Uitspraak 202105899/2/R3


Volledige tekst

202105899/2/R3.
Datum uitspraak: 7 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Den Haag,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Brasserskade" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

[appellant] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld van 24 november 2021, waar [appellant] en anderen, van wie [appellant], [gemachtigde A], [gemachtigde B], [gemachtigde C] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde D], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. van den Bosch en mr. R. Sakkee, zijn verschenen. Voorts is op de zitting de publiekrechtelijke rechtspersoon de Nationale Politie, vertegenwoordigd door ir. G.P. van Beers, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan beoogt het mogelijk te maken om een nieuw politiekantoor met schietbaan en parkeervoorzieningen op te richten aan de Brasserskade in Den Haag. Volgens de plantoelichting komt in het gebouw ook een beperkte slaapgelegenheid en zijn ondersteunde functies voorzien, zoals een fietsenstalling.

3.       [appellant] en anderen wonen allen aan de Henricuskade in Den Haag. Dit is tegenover het plangebied. Zij vrezen nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat als gevolg van het plan onder meer omdat bomen en groen zullen verdwijnen en het plan nadelige invloed heeft op de bezonning van hun woningen. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om het plan te schorsen totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan op hun beroep.

4.       De Nationale Politie is initiatiefnemer van het plan. Op de zitting is toegelicht dat het de bedoeling is dat een speciale eenheid van de Nationale Politie zich zal gaan huisvesten in het plangebied, omdat de betreffende eenheid niet op zijn huidige locatie kan blijven. De Nationale Politie is voornemens om op korte termijn een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning in te dienen. Gelet daarop bestaat spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

5.       [appellant] en anderen hebben meerdere gronden aangevoerd. De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor een integrale beoordeling van alle beroepsgronden. Ten minste enkele van de aangevoerde gronden geven naar het oordeel van de voorzieningenrechter al aanleiding voor twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter zal zich hierna ook beperken tot overwegingen over die gronden.

Beoordeling van het verzoek

6.       [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland. Zij voeren aan dat het provinciale beleid is dat kantoren worden geconcentreerd op kantorenlocaties. Het plangebied is geen kantorenlocatie. Volgens [appellant] en anderen kan de betreffende politie-eenheid zich ook huisvesten op de kantorenlocatie "De Binckhorst". De aanrijroutes van die locatie zijn volgens hen vergelijkbaar met die van het plangebied. Ook betwisten zij de noodzaak van de voorziene schietbaan. Volgens hen kan de schietbaan functioneel en efficiënt met een andere politie-eenheid worden gedeeld. Zij hebben daarbij gewezen op de aanwezige politieschietbaan in Ypenburg en de nog te bouwen schietbaan op de locatie Binckhorst. Er zouden dan meer bomen en groen behouden kunnen blijven. Daarnaast hebben zij alternatieven aangedragen voor de inrichting van het plangebied onder andere om meer groen te besparen en leefgebied voor dieren te behouden. Het plangebied is volgens hen een verbindingsgebied tussen de parken in de omgeving.

6.1.    De raad stelt dat geen sprake is van een regulier kantoor en dat de locatiekeuze is ingegeven door de beoogde specifieke functie van het kantoorgebouw, waarbij een goede, snelle bereikbaarheid en ruime parkeervoorzieningen van belang zijn en tevens voldaan kan worden aan de hoge beveiligingseisen die aan de vestiging gesteld moeten worden. Het plangebied maakt onderdeel uit van een defensieterrein. Verder stelt de raad dat in het voorgaande plan aan het plangebied een maatschappelijke bestemming was toegekend, waardoor het aanwezige groen niet planologisch was beschermd. Volgens de raad is er overleg met omwonenden geweest over de inrichting van het plangebied en zijn daar waar het mogelijk was aanpassingen gedaan aan het plan. Zo is volgens de raad onder andere de bouwhoogte van de beoogde inpandige schietbaan 1 m verlaagd en is het bouwvlak opgeschoven om de groenstrook te verbreden ten opzichte van het ontwerpplan.

6.2.    Op de zitting is vastgesteld dat ten tijde van de vaststelling van het plan de Omgevingsverordening Zuid-Holland van toepassing was. In artikel 6.11 van die verordening is over kantoren het volgende opgenomen;

"1. Een bestemmingsplan kan voorzien in nieuwe kantoren op gronden:

a. binnen de grootstedelijke top- en centrumlocaties, waarvan de plaats indicatief geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 10 in bijlage II;

b. binnen de OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties, waarvan de plaats indicatief geometrisch en verbeeld op kaart 10 in bijlage II, mits is aangetoond dat de behoefte aan kantoren groter is dan de nog onbenutte plancapaciteit voor kantoren op de desbetreffende locatie;

c. binnen de bijzondere locaties, waarbij de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 10 in bijlage II, mits passend in het profiel van deze locaties.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. kantoren die in overeenstemming zijn met een actuele regionale visie die is aanvaard door gedeputeerde staten;

b. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging;

c. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied;

d. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf; en

e. functiegebonden kantoren bij een luchthaven, een haven of een veiling."

6.3.    Aan de gronden in het plangebied is grotendeels de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Op grond van artikel 4.1 van de planregels zijn deze gronden bestemd voor:

"a. openbare dienstverlening waaronder handhaving van de openbare orde;

b. een inpandige schietbaan;

c. ontsluitingswegen en -paden, al dan niet ondergrondse en/of overdekte parkeervoorzieningen, groen- en verkeersvoorziening en afvalwatertransport- en drinkwaterleidingen.

en ter plaatse van de functieaanduiding

d. "p" voor parkeren;

e. "mu" voor munitie-opslag

een en ander zoals nader bepaald in artikel 4.3 Specifieke gebruiksregels en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, gebouwde/ongebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen."

Uit artikel 4.3, onder a, van de planregels volgt dat de gebouwen binnen het bouwvlak uitsluitend gebruikt mogen worden als kantoor zonder baliefunctie en tevens ten behoeve van een schietbaan en een overdekte parkeergelegenheid.

6.4.    Op de zitting is toegelicht dat het kantoor is bedoeld voor een speciale eenheid van de Nationale Politie met specifieke programmatische eisen. Ongeveer 40 procent van het voorziene gebouw zal als kantoor worden gebruikt en daarnaast voor trainingsfaciliteiten en parkeervoorzieningen. In dat kader is naar voren gebracht dat de voorziene inpandige schietbaan een specialistische baan betreft waarvan het noodzakelijk is die bij het kantoor te realiseren. De provinciale verordening voorziet volgens de raad niet in het hier beoogde gebruik van het kantoorgebouw. In het plangebied is volgens de raad ook geen zelfstandige kantorenbestemming toegekend, maar een maatschappelijke bestemming. Volgens de raad heeft er bij de voorbereiding van het bestemmingsplan overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de provincie over de huisvesting van de Nationale Politie in het plangebied.

6.5.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de artikelen 4.1 en 4.3, onder a, van de planregels het plan een kantoor zonder baliefunctie mogelijk maakt in het plangebied. Op de zitting is gebleken dat 40 procent van het gebouw ook voor kantoor zal worden gebruikt. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een substantieel deel van het voorziene gebouw. Het plangebied is op kaart 10 in bijlage II van de Omgevingsverordening Zuid-Holland niet weergegeven als een kantorenlocatie. Geen van de uitzonderingen genoemd in artikel 6.11, tweede lid, van de Omgevingsverordening Zuid-Holland is van toepassing. In dit verband heeft de raad naar voren gebracht dat het hier niet om een kantoor met een lokaal verzorgingsgebied gaat. Het plan is in zoverre naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in overeenstemming met de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Ook is, gelet op onder andere de hiervoor weergegeven planregels, niet zonder twijfel of het op de zitting toegelichte beoogde gebruik van het voorziene kantoor door de speciale eenheid van de Nationale Politie wordt gedekt door de planregels. Voorts is eerst op de zitting nadere informatie gekomen over de noodzaak van de schietbaan bij het kantoor. Die is niet gebleken uit een afweging van alternatieve locaties.

Conclusie en proceskosten

7.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 1 juli 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brasserskade";

II.       gelast dat de raad van de gemeente Den Haag aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat met betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2021

590