is overwogen, niet voor. De raad heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat een buurtgezondheidscentrum een voorziening op wijkniveau is en dat als een buurtgezondheidscentrum in het plangebied Ravel wordt gerealiseerd, dit niet betekent dat in het plangebied van het ontwerpbestemmingsplan "Zuidas-Kop Zuidas 2018, 1e herziening" een dergelijke voorziening niet meer nodig is. Volgens de raad vormt het verplaatsen van het buurtgezondheidscentrum naar het plangebied van "Zuidas-Woonbuurt Ravel" geen oplossing voor de behoefte die bestaat in het plangebied van "Zuidas-Kop Zuidas 2018 1e herziening". Daarbij heeft de raad van belang kunnen achten dat het plangebied van "Zuidas-Kop Zuidas 2018 1e herziening" en het plangebied "Zuidas-Woonbuurt Ravel" gescheiden worden door een drukke snelweg en kantoorgebouwen. Daardoor is het minder waarschijnlijk dat bewoners vanuit het ene plangebied naar het andere plangebied gaan om gebruik te maken van het buurtgezondheidscentrum.

De raad heeft ten aanzien van de woonzorgvoorziening relevant kunnen achten dat het op basis van het "Strategisch Huisvestingsplan jeugd, zorg en basisvoorzieningen 2019 - 2025" (hierna: het SHP) aan een bepaalde tijdslijn gebonden is om woonzorgvoorzieningen te realiseren. Door het concreter regelen van een woonzorgvoorziening in "Zuidas-Woonbuurt Ravel" wordt volgens de raad de tijdslijn in het SHP niet gehaald. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat per 2023 een woonzorgvoorziening gerealiseerd dient te zijn en dat een woonzorgvoorziening in een ontwikkelde wijk moet komen zodat de gebruiker van de woonzorgvoorziening kan wennen aan de omgeving. Het plangebied van "Zuidas-Woonbuurt Ravel" zal in 2023 nog niet voldoende ontwikkeld zijn. Momenteel liggen er nog sportvelden en moet met de bouw nog begonnen worden. Daarom is ervoor gekozen de woonzorgvoorziening in andere wijken te realiseren, zo stelt de raad. De Afdeling ziet geen aanleiding aan deze toelichting te twijfelen.

Wat de broedplaats betreft, volgt uit de plantoelichting dat bij maatschappelijke dienstverlening in het bijzonder gedacht kan worden aan een broedplaats. De raad heeft toegelicht dat de broedplaats niet concreter is geregeld omdat het eerst wil zien hoe de wijk zich ontwikkelt en aan de hand van die ontwikkeling de behoefte wil inschatten voor een broedplaats.

Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de bestemming "Gemengd" in het plan "Zuidas-Woonbuurt Ravel" en de daarin voorziene mogelijkheden voor maatschappelijke dienstverlening niet in overeenstemming zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de raad kunnen afzien van een regeling die de vestiging van een woonzorgvoorziening, een broedplaats en een buurtgezondheidscentrum in het plangebied concreter regelt. Dat [appellant] en anderen het plangebied van "Zuidas-Woonbuurt Ravel" geschikter achten voor deze drie voorzieningen, betekent niet dat dit bestemmingsplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog faalt.

5.4.    Nu het betoog van [appellant] en anderen niet slaagt behoeft het betoog van de raad dat [appellant] en anderen zich, gelet op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht, niet kunnen beroepen op de norm van een goede ruimtelijke ordening uit artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, omdat die norm in dit geval - gezien de afstand van het plangebied tot hun directe woonomgeving - volgens de raad geen betrekking heeft op de belangen van [appellant] en anderen, geen bespreking meer.

Conclusie

6.       Het beroep is ongegrond.

Proceskosten

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.TH. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022

374-989