Uitspraak 202003929/1/R2


Volledige tekst

202003929/1/R2.
Datum uitspraak: 26 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Das & Boom, gevestigd te Beek, gemeente Berg en Dal,

appellante,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 15 juni 2020 in zaak nr. 19/3336 en 20/1405 in het geding tussen:

Das & Boom

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2019 heeft het college aan [eigenaar] een ontheffing verleend van het in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) opgenomen verbod om vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de das opzettelijk te beschadigen of te vernielen.

Bij besluit van 29 oktober 2019 heeft het college het door Das & Boom daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 juni 2020 heeft de rechtbank het door Das & Boom daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Das & Boom hoger beroep ingesteld.

Het college en [eigenaar] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de STAB) heeft op verzoek van de Afdeling een deskundigenbericht uitgebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2022, waar Das & Boom, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Jansen en H. Minis, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [eigenaar] is eigenaar van een perceel kadastraal bekend sectie […], nr. […] aan de Mauritiussingel in Schin op Geul. Hij heeft in 2020/2021 een woning gebouwd op dit perceel. Voordat de woning werd gebouwd was het perceel in gebruik als schapenwei. Op een naburig perceel dat ten oosten van het perceel van [eigenaar] ligt is een dassenburcht aanwezig. De dassen uit die burcht gebruiken het perceel van [eigenaar] als foerageergebied en als doorgang naar verder weg gelegen foerageergebied. Omdat de bouw van de woning van invloed kan zijn op het gebruik dat de dassen van het perceel maken en daarmee op het gebruik (de functionaliteit) van de dassenburcht, heeft [eigenaar] op 26 april 2019 voor de bouw van de woning een ontheffing aangevraagd van het verbod om vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de das opzettelijk te beschadigen of te vernielen.

1.1.    Het college heeft de ontheffing verleend. Het heeft zich daarbij gebaseerd op het bij de aanvraag gevoegde ‘Activiteitenplan aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming nieuwbouw Mauritiussingel ong. te Schin op Geul’ (d.d. 24 april 2019), opgesteld door Ecoplanning (hierna: het Activiteitenplan).

In het Activiteitenplan staat dat op 15 meter van de perceelsgrens van [eigenaar] een dassenburcht ligt met één belopen pijp. Deze burcht wordt door de bouw van de woning niet aangetast. De bouw van de woning leidt wel tot een verlies van maximaal 128,5 m2 foerageergebied (woning en voortuin). Dat is 1,4% van het totale areaal. In de voor- en achtertuin zijn wissels aangetroffen die de dassenburcht met verder weg gelegen foerageergebied verbindt. In het Activiteitenplan worden enkele maatregelen voorgesteld om de negatieve gevolgen van de bouw van de woning voor de das te verminderen. Die maatregelen zijn onder meer (1) dat de das welkom is op het perceel, (2) de aanplant van besdragende struiken in de voortuin, waarvan de vruchten eetbaar zijn voor de das, en (3) het behoud van het grasland in de achtertuin, dat begraasd wordt door schapen zodat het gras niet hoger dan 5 cm wordt, en dat voor het behoud van de wormenrijkdom bemest wordt met ruige (schapen) stalmest. Aan de ontheffing zijn voorschriften verbonden op grond waarvan deze maatregelen moeten worden genomen.

1.2.    Het college heeft de ontheffing bij het besluit op bezwaar in stand gelaten. Volgens het college heeft Das & Boom niet aannemelijk gemaakt dat het Activiteitenplan onjuiste en onvolledige informatie bevat over de ligging, omvang en functie van de dassenburcht. Bovendien is volgens het college niet de exacte ligging, omvang en functie van de burcht relevant, maar het gegeven dat er een burcht is. Daar gaat het Activiteitenplan ook vanuit. Verder deelt het college niet het standpunt van Das & Boom dat het verlies van foerageergebied volledig moet worden gecompenseerd. Omdat de staat van instandhouding van de das relatief gunstig is, de negatieve gevolgen van de ingreep beperkt zijn en er in de directe omgeving van de burcht volop ruimte is voor de das, zijn verdergaande maatregelen dan voorzien in de ontheffing volgens het college niet nodig voor het behoud van de gunstige staat van instandhouding van de das.

De aangevallen uitspraak

2.       De rechtbank heeft het beroep van Das & Boom ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat Das & Boom in de bezwaarfase geen contra-expertise heeft overgelegd waaruit zou blijken dat het Activiteitenplan onjuistheden of onvolledigheden bevat. Het college mocht zich dan ook op het Activiteitenplan baseren. Verder heeft de rechtbank overwogen dat niet is betwist dat de staat van instandhouding van de das in Zuid-Limburg relatief gunstig is. Das & Boom heeft niet aannemelijk gemaakt dat desondanks de bezettingsgraad plaatselijk erg laag is. Het college heeft zich volgens de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn om verdergaande maatregelen te nemen dan die zijn opgenomen in het Activiteitenplan, om het behoud van een gunstige staat van instandhouding van de das te borgen. De uitvoering en de instandhouding van de maatregelen zijn volgens de rechtbank voldoende gewaarborgd in de voorschriften van de ontheffing.

Wettelijk kader

3.       De das staat op onderdeel A van de bijlage, behorende bij artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wnb.

3.1.    Artikel 3.10 van de Wnb luidt - voor zover relevant - als volgt:

1. Onverminderd artikel 3.5, […], is het verboden:

b. de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen,

[…]

2. Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, […]

3.2.    Artikel 3.8 van de Wnb luidt - voor zover relevant- als volgt:

1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, […] ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.

[…]

5. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

[…]

c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Het hoger beroep

De informatie in het Activiteitenplan

4.       Das & Boom stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij de bevindingen in het Activiteitenplan niet met een contra-expertise heeft weerlegd en ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat het Activiteitenplan onjuiste informatie bevat. Das & Boom wijst erop dat zij het verslag van het bezoek van de Stichting Dassenwerkgroep aan het perceel waar de dassenburcht ligt van 4 september 2019 in bezwaar en beroep en het verslag van 8 juni 2020 ook in beroep heeft overgelegd. Uit die verslagen volgt dat de informatie in het Activiteitenplan niet juist is. Zo staat de dassenburcht op 10 en niet op 15 meter van het perceel en gaat het niet om een burchtje met één belopen pijp, maar om een complex met elf holen dat functioneert als kraamburcht. Het is bovendien de enige bewoonde burcht in een groter gebied, die naar verwachting door de bouw van de woning definitief zal worden verlaten. Het wegvallen van deze burcht zal betekenen dat er een hiaat in de dassenpopulatie komt. Volgens Das & Boom had het college de ontheffing niet kunnen verlenen als het van de juiste informatie over de ligging, omvang en functie van de dassenburcht was uitgegaan.

4.1.    Het Activiteitenplan, de twee door Das & Boom overgelegde verslagen van de Dassenwerkgroep, een door het college overgelegd controlerapport van 3 juni 2020 en het deskundigenbericht bevatten informatie over op verschillende momenten waargenomen pijpen of burchten in de parkachtige tuin die ten oosten van het perceel van [eigenaar] ligt. In het deskundigenbericht is in tabel 5.1 een overzicht opgenomen van de vindplaatsen volgens de hiervoor genoemde stukken en waarnemingen van de STAB. De STAB constateert op grond daarvan het volgende. Waar in het Activiteitenplan slechts één belopen pijp op ongeveer 15 m van het bouwperceel is gevonden, heeft de STAB waargenomen dat er meerdere belopen pijpen in de nabijgelegen parkachtige tuin aanwezig zijn. Ook is op een kortere afstand van 10 meter van het bouwperceel een verstopte, onbelopen pijp waargenomen. Uit het fotomateriaal van Das & Boom van juni/juli 2019 is volgens de STAB op te maken dat deze pijp op dat moment nog wel belopen was. Het aantal pijpen en de locaties die de STAB heeft waargenomen, komen overeen met de waarnemingen die in de verslagen van de Dassenwerkgroep zijn opgenomen. Ook in het controlerapport van het college van 3 juni 2020 wordt geconstateerd dat op circa 50 meter van het bouwperceel sprake is van actieve dassenburchten. Daarmee is volgens de STAB in de parkachtige tuin in een zone van 10 tot ongeveer 55 meter van het bouwperceel sprake van een dassenburcht van een redelijke omvang met meerdere pijpen, waarbij het gelet op het uiterlijk van de burcht en de waarnemingen uit september 2019 door de Dassenwerkgroep aannemelijk is dat deze burcht al langere tijd, en daarmee ook ten tijde van het besluit op bezwaar van 29 oktober 2019, aanwezig is. De STAB heeft niet kunnen constateren dat de burcht ook als kraamburcht wordt gebruikt.

4.2.    De Afdeling is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat Das & Boom aannemelijk heeft gemaakt dat het Activiteitenplan ten tijde van het besluit op bezwaar geen goed beeld (meer) gaf van de omvang en ligging van pijpen en burchten in de parkachtige tuin. Dat Das & Boom geen contra-expertise heeft ingebracht is anders dan de rechtbank heeft overwogen niet van belang. Voldoende is dat Das & Boom concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de beschrijving van de feitelijke situatie in het Activiteitenplan naar voren heeft gebracht. De Afdeling verbindt daar echter niet de conclusie aan dat het college zich daarom niet meer op de beoordeling van de effecten van de bouw van de woning voor de dassenburcht in het Activiteitenplan mocht baseren. De reden daarvoor is dat voor de vraag of een ontheffing nodig is, van belang is dat er een voortplantings- of rustplaats aanwezig is die door een ingreep opzettelijk beschadigd of vernield kan worden. Daarvan is in het Activiteitenplan uitgegaan. Verder bevestigt het deskundigenbericht het standpunt van het college dat de ingreep - ook als wordt uitgegaan van de aanwezigheid van meer belopen pijpen en burchten - geen andere effecten heeft dan waarvan in het Activiteitenplan is uitgegaan. Het deskundigenbericht bevestigt dat op het perceel van [eigenaar] geen waarnemingen van pijpen en burchten zijn gedaan. Verder wordt onderschreven dat de bouw van de woning niet zal leiden tot een directe beschadiging van de burchten in de parkachtige tuin. De ingreep kan volgens het Activiteitenplan en het deskundigenbericht wel gevolgen hebben voor de functionaliteit van de pijpen en burchten op het naburige perceel, omdat de das het perceel van [eigenaar] gebruikt als doorgang naar verder weg gelegen foerageergebied en ook foerageert op het perceel van [eigenaar].

In het deskundigenbericht wordt bovendien gesteld dat de dassenfamilie in de burcht aan de Mauritiussingel, samen met de families in de zuidelijk gelegen dassenburchten bij de Sousberg/Keuterberg en het Gerendal en de noordwestelijk gelegen dassenburchten in het Geuldal/De Kluis een lokale populatie lijken te vormen. Volgens de STAB zijn er geen aanwijzingen dat deze populatie door verstoringen onder druk staat. Wel is van belang dat deze burchten met elkaar in verbinding blijven. De ingreep in het leefgebied door de bouw van de woning, leidt volgens de STAB niet tot een aantasting van de lokale populatie, mits de doorgang over het perceel van [eigenaar] behouden blijft.

Het betoog van Das & Boom dat het college een ontheffing niet had kunnen verlenen als het van de juiste informatie over de ligging, omvang en functie van de dassenburcht was uitgegaan, slaagt gelet op het voorgaande niet. Uit het deskundigenbericht volgt immers dat de bouw van de woning, anders dan waarvan Das & Boom uitgaat, niet zal leiden tot het permanent verlaten van de dassenburcht, mits de doorgang voor de dassen over het perceel van [eigenaar] behouden blijft.

Zijn de voorschreven maatregelen voldoende?

5.       Das & Boom stelt dat de rechtbank ten onrechte het college heeft gevolgd in het standpunt dat de ontheffing voorziet in voldoende compenserende maatregelen. De compensatie die is voorzien, is volgens Das & Boom niet zinvol en ontoereikend voor een kraamburcht met 11 holen. Het grasland in de achtertuin is geen compensatie, want dat was al aanwezig, een plantenborder en bessenstruiken in de voortuin kunnen het verlies van foerageergebied niet opvangen en het aanplanten van een mei-/sleedoornhaag heeft geen enkele toegevoegde waarde voor de das. Verder wordt met de voorgestelde maatregelen de barrièrewerking door de aanleg van de woning niet weggenomen, terwijl dat zou kunnen door de aanleg van een duiker die als tunnel kan fungeren vanaf het perceel waar de dassenburcht ligt naar het foerageergebied van de das.

5.1.    Op figuur 3.1 van het Activiteitenplan is een gebied van 9.000 m2 rondom het perceel van [eigenaar] aangemerkt als functioneel leefgebied van de das (gebied binnen de groene omlijning). Daarbij is vermeld dat het leefgebied waarschijnlijk nog veel groter is omdat aangenomen wordt dat de das ook foerageert in het Geuldal. Op die figuur zijn ook de dassenwissels aangegeven die tijdens verschillende veldonderzoeken zijn aangetroffen. Eén wissel loopt door de voortuin van het perceel evenwijdig aan de Mauritiussingel (aangetroffen op 1 april 2019), en één wissel loopt door de achtertuin (aangetroffen op 22 november 2018, en niet meer belopen bij latere veldbezoeken). Via de wissels zijn de burchten verbonden met foerageergebied (weidegronden) dat ten noordwesten van het perceel van [eigenaar], in de richting van het Geuldal, ligt.

In het Activiteitenplan zijn - voor zover relevant - de volgende maatregelen voorgesteld om de negatieve gevolgen van de ingreep te verminderen:

- De das blijft te allen tijde welkom in het plangebied. Om dit te garanderen, komt er een clausule in de bouwvergunning dat de eigenaar dassen moet toestaan om door zijn tuin te kunnen lopen.

- Het grasland in de toekomstige achtertuin blijft behouden en wordt begraasd met schapen zodat het gras niet hoger wordt dan 5 cm;

- Om de huidige wormenrijkdom te behouden, wordt het grasland in de toekomstige achtertuin bemest met ruige (schapen)stalmest;

- Er wordt langs de bestaande afrastering een mei-/sleedoornhaag aangeplant ter plaatse van de noordelijke en zuidelijke perceelsgrens;

- In de voortuin worden onder andere kruisbes, aalbes, bramen en frambozen aangeplant; de vruchten zijn eetbaar voor de das.

In de voorschriften van de ontheffing is onder 7 bepaald dat deze maatregelen uitgevoerd moeten worden en onder 8 dat de maatregelen uitgewerkt worden in een ecologisch werkprotocol. In de ontheffing is onder 5 bepaald dat de voorschriften betreffende mitigerende en compenserende maatregelen van kracht blijven na afloop van de periode van de ontheffing.

5.2.    De STAB stelt dat met de bouw van de woning en de aan te leggen verharding 186 m2 aan foerageergebied verloren gaat. De aanplant van de bessenstruiken vormt een beperkte vorm van compensatie. Het duurt enige tijd voordat de struiken vrucht dragen en de vruchten zullen hooguit voor een periode van twee weken een aanvulling op het voedsel van de dassen zijn, terwijl de weide jaarrond een voedselbron was.

De oppervlakte van het verlies van foerageergebied is volgens de STAB echter beperkt, zeker als die wordt afgezet tegen de omvang van het foerageergebied in de weide richting het Geuldal. Het is met name de doorgang naar die weide die noodzakelijk is voor het functioneren van het foerageergebied en daarmee het leefgebied. Zonder een toegang tot dat foerageergebied zal de dassenfamilie aan de Mauritiussingel moeilijk kunnen overleven.

De STAB concludeert dat de effecten van de bouw van de woning en de aan te brengen verharding op het leefgebied van de das, mits de doorgang door de achtertuin van [eigenaar] naar de weide in het Geuldal wordt behouden, niet zo groot zijn dat sprake zal zijn van een aantasting van de lokale populatie. Het behoud van die doorgang is volgens de STAB echter niet gewaarborgd in de ontheffing. Als de doorgang door de achtertuin van [eigenaar] wordt gegarandeerd, dan is de aanleg van een tunnel aan de voorzijde van het perceel zoals Das & Boom voorstelt van ondergeschikt belang om het foerageergebied richting het Geuldal te bereiken, aldus de STAB.

- De doorgang naar verder weg gelegen foerageergebied

5.3.    Das & Boom heeft ter zitting in reactie op het deskundigenbericht gesteld dat het behoud van de doorgang door de achtertuin van [eigenaar] geen waarborg is dat de gehele doorgang voor de das, die over meerdere percelen loopt, behouden zal blijven. De enige duurzame oplossing is volgens Das & Boom de aanleg van een tunnel vanaf het perceel van de dassenburcht tot aan het foerageergebied in het Geuldal.

Het college heeft ter zitting in reactie op het deskundigenbericht gesteld dat met het voorschrift "De das blijft te allen tijde welkom in het plangebied", is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de das op het perceel welkom is om te foerageren en om het perceel als doorgang te gebruiken. Met het voorschrift is volgens het college voldoende gewaarborgd dat de achtertuin toegankelijk is en blijft voor de das en dat hij die als doorgang kan gebruiken. Als in de toekomst de doorgang voor de das op andere percelen dan het perceel van [eigenaar] wordt belemmerd, dan kan handhavend worden opgetreden.

5.4.    De Afdeling overweegt als volgt. Uit het deskundigenbericht volgt dat voor het behoud van de functionaliteit van de dassenburcht essentieel is dat de dassen uit de burcht het foerageergebied in de richting van het Geuldal kunnen bereiken. Dat kan via een route langs de voorzijde van de woningen aan de Mauritiussingel (dat is via de voortuin van het perceel van [eigenaar]) en via een route aan de achterzijde van de woningen aan de Mauritiussingel (dat is via de toekomstige achtertuin van [eigenaar]). Beide routes lopen over meerdere percelen, waaronder het perceel van [eigenaar]. Omdat de das niet de voorkeur heeft om via een verharding of watergang te gaan (dat kenmerkt de route aan de voorzijde), is volgens de STAB essentieel dat de doorgang via de achterzijde gewaarborgd is. Als dat niet kan, dan komt pas de noodzaak van een tunnel aan de voorzijde in beeld.

5.5.    De ontheffing heeft betrekking op het gehele perceel van [eigenaar], dat in de ontheffing wordt aangeduid als ‘plangebied’. De achterzijde van het perceel, die onderdeel is van de route van de das naar het foerageergebied, blijft volgens de ontheffing ingericht als schapenwei. De ontheffing wijzigt feitelijk dus niets aan de bestaande route die (ook) door de achtertuin van [eigenaar] loopt. De Afdeling kan het college dan ook, mede gelet op wat in het deskundigenbericht staat, volgen in zijn standpunt dat de functionaliteit van de dassenburcht door de ontheffing niet wordt aangetast als het behoud van de functie van het perceel van [eigenaar] als onderdeel van de doorgang naar het foerageergebied in de richting van het Geuldal gewaarborgd blijft. Verdergaande maatregelen, zoals een dassentunnel, zijn dan niet nodig. Als de doorgang in de toekomst op andere percelen dan het perceel van [eigenaar] wordt belemmerd zoals Das & Boom vreest, dan kan daartegen, zoals het college terecht stelt, handhavend worden opgetreden als de functionaliteit van de dassenburcht daardoor wordt aangetast.

5.6.    De Afdeling is echter van oordeel dat Das & Boom terecht stelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het behoud van de functie van het perceel van [eigenaar] als onderdeel van de route tussen de dassenburcht en de weide richting het Geuldal onvoldoende is gewaarborgd in de voorschriften van de ontheffing. Het voorschrift "De das blijft te allen tijde welkom in het plangebied. Om dit te garanderen, komt er een clausule in de bouwvergunning dat de eigenaar dassen moet toestaan om door zijn tuin te kunnen lopen", dat daar volgens het college voor is bedoeld, biedt die waarborg niet. In de eerste plaats omdat uit de woorden ‘blijft welkom’ niet eenduidig kan worden afgeleid of daaronder ook moet worden begrepen dat de functie van het perceel van [eigenaar] als onderdeel van de route tussen de dassenburcht en de weide in het Geuldal behouden moet blijven. In de tweede plaats omdat uit het voorschrift zelf volgt dat die garantie nog geregeld zal worden door het verbinden van een clausule aan de bouwvergunning. Dat laatste is, daargelaten of dat zou kunnen, niet gebeurd. Het voorschrift voldoet daarom uit oogpunt van handhaafbaarheid niet aan de eisen van rechtszekerheid.

Zoals ter zitting besproken zal de Afdeling zelf voorziend voorschriften verbinden aan de ontheffing waarmee het behoud van de doorgang naar het foerageergebied richting het Geuldal gewaarborgd blijft.

Het betoog slaagt.

- De overige compenserende maatregelen

6.       De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college zich op het standpunt kon stellen dat de voorgeschreven aanplant van bessenstruiken in de voortuin een maatregel is die bijdraagt aan het verminderen van de negatieve effecten van het verlies aan foerageergebied. Dat met deze maatregel maar in beperkte mate het verlies aan foerageergebied wordt gecompenseerd, betekent niet dat deze maatregel ontoereikend is. Daarvoor is van belang dat uit het deskundigenbericht volgt dat het verlies van foerageergebied niet zal leiden tot een aantasting van de functionaliteit van de burcht, mits de doorgang voor de dassen naar het foerageergebied richting het Geuldal behouden blijft. Zoals uit 5.6 volgt zal de Afdeling zelf voorziend voorschriften verbinden aan de ontheffing waarmee het behoud van de doorgang naar het foerageergebied richting het Geuldal gewaarborgd blijft.

6.1.    Het is juist dat, zoals Das & Boom stelt, de voorgeschreven inrichting en het gebruik van de achtertuin als schapenwei, geen compenserende maatregel is. Daarvan is in het Activiteitenplan ook niet uitgegaan. Uit het Activiteitenplan blijkt dat deze maatregelen tot doel hebben te waarborgen dat het bestaande gebruik behouden blijft. Met andere woorden: met deze voorschriften wordt voorkomen dat de achtertuin bij de woning een andere dan de bestaande inrichting kan krijgen, die negatieve gevolgen voor de das kan hebben.

6.2.    Het betoog van Das & Boom dat de voorgeschreven maatregelen niet duurzaam zijn, deelt de Afdeling niet. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is in de ontheffing expliciet vermeld dat de maatregelen van kracht blijven na afloop van de periode waarvoor de ontheffing is verleend.

6.3.    Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Gelet op wat onder 5.6 is overwogen is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit op bezwaar van 29 oktober 2019 alsnog gegrond verklaren, dat besluit vernietigen voor zover daarbij het voorschrift "De das blijft te allen tijde welkom in het plangebied. Om dit te garanderen, komt er een clausule in de bouwvergunning dat de eigenaar dassen moet toestaan om door zijn tuin te kunnen lopen", is gehandhaafd, en het besluit van 4 juli 2019 op dat punt herroepen. Verder zal de Afdeling zelf voorziend bepalen dat aan het besluit van 4 juli 2019 de volgende voorschriften worden verbonden.

- de voor- en toekomstige achtertuin van het perceel blijven toegankelijk voor de das; deze delen van het perceel behouden hun functie als foerageergebied overeenkomstig de voorschriften in deze ontheffing;

- de toekomstige achtertuin van het perceel wordt op zodanige wijze ingericht en afgerasterd dat de functie van de achtertuin als onderdeel van de doorgang voor de das van de dassenburcht naar het foerageergebied in het Geuldal behouden blijft.

Het voorgaande betekent dat het college geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen. De procedure over de ontheffing is hiermee beëindigd.

8.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 15 juni 2020 in zaak nr. 19/3336 en 20/1405;

III.      verklaart het beroep gegrond;

IV.     vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 29 oktober 2019, voor zover daarbij het voorschrift "De das blijft te allen tijde welkom in het plangebied. Om dit te garanderen, komt er een clausule in de bouwvergunning dat de eigenaar dassen moet toestaan om door zijn tuin te kunnen lopen", is gehandhaafd;

V.      herroept het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 4 juli 2019, voor zover het betreft het voorschrift "De das blijft te allen tijde welkom in het plangebied. Om dit te garanderen, komt er een clausule in de bouwvergunning dat de eigenaar dassen moet toestaan om door zijn tuin te kunnen lopen";

VI.     bepaalt dat aan het besluit van 4 juli 2019 de volgende voorschriften worden verbonden:

- de voor- en toekomstige achtertuin van het perceel blijven toegankelijk voor de das; deze delen van het perceel behouden hun functie als foerageergebied overeenkomstig de voorschriften in deze ontheffing;

- de toekomstige achtertuin van het perceel wordt op zodanige wijze ingericht en afgerasterd dat de functie van de achtertuin als onderdeel van de doorgang voor de das van de dassenburcht naar het foerageergebied in het Geuldal behouden blijft;

VII.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd;

VIII.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij Stichting Das & Boom, in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 51,78, niet toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX.     gelast dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan Stichting Das & Boom, het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 877,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022

388