Uitspraak 202101904/2/A2


Volledige tekst

202101904/2/A2.
Datum uitspraak: 29 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Tijdens de zitting op 29 november 2021 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. J.E.M. Polak (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaak nr. 202101904/1/A2.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De staatsraad heeft een schriftelijke reactie ingediend. Deze is aan [verzoeker] voorafgaand aan de behandeling van het verzoek ter zitting overhandigd.

De Afdeling heeft het verzoek om wraking ter zitting behandeld op 29 november 2021, waar [verzoeker] is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Beslissing

Bij mondelinge beslissing van 29 november 2021 heeft de Afdeling het verzoek om wraking van de staatsraad afgewezen.

Overwegingen

Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.

1.       Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       [verzoeker] heeft aan het verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat hij geen vertrouwen heeft in de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de Afdeling bestuursrechtspraak als zodanig en in die van de staatsraad in het bijzonder. Over de rol van de staatsraad heeft [verzoeker] aangevoerd dat deze betrokken is geweest bij de uitspraak over het bestemmingsplan "Buitengebied 2017", waarin diverse feitelijke onjuistheden zijn vermeld. Volgens [verzoeker] is de uitspraak in die bestemmingsplanzaak er op gericht om een planschadeclaim te voorkomen en [verzoeker] vreest dan ook dat de staatsraad in de nu voorliggende planschadezaak zal voortborduren op die onjuistheden in deze uitspraak.

3.       Voor zover het verzoek om wraking betrekking heeft op de Afdeling bestuursrechtspraak als zodanig kan dit niet worden aangemerkt als verzoek om wraking in de zin der wet, nu het niet specifiek betrekking heeft op een of meer leden van de kamer die belast is met de behandeling van de hoofdzaak.

4.       Over het verzoek om wraking van de staatsraad overweegt de Afdeling het volgende.

Op grond van het bepaalde in artikel 8:15 van de Awb dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als maatstaf dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.

De bij de staatsraad voorliggende zaak van [verzoeker] gaat over het verzoek van [verzoeker] om planschade met betrekking tot bestemmingsplan "Buitengebied", dat door de raad van de gemeente Eersel is vastgesteld bij besluit van 23 september 2009 en is gewijzigd bij besluit van 3 april 2012. De staatsraad is niet betrokken geweest bij de uitspraak die de Afdeling over dit bestemmingsplan heeft gedaan. Uit de betrokkenheid van de staatsraad bij de uitspraak van de Afdeling in zaak nr. 201804258/2/R2, die ziet op een ander bestemmingsplan, te weten, "Buitengebied 2017", kan niet worden afgeleid dat de staatsraad partijdig of vooringenomen is, dan wel dat een bij [verzoeker] daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. In wat [verzoeker] heeft aangevoerd, heeft de Afdeling geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de uitspraak over het bestemmingsplan "Buitengebied 2017", waarbij de staatsraad betrokken was, een relatie heeft met de door [verzoeker] geclaimde planschade als gevolg van bestemmingsplan "Buitengebied".

5.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021