Uitspraak 202006193/1/R2


Volledige tekst

202006193/1/R2.
Datum uitspraak: 29 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

Huureenwoonruimte.nl B.V., gevestigd te Roermond,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 oktober 2020 in zaak nr. 19/1905 in het geding tussen:

Huureenwoonruimte.nl

en

het college van burgemeester en wethouders van Roermond,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2018 heeft het college geweigerd aan Huureenwoonruimte.nl een omgevingsvergunning te verlenen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte op het adres Willem II Singel 37 in Roermond.

Bij besluit van 28 mei 2019 heeft het college het door Huureenwoonruimte.nl daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 20 november 2018 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.

Bij uitspraak van 9 oktober 2020 heeft de rechtbank het door Huureenwoonruimte.nl daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft Huureenwoonruimte.nl hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       Huureenwoonruimte.nl heeft op 6 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte naar acht onzelfstandige woonruimten van het pand aan de Willem II Singel 37 in Roermond. Bij het besluit van 20 november 2018 heeft het college de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.2, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), in verbinding met artikel 5, tweede lid, onder a en b, van de Huisvestingsverordening Roermond 2015-2019 (hierna: de Huisvestingsverordening). Volgens het college heeft de aanvraag betrekking op een pand dat minder dan acht panden verwijderd is van een kamerverhuurpand dat is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 7 van de Huisvestingsverordening. Het college acht het verder aannemelijk dat verlening van de omgevingsvergunning zal leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefklimaat, veiligheid of gezondheid in de omgeving van het pand.

Huureenwoonruimte.nl is het niet met de weigering eens. Volgens Huureenwoonruimte.nl heeft de voormalige huurder van het pand in 2016 vooroverleg gehad met het college teneinde woonruimte op het adres om te zetten naar kamerverhuur, en heeft het college in zijn vergadering van 14 maart 2017 besloten medewerking te verlenen aan kamerverhuur. Volgens Huureenwoonruimte.nl is door het college daarmee het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat medewerking zou worden verleend aan de omzetting van de woonruimte naar onzelfstandige woonruimten.

Aangevallen uitspraak

2.       De rechtbank heeft het beroep van Huureenwoonruimte.nl tegen het besluit op bezwaar van 28 mei 2019 ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank kan de destijds aan de voormalige huurder van het pand kenbaar gemaakte toestemming voor kamerverhuur voor maximaal vier kamers niet als een toezegging jegens Huureenwoonruimte.nl worden aangemerkt waaraan zij het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor acht kamers zou worden verleend. Daartoe overweegt de rechtbank onder meer dat de toestemming die destijds is gegeven op een andere situatie zag en was toegesneden op de persoon en de persoonlijke en financiële situatie van de voormalige huurder.

Gronden van het hoger beroep

3.       Huureenwoonruimte.nl betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college haar aanvraag om een omgevingsvergunning niet op grond van artikel 5, tweede lid, onder a en b, van de Huisvestingsverordening heeft kunnen weigeren. Volgens Huureenwoonruimte.nl doen de in artikel 5, tweede lid, onder a en b, van de Huisvestingsverordening opgenomen weigeringsgronden die aan het besluit ten grondslag zijn gelegd, zich in dit geval niet voor. Volgens Huureenwoonruimte.nl wordt geen ontoelaatbare inbreuk gemaakt op een geordend woon- en leefklimaat in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, zodat de vergunning niet geweigerd kon worden op grond van artikel 5, tweede lid, onder a, van de Huisvestingsverordening. Verder voert Huureenwoonruimte.nl aan dat bij de beoordeling van het afstandscriterium van acht tussenliggende panden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, van die verordening moet worden uitgegaan van panden gelegen aan dezelfde straatzijde, zodat het pand aan de Willem II Singel 48 om die reden buiten beschouwing dient te blijven. Bovendien staat het pand aan de Willem II Singel 29 weliswaar geregistreerd als kamerverhuurpand, maar blijkt uit navraag dat ter plaatse geen sprake is van kamerverhuur, zodat ook dat pand buiten beschouwing dient te blijven, aldus Huureenwoonruimte.nl. Zowel bij het pand op nummer 29 als bij het pand op nummer 48 zijn verder geen overlastmeldingen bekend.

3.1.    Artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo luidt:

"Bij provinciale, gemeentelijke of waterschapsverordening kan worden bepaald dat het in daarbij aangewezen categorieën gevallen verboden is projecten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit andere activiteiten die behoren tot een daarbij aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, uit te voeren zonder omgevingsvergunning."

Artikel 2.18 luidt:

"Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening."

Artikel 3 van de Huisvestingsverordening, zoals deze gold ten tijde van belang, luidde als volgt:

"Het is verboden een woonruimte, aangewezen in artikel 2, met het oog op het behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad, zonder omgevingsvergunning van het college van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten."

Artikel 5, tweede lid, onder a en b, luidde als volgt:

"Het college kan de omgevingsvergunning eveneens weigeren indien:

a. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omgevingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefklimaat, veiligheid of gezondheid, in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefklimaat, veiligheid of gezondheid in de omgeving van het gebouw wordt in ieder geval aanwezig geacht indien meer dan 10% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de betreffende straat met dezelfde postcode wordt gebruikt voor huisvesting als bedoeld in artikel 3;

b. de aanvraag betrekking heeft op een pand, dat minder dan 8 panden is gelegen van een kamerverhuurpand waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, dan wel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend of in het register als bedoeld in artikel 7 is opgenomen."

Artikel 7 luidde:

"Het college houdt een register bij van kamerverhuurpanden."

3.2.    Het college heeft in het besluit van 20 november 2018, zoals nader gemotiveerd bij het besluit van 28 mei 2019, aan de weigering in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat de aanvraag betrekking heeft op een pand, dat minder dan acht panden verwijderd is van twee kamerverhuurpanden die zijn opgenomen in het register als bedoeld in artikel 7 van de Huisvestingsverordening. Het betreft het pand aan de Willem II Singel 48, dat schuin tegenover nummer 37 is gelegen, en het pand aan de Willem II Singel 29, dat aan dezelfde straatzijde is gelegen. Niet in geschil is dat beide panden zijn opgenomen in het register als bedoeld in artikel 7 van de Huisvestingsverordening. Evenmin in geschil is dat het pand aan de Willem II Singel 29 op minder dan acht panden aan dezelfde straatzijde verwijderd is van het pand aan de Willem II Singel 37. Gelet daarop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de aanvraag betrekking heeft op een pand dat minder dan 8 panden is gelegen van een kamerverhuurpand dat in het register als bedoeld in artikel 7 is opgenomen, zodat is voldaan aan het bepaalde in artikel 5, tweede lid, onder b, van de Huisvestingsverordening en het college om die reden de omgevingsvergunning kon weigeren. Dat, zoals Huureenwoonkamer.nl stelt, in het pand aan de Willem II Singel 29 feitelijk geen kamerverhuur plaatsvindt, en dat bij dit pand geen overlastmeldingen bekend zijn, wat van deze niet nader onderbouwde stellingen ook zij, doet aan dat oordeel niet af. De vraag of het pand aan de Willem II Singel 48 eveneens op minder dan acht panden is verwijderd van nummer 37, nu dit pand niet aan dezelfde straatzijde is gelegen, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking meer. De vraag of het college de vergunning ook mocht weigeren op grond van artikel 5, tweede lid, onder a, van de Huisvestingsverordening, behoeft gelet op het voorgaande eveneens geen bespreking meer.

Het betoog slaagt niet.

4.       Huureenwoonruimte.nl betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij aan de door het college aan de voormalige huurder van het pand gedane toezegging niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat haar aanvraag om een omgevingsvergunning zou worden gehonoreerd. Volgens Huureenwoonruimte.nl is een vergunning op grond van de Huisvestingsverordening niet persoons- maar zaaksgebonden en kunnen persoonlijke omstandigheden geen rol spelen bij de vraag of een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan. Volgens Huureenwoonruimte.nl staat met de toezegging aan de voormalige huurder vast dat het college kamerverhuur ten aanzien van het pand Willem II Singel 37 in Roermond toestaat. Verder blijkt volgens Huureenwoonruimte.nl niet dat de toezegging van het college aan de voormalige huurder betrekking had op maximaal vier kamers, zodat de rechtbank ten onrechte van dat beperkte aantal kamers is uitgegaan.

4.1.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.

4.2.    De voormalige huurder van het pand aan de Willem II Singel 37 heeft op 12 mei 2016 een verzoek om vooroverleg bij het college ingediend ten behoeve van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het omzetten van woonruimte naar kamerverhuur. In het stuk van 14 maart 2017, waarin het standpunt van de portefeuillehouder ten aanzien van dat verzoek is weergegeven, staat het volgende: "De portefeuillehouder is van mening dat het initiatief moet worden beoordeeld in het perspectief van de bestaande woon- en leefomgeving. Vanuit dat perspectief speelt mee dat het initiatief al een jaar operationeel is en er tot op heden geen klachten over de bewoners of klanten van het café hebben voorgedaan. De aanvrager zoekt zorgvuldig zijn huurders uit (huidige huurders wonen hier al een jaar en bestaan uit een werkende alleenstaande man van 50 en een studente). Aanvrager spreekt bij overlast in de woonomgeving de betrokkenen aan en geeft aan open te staan voor samenwerking met de gemeente (BOA’s, wijkagenten etc.). Ook de overweging van kwetsbare kamerverhuur panden en Moveoo kan volgens portefeuillehouder geen stand houden als getoetst wordt of hier sprake is van een cumulatie van overlast. […] Mede door op deze locatie in te stemmen met het initiatief wordt de levensvatbaarheid van een historisch en markant café de Weegbrug versterkt hetgeen de leefbaarheid rond de Veeladingstraat - Willem II Singel ten goede komt. […]".

4.3.    Naar het oordeel van de Afdeling is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de in 2017 aan de voormalige huurder kenbaar gemaakte bereidheid om in te stemmen met het initiatief voor kamerverhuur niet als een toezegging jegens Huureenwoonruimte.nl kan worden aangemerkt waaraan laatstgenoemde het gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen dat haar aanvraag om een omgevingsvergunning zou worden gehonoreerd. Daarbij acht de Afdeling net als de rechtbank van belang dat die bereidheid op de concrete situatie van de voormalige huurder was toegesneden. Uit het dossier volgt dat het initiatief van die huurder betrekking had op de verhuur van vier kamers boven het toenmalige café en dat hij de inkomsten uit kamerverhuur nodig had voor de exploitatie van dat café. De portefeuillehouder achtte bij de beoordeling van het initiatief mede van belang dat twee kamers al werden verhuurd, dat zich tot dan toe geen klachten hadden voorgedaan en dat de levensvatbaarheid van het toenmalige café door de kamerverhuur zou worden versterkt, hetgeen de leefbaarheid in de directe omgeving ten goede zou komen. Anders dan Huureenwoonruimte.nl betoogt, kan in het stuk van 24 maart 2017 geen toezegging tot medewerking aan een onbeperkt aantal kamers worden gelezen. In dat stuk is immers het initiatief van de voormalige huurder beoordeeld, dat zag op de verhuur van vier kamers boven het café. Dat het college, gelet op die omstandigheden, bereid was medewerking te verlenen aan het initiatief van de voormalige huurder, betekent daarom niet dat Huureenwoonruimte.nl daaraan het gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen dat het college ook medewerking zal verlenen aan de onderhavige aanvraag waarin die omstandigheden niet aan de orde zijn en die betrekking heeft op acht kamers in plaats van vier. Gelet daarop kan Huureenwoonruimte.nl geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel doen. De vraag of een vergunning op basis van de Huisvestingsverordening zaaks- of persoonsgebonden is, is in tegenstelling tot hetgeen Huureenwoonruimte.nl aanvoert, voor dat oordeel niet relevant.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Engelen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2021

842