Uitspraak 202007072/1/R4


Volledige tekst

202007072/1/R4.
Datum uitspraak: 2 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Naarden, gemeente Gooise Meren,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 17 november 2020 in zaak nr. 20/57 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren.

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2019 heeft het college geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van de woning van [appellant] aan de [locatie] te Naarden.

Bij besluit van 5 december 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 november 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.B. de Jong, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Schuit, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] heeft een omgevingsvergunning bouwen aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van zijn woning aan de [locatie] te Naarden.

Het college heeft de vergunning geweigerd, omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Stedelijk Gebied" (hierna: het bestemmingsplan) voor zover het gaat om de breedte van de dakkapel ten opzichte van het dakvlak. Het college ziet geen aanleiding om een omgevingsvergunning te verlenen door af te wijken van het bestemmingsplan, omdat het bouwplan volgens hem ook in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In dit verband stelt het college zich op het standpunt dat de dakkapel, om een rustig straatbeeld in opzet en verhouding in het blok te creëren, op eenzelfde wijze uitgevoerd zou moeten worden als de dakkapel op de woning aan de Heemskerklaan 38.

De rechtbank heeft overwogen dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Ook heeft het college in redelijkheid de gevraagde vergunning kunnen weigeren wegens strijd met de goede ruimtelijke ordening, aldus de rechtbank.

Het bestemmingsplan

2.       Artikel 1.37 van de planregels luidt: "dakkapel: een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst."

Artikel 21.2.2, onder f, van de planregels luidt: "dakkapellen zijn toegestaan voor zover:

1. de afstand tot de dakvoet tussen de 0,5 m en 1 m en voor de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;

2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;

3. de breedte van dakkapellen aan de voorkant van het hoofdgebouw of aan de zijkant gericht op openbaar gebied ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt."

Hoger beroep

3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens hem heeft de rechtbank niet onderkend dat het college de breedte van de dakkapel ten opzichte van het dakvlak op onjuiste wijze heeft gemeten. Hij stelt dat het bestemmingsplan duidelijk is en dat de planregel letterlijk moet worden uitgelegd. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3860, r.o. 3.1) betoogt [appellant] dat het college voor de wijze van meten geen aansluiting heeft mogen zoeken bij de Welstandsnota Gooise Meren 2019 (hierna: welstandsnota), omdat de welstandsnota het bestemmingsplan doorkruist. Daarenboven bevat de welstandsnota volgens hem geen meetinstructie. Hij stelt dat het college een bijschrift van een illustratie in de kantlijn van de welstandsnota verkeerd heeft geïnterpreteerd. Volgens [appellant] had het college aansluiting moeten zoeken bij de toelichting op het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143, p. 146-147), waarin ten aanzien van vergunningvrije dakkapellen op een afbeelding een dakvlak is gearceerd. Hieruit blijkt volgens hem dat het dakvlak het gehele dak beslaat.

3.1.    De woning van [appellant] heeft een schilddak. Hierdoor is de onderzijde van het dakvlak breder dan de bovenzijde. Het college heeft berekend dat de breedte van de dakkapel uit het bouwplan aan de bovenkant van de dakkapel 65% van het dakvlak beslaat. Volgens het college is het bouwplan daarom in strijd met artikel 21.2.2, onder f, onder 3, van de planregels. In het advies van de bezwaarschriftencommissie is verwezen naar de welstandsnota, waarin bij een afbeelding van een schilddak staat: "Bij schilddaken de kleinste afstand hanteren voor de plaatsing in het dakvlak." De commissie ziet hierin de bevestiging dat het college de breedte van de dakkapel ten opzichte van de breedte van het dakvlak op juiste wijze heeft gemeten. Het college heeft het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen in het besluit van 5 december 2019 en het bezwaar ongegrond verklaard.

3.2.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3579, r.o. 15.2) dient een planregel omwille van de rechtszekerheid letterlijk te worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist immers dat in beginsel dient te worden uitgegaan van wat in het bestemmingsplan is bepaald. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, blijkt uit artikel 21.2.2, onder f, onder 3, van de planregels niet dat de gestelde voorwaarde is beperkt tot het breedste punt van het dak. Ook heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit deze planregel kan worden afgeleid dat de dakkapel op geen enkel punt breder mag zijn dan 50% van het dakvlak, zodat het college hiervoor terecht de breedte van het dakvlak aan de bovenzijde van de dakkapel heeft gehanteerd. De welstandsnota waarnaar de bezwaarschriftencommissie verwijst, beschrijft de meetwijze die al uit de planregel volgt. Gelet op het vorenstaande heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.

Het betoog slaagt niet.

4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat vergunningverlening voor bouwen in afwijking van het bestemmingsplan niet mogelijk is, omdat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het argument van het college dat de dakkapel voor een rustig straatbeeld gelijk moet zijn aan de dakkapel van de andere hoekwoning van het huizenblok kan volgens hem niet slagen, omdat er nog twee andere dakkapellen met verschillend formaat tussen staan. Volgens [appellant] levert het gebrek aan een dakkapel op zijn woning juist een onrustiger straatbeeld op. Ook stelt [appellant] dat elders in de wijk soortgelijke dakkapellen als door hem aangevraagd zijn gerealiseerd. Verder betoogt hij dat de welstandscommissie in eerste instantie de breedte van de dakkapel niet als aantasting van de ruimtelijke kwaliteit heeft beschouwd, omdat de breedte niet werd vermeld bij de voorwaarden op grond waarvan de dakkapel zou kunnen worden toegestaan. Volgens hem wordt dit alsnog ten onrechte aan hem tegengeworpen.

4.1.    Het college wijst erop dat de woning van [appellant] aan de [locatie] deel uitmaakt van een rij van vier woningen met een schilddak. De middelste twee woningen zijn voorzien van een dakkapel met meerdere ramen. De woning aan de andere zijde van het blok, Heemskerklaan 38, is voorzien van een dakkapel met twee ramen met een breedte van 2,20 m. Om een rustig straatbeeld in opzet en in verhouding in het blok te creëren komt het volgens het college de ruimtelijke kwaliteit ten goede indien de dakkapel op de [locatie] wat betreft de breedte en uitvoering op eenzelfde wijze wordt uitgevoerd als de dakkapel op nummer 38. Dit is, zoals vermeld, de woning op de andere hoek van de rij van vier woningen. De dakkapel uit het bouwplan heeft een afmeting van 2,70 m, hetgeen volgens het college in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

4.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college met de onder 4.1 vermelde motivering in redelijkheid heeft kunnen weigeren om de gevraagde vergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de twee middelste woningen van het blok een recht dakvlak hebben waarbij de breedte van de onderzijde gelijk is aan die van de bovenzijde, waardoor deze dakkapellen een ander formaat kunnen hebben. De woning aan het andere uiteinde van het blok heeft net als de woning van [appellant] een dak dat aan de bovenkant van het dakvlak smaller is dan aan de onderzijde van het dakvlak. Het college stelt niet dat in het geheel geen dakkapel mag worden geplaatst, maar stelt dat de dakkapel van [appellant] op de ene hoek van het blok van vier huizen gelijk moet zijn aan de dakkapel op de woning op de andere hoek van de rij. Dit komt de Afdeling niet onredelijk voor. De verwijzing naar dakkapellen op andere woningen in de wijk treft geen doel, omdat ter zitting is gebleken dat deze dakkapellen onder een vorig bestemmingsplan zijn vergund en gerealiseerd. Verder leidt het betoog dat de welstandscommissie de breedte van de dakkapel in eerste instantie niet als aantasting van de ruimtelijke kwaliteit heeft beschouwd niet tot het oordeel dat het college de gevraagde vergunning had moeten verlenen.

Het betoog slaagt niet.

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen       De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022

628