Uitspraak 202100650/1/R1


Volledige tekst

202100650/1/R1.
Datum uitspraak: 15 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 15 december 2020 in zaak nr. 20/550 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2019 heeft het college geweigerd [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een frame en zonnescherm op het dakterras bij het appartement aan de [locatie] in Hoofddorp (hierna: het appartement).

Bij besluit van 14 augustus 2019 heeft het college geweigerd [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een windscherm op het dakterras bij het appartement.

Bij besluit van 10 december 2019 heeft het college het tegen die besluiten door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.M. Putz, is verschenen. [appellant] is, met voorafgaand bericht, ter zitting niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding en voorgeschiedenis

1.       [appellant] is eigenaar van het op de zesde verdieping van een gebouw gelegen appartement. Hij heeft omgevingsvergunningen aangevraagd voor het plaatsen van een frame met zonnescherm en een windscherm op zijn dakterras. Bij besluiten van 13 en 14 augustus 2019, gehandhaafd bij besluit van 10 december 2019, heeft het college geweigerd de omgevingsvergunningen te verlenen. Het college heeft aan de weigering omgevingsvergunningen te verlenen ten grondslag gelegd dat de bouwactiviteiten waarvoor van [appellant] vergunning vraagt niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. [appellant] heeft eerder een serre/tuinkamer gebouwd op het dakterras zonder een daarvoor vereiste omgevingsvergunning. De serre is later, nadat het college een last tot verwijdering van de serre heeft opgelegd, verwijderd door [appellant]. De besluiten hierover zijn inmiddels in rechte onaantastbaar geworden en vallen buiten de omvang van deze zaak.

De welstandsadviezen en het besluit van 10 december 2019

2.       Het college heeft aan de in bezwaar gehandhaafde besluiten van 13 en 14 augustus 2019 ten grondslag gelegd dat de bouwactiviteiten waarvoor [appellant] vergunning vraagt niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Daarbij heeft het verwezen naar de adviezen van MOOI Noord-Holland adviseurs omgevingskwaliteit (hierna: de welstandscommissie) van 3 en 24 juli 2019. Volgens deze adviezen voldoen de bouwactiviteiten niet aan redelijke eisen van welstand. In de adviezen staat dat er eerst een serre stond op het dakterras en dat nu wordt voorgesteld om het dak van de serre te halen, waardoor alleen de glazen gevels blijven bestaan als windscherm. Daardoor wordt het object wel lager maar het eerdere negatieve advies over de serre blijft van kracht. Dat komt erop neer dat het windscherm in elke oksel van het pand geplaatst kan worden en daarmee een precedentwerking heeft. Het appartementencomplex staat op een prominente locatie en heeft een specifieke architectuur, waarin de dakopbouw een duidelijke compositie kent. De kap rondt het geheel af. Een windscherm in de oksel van twee vleugels ontkracht de compositie. Er is geen sprake van een kwaliteitsverbetering van de omgeving. Het windscherm is zichtbaar vanaf de openbare weg. Het advies van 24 juli 2019 vermeldt dat [appellant] zijn verzoek om vaste zonwering te plaatsen bij de welstandscommissie nader heeft toegelicht. De welstandscommissie geeft aan dat de aanvraag voor een vast zonnedak hetzelfde beeld oplevert als het ooit geplaatste zonnescherm dat negatief werd beoordeeld. De architectuur van het gebouw wordt teveel aangetast. Ook het zonnedak is goed te zien vanaf de openbare ruimte. De welstandscommissie doet de suggestie om een losse zonwering of een uitvalzonnescherm tegen de gevel te plaatsen. Verder heeft het college aan het besluit ten grondslag gelegd dat de bouwwerken op het dakterras vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en dat afwijking van het welstandsadvies een precedent schept voor alle appartementen van het complex waarbij bouwwerken op een dakterras vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.

De aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit afgeleid zou moeten worden dat de welstandadviezen niet deugdelijk tot stand zijn gekomen. Ook heeft hij volgens de rechtbank niet met stukken onderbouwd waarom beide adviezen om inhoudelijke redenen niet gevolgd zouden mogen worden. Dit heeft de rechtbank tot het oordeel gebracht dat het college zijn besluitvorming op de adviezen van de welstandscommissie heeft kunnen baseren en dat het college daarmee voldoende inzichtelijk gemotiveerd heeft waarom beide bouwactiviteiten in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet heeft geconcretiseerd en niet heeft onderbouwd dat het windscherm en het zonnescherm niet zichtbaar zijn vanaf de Deltaweg.

Procedureel

4.       [appellant] stelt in hoger beroep dat hij de uitnodiging om de zitting bij de rechtbank via Skype bij te wonen, niet heeft ontvangen. Uit door de rechtbank overgelegde informatie blijkt echter dat de uitnodiging om de zitting via Skype bij te wonen op 12 oktober 2020 naar het e-mailadres van [appellant] is verzonden. De enkele stelling van [appellant] dat hij de uitnodiging niet heeft ontvangen, is niet voldoende voor het aannemelijk achten van het niet hebben ontvangen daarvan.

Inhoudelijk

5.       [appellant] voert verder aan dat de rechtbank heeft miskend dat de weigering van het college om omgevingsvergunning te verlenen erg subjectief is en dat vrijwel niemand last zal hebben van het frame met zonnescherm en het windscherm omdat deze zullen worden geplaatst op de zesde etage, zodat niet kan worden gezegd dat niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand.

5.1.    De aanvraag om een omgevingsvergunning wordt overeenkomstig artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), gelezen in samenhang met artikel 12a van de Woningwet, getoetst aan redelijke eisen van welstand, waarbij de welstandsnota het toetsingskader is. Zoals blijkt uit wat hiervoor onder 2. is vermeld, heeft de welstandscommissie aangegeven dat de bouwwerken van [appellant] niet voldoen aan redelijke eisen van welstand.

5.2.    Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, mag hij op dat advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.

Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten  van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.

5.3.    [appellant] komt in hoger beroep niet gemotiveerd op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit afgeleid zou moeten worden dat de welstandsadviezen niet deugdelijk tot stand zijn gekomen en dat hij niet met stukken heeft onderbouwd waarom beide adviezen om inhoudelijke redenen niet gevolgd zouden mogen worden. De stelling in hoger beroep dat de tegenwerping dat niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand erg subjectief is, omdat de schermen worden geplaatst op de zesde etage en vrijwel niemand daar dus last van zal hebben, is ook in hoger beroep niet onderbouwd. Bovendien is op de zitting aan de hand van beeldmateriaal vastgesteld dat het zonnescherm en windscherm vanaf de openbare weg te zien zijn.

Het betoog van [appellant] faalt.

6.       Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de adviezen van de commissie aan zijn beslissing ten grondslag heeft mogen leggen. Het college was daarom gehouden de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo, wegens het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Conclusie

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Yildiz
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2021