Uitspraak 202101213/1/R4


Volledige tekst

202101213/1/R4.
Datum uitspraak: 2 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.       [appellant sub 1], wonend te Epe,

2.       Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Tongeren onder Epe B.V., gevestigd te Epe (hierna: MELT)

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 januari 2021 in zaak nr. 20/401 in het geding tussen:

[appellant sub 1]

en

het college van burgemeester en wethouders van Epe.

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2019 heeft het college aan MELT een omgevingsvergunning verleend voor de renovatie en verbouwing van een houtschuur op het perceel Le Chevalierlaan 5A te Epe.

Bij besluit van 11 december 2019 heeft het college het door onder meer [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de verleende vergunning gewijzigd.

Bij uitspraak van 14 januari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 december 2019 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en MELT hoger beroep ingesteld.

Het college, [appellant sub 1] en MELT hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 1] en MELT hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 december 2021, waar MELT, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. L. Haver Droeze, en het college, vertegenwoordigd door P. Pasveer en P. Schaapman, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De verleende omgevingsvergunning is een vergunning voor het bouwen van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). De vergunning betreft de renovatie en verbouwing van een houtschuur op het landgoed Tongeren te Epe tot een gebruiksruimte. [appellant sub 1] woont op het landgoed en is bevreesd voor overlast van bijeenkomsten of activiteiten die in de houtschuur plaatsvinden. Hij noemt daarbij specifiek het verzorgen van begrafenissen. Het hoger beroep van MELT gaat over het gebruik van de houtschuur voor begrafenissen.

Het hoger beroep van [appellant sub 1]

2.       [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte geen voorschriften aan de vergunning heeft verbonden over de handhaving van die vergunning en van artikel 4.1 van de regels van het bestemmingsplan "Landgoed Tongeren, herziening wonen 2018". Hij wijst erop dat de handhaving van deze bepaling ook niet in het bestemmingsplan is geregeld. [appellant sub 1] heeft verzocht om als voorschrift aan de vergunning te verbinden dat MELT minimaal veertien dagen voordat een activiteit in de houtschuur plaatsvindt, daarvan schriftelijk melding doet bij de gemeente en omwonenden.

2.1.    Volgens artikel 2.22, tweede lid, van de Wabo worden aan een omgevingsvergunning de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4047), kunnen aan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, gelet op artikel 2.22, tweede lid, van de Wabo, alleen voorschriften worden verbonden die gaan over deze activiteit. Voorschriften die gaan over de activiteit gebruik, kunnen daarom niet aan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden verbonden.

2.2.    De vergunning is uitsluitend verleend voor de (ver)bouw van de houtschuur. De vergunning gaat niet over het gebruik van de houtschuur en dus ook niet over het houden van begrafenissen in de houtschuur. In het besluit van 11 december 2019 wordt ook expliciet overwogen dat de vergunning geen betrekking heeft op en niet geldt voor het gebruik ten behoeve van begrafenissen. Nu de vergunning alleen betrekking heeft op de activiteit bouwen was het college niet bevoegd voorschriften aan de vergunning te verbinden over het gebruik van de houtschuur. Het college heeft dus terecht geen voorschrift als door [appellant sub 1] gewenst aan de vergunning verbonden. Het betoog faalt.

Het hoger beroep van MELT

3.       [appellant sub 1] stelt in de schriftelijke uiteenzetting dat het hoger beroep van MELT, gelet op de artikelen 6:13 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet ontvankelijk is. Het hoger beroep is niet gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en MELT heeft geen beroep tegen het besluit van 11 december 2019 ingesteld. Zij was slechts als derde-belanghebbende op de zitting van de rechtbank aanwezig, aldus [appellant sub 1].

3.1.    Volgens artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

Ingevolge artikel 6:24, eerste lid, is deze bepaling in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.

3.2.    Het hoger beroep is gericht op de vraag of het houden van begrafenissen op grond van de verleende vergunning dan wel op grond van artikel 4.1 van de planregels is toegestaan. Nu het gaat om de uitleg van de vergunning kan MELT worden verweten geen beroep bij de rechtbank te hebben ingesteld. Verder heeft de rechtbank zich over de vraag of het houden van begrafenissen is toegestaan zich niet uitgelaten, zodat niet kan worden gezegd dat het belang eerst door de uitspraak van de rechtbank is ontstaan. Ten slotte is niet gebleken van feiten of omstandigheden die meebrengen dat aan het achterwege laten van het instellen van beroep kan worden voorbijgegaan. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

Conclusie

4.       Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd. Het hoger beroep van MELT is niet-ontvankelijk.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep van de Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Tongeren onder Epe B.V. niet-ontvankelijk;

II.       bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022

190-991