Uitspraak 202103163/2/R2


Volledige tekst

202103163/2/R2.
Datum uitspraak: 4 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], gevestigd te America, gemeente Horst aan de Maas,

en

de raad van de gemeente Horst aan de Maas,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie], fase 3, America" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 augustus 2021, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Nijmegen, en ing. L.M.M. Soetens, en de raad, vertegenwoordigd door ing. I.A.G.J. Reijnders en mr. S. Philipsen, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.

[verzoekster], de raad en [partij] hebben na de zitting nadere stukken ingediend.

Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan maakt de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf [partij] mogelijk door te voorzien in bouwmogelijkheden voor een kas.

3.       Het verzoek strekt ertoe het besluit van de raad te schorsen tot de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan, zodat onomkeerbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van [verzoekster] worden voorkomen. [verzoekster] vreest dat dit plan een geurgevoelig object binnen de geurcontour van haar bedrijf mogelijk maakt, waar mogelijk sprake is van een onaanvaardbaar werk- en verblijfsklimaat. In de kassen kan namelijk sprake zijn van langdurig verblijf van personen. Een omgevingsvergunning voor de bouw van de kas is al aangevraagd.

3.1.    Een beoordeling van de door [verzoekster] aangevoerde beroepsgronden zal plaatsvinden bij de behandeling van het geschil in de bodemprocedure. De beantwoording van de vraag of het plan de mogelijkheid biedt tot het bouwen van een geurgevoelig object vergt nader onderzoek waarvoor de voorzieningenprocedure zich niet leent. Daarbij heeft de raad bij brief van 10 december 2021 aangegeven dat in februari 2022 een nieuw besluit zal worden genomen waarbij het voorliggende bestemmingsplan zal worden gewijzigd.

De voorzieningenrechter ziet, alle belangen afwegende, aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hierbij acht de voorzieningenrechter de onomkeerbaarheid van de gevolgen van de realisatie van een mogelijk geurgevoelig object binnen de geurcontour van [verzoekster] en de omstandigheid dat de raad nieuwe besluitvorming nodig acht, doorslaggevend.

Conclusie

4.       Gelet op het vorenstaande treft de voorzieningenrechter de hierna te melden voorlopige voorziening.

5.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van 23 maart 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie], fase 3, America";

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Horst aan de Maas tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.575,07, waarvan € 1.518,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Horst aan de Maas aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen   De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2022

723-932