Uitspraak 202003775/1/R3


Volledige tekst

202003775/1/R3.
Datum uitspraak: 23 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       Bewonersorganisatie vereniging Terbregge's Belang (hierna: de vereniging), gevestigd te Rotterdam,

2.       Kade Consult B.V., gevestigd te Rotterdam,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Terbregge" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de vereniging en Kade Consult B.V. beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 december 2021, waar de vereniging, vertegenwoordigd door ing. F.H. Schuit en [gemachtigde A], Kade Consult B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. M.A.C. Kooij, mr. A.M.H. Dellaert, D.G.S.E. Simonis en ing. R.J.T.M. Volman, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen is de raad in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te geven over het herinrichtingsplan van de gemeentewerf. De vereniging is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

Overwegingen

Inleiding

1.       Uit de toelichting bij het bestemmingsplan blijkt dat de raad met de vaststelling van het plan wil voorzien in een plan ter actualisatie van verschillende bestemmingsplannen. Het plan legt hoofdzakelijk de planologische situatie van de vorige bestemmingsplannen vast. Verder maakt het plan, onder meer, een transformatie mogelijk van het leegstaande schoolgebouw aan de Ommoordseweg naar ongeveer zes nieuwe woningen, voorziet het plan in een enkele nieuwe woning en krijgen een aantal beeldbepalende panden een dubbelbestemming. Daarnaast zijn op een aantal locaties de bouwmogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan overgenomen. Enkele bedrijven en panden kunnen vervangen worden. Daarvoor is een procedure met een wijzigingsplan nodig.

Het plangebied ligt aan de linkeroever van de Rotte, tussen Het Lage Bergse Bos, Prins Alexander, Kralingse Bos en verschillende wijken van Hillegersberg-Schiebroek. De snelweg A16 Rotterdam valt buiten het plan.

2.       Tegen het besluit tot vaststelling van het plan zijn twee beroepen ingesteld.

De vereniging komt blijkens haar doelstelling op voor de belangen van de bewoners van de wijk Terbregge. De vereniging betoogt dat niet wordt voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit en daarnaast richt zij zich tegen de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden voor de percelen [5 locaties].

Kade Consult B.V. is eigenaar van twee percelen in het plangebied, grenzend aan de Warmoeziersstraat in Rotterdam, namelijk de percelen kadastraal bekend gemeente Hillegersberg, Sectie B, nummers 2559 en 4194. Het beroep van Kade Consult B.V. richt zich tegen het niet toekennen van een woonbestemming aan haar percelen.

Het beroep van de vereniging

Ingetrokken beroepsgrond

3.       Bij brief van 26 december 2021 heeft de vereniging de beroepsgrond over het vertrouwensbeginsel ingetrokken.

Ontvankelijkheid beroep vereniging

4.       De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van de vereniging, wat betreft de wijzigingsbevoegdheden voor de percelen op de locatie Bergse Linker Rottekade. Volgens de raad valt de behartiging van de belangen van de bewoners van de percelen niet binnen de statuten van de vereniging, omdat niet blijkt dat de bewoners van de woningen lid zijn van de vereniging en ook geen collectieve wens van de leden is overgelegd in de vorm van bijvoorbeeld een besluit van de algemene ledenvergadering.

4.1.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

Voor het antwoord op de vraag of een rechtspersoon die opkomt voor een algemeen of collectief belang belanghebbende is bij een besluit, zijn de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van die rechtspersoon bepalend.

4.2.    De vereniging behartigt blijkens haar statuten de belangen van haar leden en de uitgesproken collectieve wensen van leden en bewoners op sociaal, cultureel en maatschappelijk gebied, alsmede zaken op het gebied van infrastructuur, ruimtelijke ordening, het schoonhouden van, het heel houden van, het veilig houden van en in het bijzonder de welvaart en de bloei van de wijk Terbregge.

4.3.    De vereniging komt blijkens haar doelstelling op voor de belangen van de bewoners van de wijk Terbregge. Het is aannemelijk dat verschillende bewoners van de wijk Terbregge gevolgen kunnen ondervinden van de ontwikkelingen die het bestreden besluit, wat betreft de bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mogelijk maakt. De vereniging brengt door op te komen voor de belangen van deze bewoners een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand. Voor het aannemen van een bundeling van belangen is, anders dan de raad meent, niet vereist dat de bewoners lid zijn van de bewonersorganisatie. Ook is voor het aannemen van een bundeling van belangen niet vereist dat een stuk over een collectieve wens van de leden wordt overgelegd. In de bundeling van die belangen liggen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten. Gelet hierop is de vereniging belanghebbende bij het bestreden besluit.

Het beroep is ontvankelijk. Dit betekent dat de Afdeling het beroep inhoudelijk behandelt.

Beoordelingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

6.       De van belang zijnde regelgeving is opgenomen in de uitspraak dan wel in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Luchtkwaliteit

7.       De vereniging betoogt dat niet wordt voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit. Zo heeft de vereniging, samen met vijf andere bewonersorganisaties, metingen gedaan in het gebied Hillegersberg-Schiebroek, waaruit volgens haar blijkt dat op de locatie Walstroplein in Nieuw-Terbregge een jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5 wordt gemeten van 40 mg per m3 en hoger, terwijl de norm van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor een jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5 op 10 mg per m3 ligt. Volgens haar dient in het plan een beleid te worden gevolgd om te voldoen aan deze WHO-norm, en dat overeenkomt met het door de staatssecretaris namens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op 13 januari 2020 ondertekende "Schone Lucht Akkoord", waarbij het voornemen tot verbetering van de luchtkwaliteit is uitgesproken.

7.1.    Titel 5.2 van de Wm en het daarop gebaseerde Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Besluit NIBM) en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Regeling NIBM) moeten bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit in acht worden genomen.

Uit artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wm volgt dat de raad bij het vaststellen van een bestemmingsplan bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet onderzoeken of het plan bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van die wet een grenswaarde is opgenomen. Voor zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5, ook wel fijn stof genoemd) zijn in bijlage 2 van de Wm grenswaarden gesteld van 40 mg per m3 als jaargemiddelde concentratie fijn stof PM10 en 25 mg per m3 als jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5.

Op grond van artikel 5.16, vierde lid, van de Wm en artikel 4 van het Besluit NIBM zijn in bijlage 3A van de Regeling NIBM categorieën van gevallen aangewezen waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wm. In bijlage 3A van de Regeling NIBM zijn, voor zover hier van belang, als zodanig aangewezen woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat.

7.2.    In het kader van de bestemmingsplanprocedure heeft de raad de notitie "Luchtonderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan Terbregge" van 4 januari 2019 (hierna: de notitie luchtkwaliteit) opgesteld. Daarin is geconcludeerd dat de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wm. De raad heeft zich onder verwijzing naar deze notitie op het standpunt gesteld dat de effecten van de ontwikkelingen die het plan in dit geval mogelijk maakt, beneden het effect blijven van de in bijlage 3A bij de Regeling NIBM aangewezen categorie woningbouwlocaties, en dat de vaststelling van het plan daarom niet in betekenende mate bijdraagt als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wm. De vereniging heeft de notitie luchtkwaliteit en het standpunt van de raad niet gemotiveerd bestreden. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Omdat met de vaststelling van het plan is voldaan aan de wettelijke normering van luchtkwaliteit in de Wm, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in beginsel in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat in zoverre sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De vereniging heeft geen bijzondere, locatiespecifieke omstandigheden genoemd die de raad er in dit geval toe zouden nopen een nadere afweging over het aspect luchtkwaliteit te maken. Alleen al daarom faalt het betoog dat de raad bij de vaststelling van het plan ook aan een strenger beoordelingskader had moeten toetsen, zoals het "Schone Lucht Akkoord" of de WHO-norm van 10 mg per m3 voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof PM2,5.

De betogen slagen niet.

Wijzigingsbevoegdheden

8.       De vereniging voert aan dat de raad ten onrechte een wijzigingsbevoegdheid in het plan heeft opgenomen voor enkele percelen op de locatie Bergse Linker Rottekade. De vereniging vreest voor sloop van de bestaande woningen op deze percelen en vervangende nieuwbouw, terwijl deze ontwikkeling volgens haar niet noodzakelijk is omdat de huidige jaren ’30 stijl goed past in dit gebied. Daarnaast heeft de raad volgens haar ten onrechte geen overleg gevoerd met de vereniging over de voorgenomen ontwikkelingen op deze percelen.

8.1.    De raad stelt dat is beoogd om het gebied waarin de percelen zijn gelegen in zijn geheel te ontwikkelen voor nieuwbouw, waarbij het ook nodig is om het gebied te ontsluiten met een ontsluitingsweg. Om dit mogelijk te maken heeft de gemeente de desbetreffende gronden met woningen aangekocht en tegen geringe vergoedingen, of om niet, in gebruik gegeven aan de bewoners. Deze woningen zijn verouderd en zullen niet worden betrokken in de herontwikkeling van het gebied. De raad probeert te bewerkstelligen dat deze gronden vrijkomen om via aanbesteding te worden ontwikkeld. De raad stelt dat de wijzigingsbevoegdheid ook was opgenomen in het vorige bestemmingsplan, maar dat daaraan gedurende de vorige planperiode geen uitvoering is gegeven als gevolg van de nasleep van de economische crisis. Het voornemen om deze locatie binnen afzienbare tijd te ontwikkelen is gezien de woningbouwopgave weer actueel, waardoor de raad in het voorliggende plan deze wijzigingsbevoegdheid opnieuw heeft opgenomen. Volgens de raad is het aannemelijk dat de wijzigingsbevoegdheid zal worden toegepast, omdat al is gestart met de uitvoering van de ontwikkeling.

8.2.    Voor de bedoelde percelen aan de Bergse Linker Rottekade, golden in het vorige bestemmingsplan "Nieuw Terbregge" de bestemming "Wonen - Laagbouw woningen" en de aanduiding "Wijzigingsbevoegdheid B".

In het bestreden plan rusten op de percelen de bestemming "Wonen - 2" en de aanduidingen "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2" en "wetgevingzone - wijzigingsgebied 3".

Artikel 29.1 van de regels van het bestreden plan luidt:

"De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;

[…]."

Op grond van de artikelen 46.2 en 46.3 van de regels van het bestreden plan kunnen burgemeester en wethouders, kort gezegd, ter plaatse van de aanduidingen "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2" en "wetgevingzone - wijzigingsgebied 3" de ter plaatse geldende bestemmingen wijzigen in de bestemmingen "Wonen - 4" en "Wonen - 5".

Op grond van de artikelen 46.2.2 en 46.3.2 zijn de voor "Wonen - 4" en "Wonen - 5" aangewezen gronden bestemd voor woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden.

8.3.    Uit paragraaf 4.2 van de plantoelichting van het bestreden plan volgt dat voor de in het vorige plan voor de Bergse Linker Rottekade opgenomen wijzigingsbevoegdheden is onderzocht of het wenselijk is deze wijzigingsbevoegdheden in het bestreden plan te behouden. De plantoelichting vermeldt dat uit milieuonderzoeken vooral blijkt dat de invloed van de snelweg groot is, tot een hoge geluidbelasting leidt en beperkingen voor de locaties oplevert. Ondanks de beperkingen blijven de locaties vanwege hun ligging geschikt voor nieuwbouw of transformatie. Deze locaties behouden dan ook de wijzigingsbevoegdheid. In de plantoelichting staat verder dat er eerder sprake zal zijn van sloop en nieuwbouw dan van transformatie. Voor deze locaties zijn specifieke wijzigingsregels opgenomen om ervoor te zorgen dat er een stedenbouwkundig wenselijk eindbeeld ontstaat.

8.4.    De Afdeling ziet in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad het plan, wat de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden voor de percelen aan de Bergse Linker Rottekade betreft, niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen, omdat het plan in zoverre niet zou strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De stelling van de vereniging dat de ontwikkeling van nieuwbouwwoningen op de percelen niet noodzakelijk is omdat de huidige jaren ’30 stijl goed past in dit gebied, is daarvoor op zichzelf onvoldoende. Zoals hiervoor onder 5 is overwogen heeft de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. Uit paragraaf 4.2 van de plantoelichting, zoals toegelicht door de raad in het verweerschrift, volgt dat een dergelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. De raad heeft gesteld dat er een grote woningbouwopgave is voor de gemeente Rotterdam en dat de woningen op de door de vereniging genoemde percelen verouderd zijn. Met het oog op de beoogde toekomstige ontwikkelingen van het gebied, heeft de gemeente de desbetreffende gronden al eerder aangekocht en was ter plaatse al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het vorige plan, die het ook al mogelijk maakte om nieuwe woningen te bouwen op de percelen. De raad heeft bij de vaststelling van het bestreden plan opnieuw beoordeeld of de locaties geschikt en nodig zijn voor nieuwbouw en geconcludeerd dat dit het geval is. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid tot die conclusie heeft kunnen komen.

Dat de raad geen overleg heeft gevoerd met de vereniging over de voorgenomen ontwikkeling, zoals de vereniging aanvoert, vormt - wat daar verder ook van zij - geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit het voorgaande volgt dat de beoogde woningbouwontwikkeling al langere tijd was te voorzien. Hoe dan ook is het bestreden plan voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Niet is gebleken dat de raad niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan die procedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 23 augustus 2019 tot en met 2 oktober 2019 ter inzage gelegen en er is aan een ieder gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen, wat de vereniging ook heeft gedaan. De raad heeft haar zienwijze beantwoord in de zienswijzennota.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie beroep vereniging

9.       Het beroep van de vereniging is ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van Kade Consult B.V.

Concreet initiatief drie woningen

11.     Kade Consult B.V. betoogt dat de raad haar percelen kadastraal bekend gemeente Hillegersberg, Sectie B, met nummers 2559 en 4194, ten onrechte heeft bestemd als "Recreatie - Volkstuin" en "Agrarisch". Volgens haar had de raad bij de vaststelling van het plan rekening moeten houden met haar verzoek om de ontwikkeling van drie woningen op de percelen mogelijk te maken.

11.1.  De raad stelt in het verweerschrift dat hij tot het inzicht is gekomen dat in zoverre een heroverweging noodzakelijk is. De raad verzoekt de Afdeling om het beroep van Kade Consult B.V gegrond te verklaren, het bestreden plandeel te vernietigen en hem daarbij op te dragen om binnen 26 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit voor dit plandeel te nemen. Ook verzoekt de raad om hem te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

11.2.  De Afdeling stelt vast dat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan, terwijl niet is gebleken dat gewijzigde feiten of omstandigheden daartoe aanleiding hebben gegeven. Dit betekent dat het besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.

Het betoog slaagt.

Conclusie beroep Kade Consult B.V.

12.     Het beroep van Kade Consult B.V. is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover het betreft het plandeel met de bestemmingen "Recreatie - Volkstuin" en "Agrarisch" dat betrekking heeft op de percelen kadastraal bekend gemeente Hillegersberg, Sectie B, nummers 2559 en 4194.

13.     De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en zal daartoe een termijn stellen.

14.     De raad hoeft geen proceskosten aan Kade Consult B.V. te vergoeden, omdat van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet is gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van Bewonersorganisatie vereniging Terbregge's Belang tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 28 mei 2020, waarbij het bestemmingsplan "Terbregge" is vastgesteld, ongegrond;

II.       verklaart het beroep van Kade Consult B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 28 mei 2020, waarbij het bestemmingsplan "Terbregge" is vastgesteld, gegrond;

III.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 28 mei 2020, waarbij het bestemmingsplan "Terbregge" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemmingen "Recreatie - Volkstuin" en "Agrarisch" dat betrekking heeft op de percelen kadastraal bekend gemeente Hillegersberg, Sectie B, nummers 2559 en 4194;

IV.      draagt de raad van de gemeente Rotterdam op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen, voor zover het betreft het hiervoor onder III. vermelde plandeel, en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan Kade Consult B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen          De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2022

271-933

BIJLAGE

Awb

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 8:72

(…)

De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:

(…)

b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.

(…).

Wm

Artikel 5.12

1. Onze Minister stelt, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en gehoord de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, met betrekking tot een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde die op of na het daarbij behorende tijdstip wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, een programma vast dat gericht is op het bereiken van die grenswaarde. Het programma heeft betrekking op een daarbij aan te geven periode van vijf jaar.

Artikel 5.16

1. Bestuursorganen maken bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk:

a. dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde;

(…)

c. dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;

(…)

2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden of wettelijke voorschriften zijn de bevoegdheden en wettelijke voorschriften, bedoeld in:

(…)

c.de artikelen 3.1, 3.26 en 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;

(…)

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, waaronder begrepen het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval al dan niet in betekenende mate bijdragen in de daar bedoelde zin.

(…)

Bijlage 2 Wm

Voorschrift 4.1

Voor zwevende deeltjes (PM10) gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

a. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;

(…).

Voorschrift 4.3

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt de volgende richtwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens, die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet worden bereikt:

25 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

Voorschrift 4.4

1. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 de volgende grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens: 25 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

(…).

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM)

Artikel 4

1. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen, waarin de uitoefening van een of meer bevoegdheden of toepassing van een of meer wettelijke voorschriften in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt.

(…).

Artikel 5

Bedrijfslocaties, kantoorlocaties, woningbouwlocaties, locaties voor inrichtingen en locaties voor infrastructuur ten aanzien waarvan redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze met toepassing van dit besluit worden of zullen worden gerealiseerd gedurende de periode, waar het programma, bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, van de wet, betrekking op heeft, worden voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen als één locatie beschouwd, voor zover die locaties:

a. gebruikmaken of zullen maken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur, en

b. aan elkaar grenzen of zullen grenzen dan wel in elkaars directe nabijheid zijn gelegen of zullen zijn gelegen, tot een afstand van ten hoogste 1000 meter vanaf de grens van de betreffende locatie of inrichting, met dien verstande dat locaties en inrichtingen buiten beschouwing blijven voor zover de toename van de concentraties ter plaatse niet meer bedraagt dan 0,1 microgram/m3.

Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM)

Bijlage 3A

Voorschrift 3A.2 (Woningbouwlocaties)

Aangewezen ingevolge artikel 4, eerste lid, worden woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3000 woningen omvat.