Uitspraak 200408710/1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2005:AT7996
- Datum uitspraak
- 22 juni 2005
- Inhoudsindicatie
- Bij brief van 30 januari 2003 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: het bureau) appellante medegedeeld dat het niet mogelijk is de toevoeging voor opvolging te muteren indien de opvolgend advocaat niet bekend is en dat het niet bemiddelt bij het vinden van een opvolgend advocaat.
- Hoger beroep
- Rechtsbijstand
200408710/1.
Datum uitspraak: 22 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/2872 WRB van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 september 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij brief van 30 januari 2003 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: het bureau) appellante medegedeeld dat het niet mogelijk is de toevoeging voor opvolging te muteren indien de opvolgend advocaat niet bekend is en dat het niet bemiddelt bij het vinden van een opvolgend advocaat.
Bij besluit van 15 mei 2003 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: de raad) het daartegen door appellante ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 september 2004, verzonden op 14 september 2004, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 november 2004 heeft de raad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 20 mei 2005. Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Onder rechtshandeling wordt een handeling verstaan die is gericht op enig rechtsgevolg.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) geeft het bureau desverzocht een toevoeging af ten behoeve van rechtsbijstand door een advocaat.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt het verzoek om toevoeging gericht tot het bureau in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Wrb, voorzover hier van belang, kan het bureau de toevoeging wijzigen, beëindigen of intrekken.
2.2. Ambtshalve overweegt de Afdeling het volgende. Appellante heeft, vanwege de omstandigheid dat haar huidige advocaat zijn praktijk beëindigt, bij brief van 20 januari 2003 aan het bureau verzocht haar een andere advocaat toe te voegen. Bij brief van 30 januari 2003 heeft het bureau aan haar geantwoord, dat het bureau niet bemiddelt bij het vinden van een opvolgend advocaat, maar dat het aan appellante of haar huidige advocaat zelf is een geschikte opvolgend advocaat te vinden, zodat die advocaat om overname van de toevoeging kan verzoeken en dat tot die tijd de toevoeging op naam van haar huidige advocaat blijft staan, omdat het aan de hand van haar verzoek niet mogelijk is de toevoeging voor opvolging te muteren op naam van een - nog onbekende - opvolgend advocaat.
Uit artikel 24, eerste en tweede lid, van de Wrb, gelezen in samenhang met artikel 33, eerste lid, van de Wrb, volgt dat het bureau geen wettelijke taak heeft te bemiddelen bij het vinden van een opvolgend advocaat voor appellante. De brief van 30 januari 2003 moet dan ook worden opgevat als een feitelijke mededeling, waardoor geen rechten, plichten, bevoegdheid, of status worden gecreëerd of teniet gedaan. De brief is derhalve niet gericht op rechtsgevolg, zodat deze niet kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De rechtbank heeft dit miskend. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.3. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep van appellante alsnog gegrond verklaren, de beslissing op administratief beroep van de raad van 15 mei 2003 vernietigen en dit beroep van appellante alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 september 2004, AWB 03/2872 WRB;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het bureau van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage van 15 mei 2003, 30149;
V. verklaart het administratief beroep van appellante alsnog niet-ontvankelijk.
VI. gelast dat de Staat der Nederlanden aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 133,00 (zegge: honderd drieëndertig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Glerum
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005
362.