Uitspraak 202005415/1/A2


Volledige tekst

202005415/1/A2.
Datum uitspraak: 30 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 augustus 2020 in zaak nr. 20/691 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Raad voor Rechtsbijstand (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).

Procesverloop

Bij brief van 19 juni 2019 heeft de raad aan [appellante] meegedeeld dat een verzoek om gesubsidieerde rechtsbijstand moet worden ingediend door een advocaat en dat er tot dat moment nog geen aanvraag voor een toevoeging door een advocaat met betrekking tot het door [appellante] geschetste rechtsprobleem bij de raad is ingediend.

Bij besluit van 13 augustus 2019 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 27 augustus 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2022. [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets, hebben via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij brief van 3 juni 2019 heeft [appellante] de raad verzocht aan haar een toevoeging te verlenen zonder koppeling aan een advocaat. Bij de brief van 19 juni 2019 heeft de raad aan [appellante] het volgende meegedeeld.

"Een verzoek om gesubsidieerde rechtsbijstand moet worden ingediend door een advocaat. Uit ons systeem blijkt dat er tot op heden geen aanvraag voor een toevoeging met betrekking tot het door u geschetste rechtsprobleem bij de Raad voor Rechtsbijstand is ingediend.

Uit uw brief en het door u meegestuurde diagnosedocument van het Juridisch Loket maak ik op dat mr. M.W. Verhoeven van het advocatenkantoor Lexman uw advocaat zou zijn. Om duidelijkheid te krijgen of er mogelijk door mr. Verhoeven een toevoegingsaanvraag zal worden ingediend heb ik vandaag met hem contact opgenomen.

Mr. Verhoeven heeft mij medegedeeld dat hij niet uw advocaat is. Ik begreep ook dat hij geen zaken op toevoegbasis behandelt.

Ik raad u aan om voor uw rechtsprobleem met de gemeente Deventer een advocaat te zoeken op www.rechtsbiistand.nl. onder 'vind een mediator of advocaat'. U kunt ook bij het Juridisch Loket alsnog verzoeken om een verwijzing naar een advocaat die werkzaam is op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand."

Besluitvorming

2.       De raad heeft het door [appellante] tegen de brief van 19 juni 2019 gemaakte bezwaar bij het besluit van 13 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Volgens de raad is de brief niet op rechtsgevolg gericht.

Aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van de raad van 19 juni 2019 een informatieve mededeling zonder rechtsgevolgen is en geen afwijzing van een aanvraag. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), uitsluitend de rechtsbijstandverlener een aanvraag om een toevoeging kan indienen. Volgens de rechtbank is een verzoek om een toevoeging ingediend door de rechtzoekende zelf daarom geen aanvraag in de zin van de wet en is het geen gevolg geven aan zo’n verzoek dus geen afwijzing van een aanvraag om een beschikking die als besluit moet worden aangemerkt. Daarom staat tegen het bericht van 19 juni 2019 geen bezwaar open en heeft de raad, naar het oordeel van de rechtbank, het bezwaar van [appellante] terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Hoger beroep

4.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bericht van 19 juni 2019 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en dat een verzoek om gesubsidieerde rechtsbijstand uitsluitend door een rechtsbijstandverlener kan worden aangevraagd. Zij voert daartoe aan dat in artikel 24, tweede lid, van de Wrb is bepaald dat een aanvraag om een toevoeging mede namens de rechtzoekende wordt ingediend en ondertekend. Volgens [appellante] betekent dit dat ook de rechtzoekende zelf bij de raad om een toevoeging kan verzoeken. Indien dat niet het geval is, is volgens [appellante] sprake van strijd met de artikelen 47 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). [appellante] wijst op de door haar opgestelde eenzijdige beslissing vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 7:900, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Daaruit volgt volgens haar dat het gehele stelsel van rechtsbijstand onrechtmatig is.

4.1.    Artikel 24, tweede lid, van de Wrb luidt:

"De rechtsbijstandverlener dient mede namens de rechtzoekende, een aanvraag om een toevoeging in bij een vestiging van de raad in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt. De aanvraag wordt mede namens de rechtzoekende, ondertekend door de rechtsbijstandverlener."

4.2.    Zoals ook de rechtbank heeft overwogen volgt uit artikel 24, tweede lid, van de Wrb dat een verzoek om gesubsidieerde rechtsbijstand alleen door de rechtsbijstandverlener kan worden gedaan en niet door de rechtzoekende zelf. De raad is niet bevoegd om toevoegingen te verstrekken aan rechtzoekenden met een nog niet bekende advocaat en de raad bemiddelt ook niet bij het vinden van een advocaat (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT7996). De brief van 19 juni 2019 moet dan ook worden opgevat als een feitelijke en informatieve mededeling, waardoor geen recht, verplichting, bevoegdheid, of status ontstaat of teniet wordt gedaan. Dat slechts sprake is van een informatieve reactie van de raad volgt ook uit de bewoordingen van de brief, waarin [appellante] wordt geadviseerd om voor haar rechtsprobleem met de gemeente Deventer een advocaat te zoeken op www.rechtsbijstand.nl onder 'vind een mediator of advocaat', en [appellante] op de mogelijkheid wordt gewezen om bij het Juridisch Loket te verzoeken om een verwijzing naar een advocaat die werkzaam is op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand.

4.3.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van strijd met de artikelen 47 en 52, eerste lid, van het Handvest, omdat geen afbreuk wordt gedaan aan het recht op (gesubsidieerde) rechtsbijstand en de voorwaarde dat de aanvraag wordt ingediend door de door de rechtszoekende ingeschakelde rechtsbijstandverlener bij wet is gesteld.

Verder brengt wat [appellante] in de door haar opgestelde eenzijdige beslissing vaststellingsovereenkomst heeft opgemerkt naar het oordeel van de Afdeling niet mee dat de raad gehouden was om tot een andere uitleg of toepassing van artikel 24, tweede lid, van de Wrb te komen.

4.4.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad het bezwaar van [appellante] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog faalt.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Koelewijn, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022

856