Uitspraak 202000617/2/R2


Volledige tekst

202000617/2/R2.
Datum uitspraak: 2 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Heerlen,

en

de raad van de gemeente Heerlen,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 3 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:223, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het in rechtsoverweging 3.7 geconstateerde gebrek te herstellen en de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

De Afdeling heeft bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad het in de zienswijze vervatte verzoek van [appellant] om de op zijn perceel [locatie] te Heerlen aanwezige paardenbak positief te bestemmen, had moeten opvatten als een concreet initiatief. De raad had voorafgaand aan de vaststelling van het besluit van 27 november 2019 moeten beoordelen of medewerking kon worden verleend aan het initiatief en aldus of de paardenbak positief kon worden bestemd.

2.       Uit de tussenuitspraak volgt dat het besluit van 27 november 2019 in strijd met artikel 3:46, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet deugdelijk is gemotiveerd. De Afdeling heeft de raad een termijn van 26 weken geboden om het geconstateerde gebrek in het besluit van 27 november 2019 te herstellen. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 27 november 2019 is derhalve niet hersteld.

3.       Het beroep is gegrond. De Afdeling zal het beroep van [appellant] tegen het besluit van 27 november 2019 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch - met waarden" voor het perceel [locatie], te Heerlen. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en zal daartoe een termijn stellen.

4.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van 27 november 2019, tot vaststelling van "bestemmingsplan Buitengebied", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch - met waarden" voor het perceel [locatie], te Heerlen;

III.      draagt de raad van de gemeente Heerlen op om binnen 13 weken na de verzending van deze uitspraak en met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van het onder II. genoemde plandeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Heerlen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Heerlen aan [appellant] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022