Uitspraak 202102771/2/R1


Volledige tekst

202102771/2/R1.
Datum uitspraak: 14 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2021 in zaak nr. 20/4615, 20/4618, 20/42622, 20/4624 t/m 20/4630, 20/4632 in het geding tussen:

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2020 heeft het college het projectplan "Waterwet Oeververvanging Gouwe voor werkvak 8, het Nauw van Boskoop" vastgesteld.

Bij uitspraak van 16 maart 2021 heeft de rechtbank het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen en heeft de voorzieningenrechter verzocht het college op te dragen per direct de werkzaamheden stil te leggen tot aan tenminste de zitting op 16 februari 2022 over het verzoek om een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

3.       [verzoeker] heeft in zijn verzoek voor een ordemaatregel erop gewezen dat er momenteel werkzaamheden op zijn perceel worden uitgevoerd. Volgens hem zijn er geen dringende redenen om deze werkzaamheden uit te voeren tot aan tenminste de zitting op 16 februari 2022 over het verzoek om een voorlopige voorziening. Hij wijst er daarbij op dat werkzaamheden regelmatig stil liggen en voor meerdere dagen achtereen. In die perioden en op die uren is er volgens hem blijkbaar geen dringende noodzaak om de werkzaamheden voort te zetten.

4.       De voorzieningenrechter ziet in dit verzoek, en ter voorkoming van mogelijk onomkeerbare ontwikkelingen, aanleiding om, vooruitlopend op de behandeling op de zitting van 16 februari 2021, het college op te dragen de werkzaamheden op het perceel van [verzoeker] per 15 februari 2022 stil te leggen. Op de zitting zal ambtshalve worden bezien of aanleiding bestaat de bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:87 van de Awb op te heffen of te wijzigen. Over eventuele proceskosten en vergoeding van het te betalen griffierecht zal worden beslist op het moment waarop de voorzieningenrechter uitspraak doet in het kader van de vraag of aanleiding bestaat de voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt het college op de werkzaamheden op het perceel van [verzoeker] per 15 februari 2022 stil te leggen.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Van Driel Kluit
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022

703