Uitspraak 202103212/1/R4


Volledige tekst

202103212/1/R4.
Datum uitspraak: 10 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Rotterdam,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2021 heeft het college zijn beslissing om op 2 januari 2021 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 125,00, voor rekening van [appellante] komen.

Bij besluit van 8 april 2021 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2021, waar alleen het college, vertegenwoordigd door I. Keric, is verschenen.

Overwegingen

1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een platgemaakte doos die op 2 januari 2021 is aangetroffen in de vulopening van een ondergrondse papiercontainer ter hoogte van de Statenweg 99b in Rotterdam. Volgens het college blokkeerde de doos de vulopening van de container, waardoor deze niet meer gebruikt kon worden. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat haar naam en adres op het adreslabel op de doos staan.

2.       [appellante] betwist niet dat de doos van haar afkomstig is, maar stelt dat niet zij, maar haar huisgenoot degene is geweest die de doos in de vulopening van de container heeft achtergelaten omdat de container vol was. Volgens haar bewijst de omstandigheid dat haar naam en adres op het adreslabel op de doos staan, niet dat zij degene is geweest die de doos verkeerd heeft aangeboden. Zij betwist verder dat de doos de vulopening van de container blokkeerde. Daarnaast voert zij aan dat het college ten onrechte zowel aan haar als aan deze huisgenoot een boete heeft opgelegd vanwege dezelfde overtreding. Volgens [appellante] heeft deze huisgenoot in haar bezwaarschrift tegen het aan haar gerichte besluit erkend dat zij de doos van [appellante] in de vulopening van de container heeft achtergelaten. [appellante] wijst erop dat het college het aan deze huisgenoot gerichte besluit heeft ingetrokken. Volgens haar heeft het college per abuis dat besluit ingetrokken en niet het aan [appellante] gerichte besluit van 14 januari 2021.

[appellante] voert verder aan dat de gemeente tekort schiet in haar aanpak om ervoor te zorgen dat burgers hun huisvuil kunnen aanbieden. Volgens haar sleept het probleem van overvolle containers al jaren. Zij stelt dat zij als burger daardoor geen andere oplossing heeft dan haar afval nabij of in de opening van de volle container te plaatsen.

2.1.    Deze procedure gaat inhoudelijk over de rechtmatigheid van het besluit van 14 januari 2021, waarbij het college de kosten van het opruimen van de verkeerd aangeboden doos bij [appellante] in rekening brengt. De aanpak van de afvalinzameling door de gemeente en de door [appellante] gestelde omstandigheid dat er al jaren een probleem is met overvolle containers, staan niet ter beoordeling in deze procedure. Ook als een container vol is, rust op burgers de verantwoordelijkheid om hun afval op juiste wijze aan te bieden, bijvoorbeeld op een ander moment of bij een andere container. Het bedrag van € 125,00 dat het college voor rekening van [appellante] heeft gebracht, is overigens geen boete maar betreft de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten voor het verwijderen van de doos.

2.2.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432.

De overtreder is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt.

2.3.    Door het adreslabel is de doos tot [appellante] te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat zij de overtreder is, tenzij zij aannemelijk maakt dat zij niet degene is geweest die de doos verkeerd heeft aangeboden. Anders dan waar [appellante] van uitgaat, hoeft het college niet onomstotelijk te bewijzen dat zij de doos in de vulopening van de container heeft achtergelaten of dat deze de vulopening blokkeerde. Op grond van artikel 6, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Rotterdam 2018 moet de inzamelvoorziening na gebruik goed gesloten worden. Doordat de doos is aangetroffen in de vulopening, waarbij een deel van de doos uit de container stak en de klep van de container open stond, is de doos verkeerd aangeboden, ongeacht of de doos de vulopening blokkeerde.

Met haar enkele stelling dat haar huisgenoot de doos in de vulopening van de container heeft achtergelaten, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij niet de overtreder is, omdat zij deze stelling niet met bewijsstukken heeft onderbouwd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt. In het bezwaarschrift van de huisgenoot tegen het aan haar gerichte besluit staat weliswaar dat zij erkent dat zij enkele paperassen die niet meer in de container pasten, in een daar reeds aanwezige doos van een ander heeft gedaan, maar staat niets over de platgemaakte doos van [appellante]. Zij erkent daarin dus niet dat zij die doos in de vulopening van de container heeft achtergelaten.

Ook als ervan moet worden uitgegaan dat de huisgenoot van [appellante] de doos verkeerd heeft aangeboden, kan [appellante] als overtreder worden aangemerkt. In dat geval moet ervan worden uitgegaan dat de huisgenoot de doos voor [appellante] heeft weggebracht naar de container, zodat dit aan [appellante] is toe te rekenen en zij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verkeerd aanbieden van de doos door haar huisgenoot.

Gelet op het voorgaande heeft het college [appellante] terecht als overtreder aangemerkt.

Het betoog faalt.

2.4.    De omstandigheid dat de huisgenoot van [appellante] een vergelijkbaar besluit heeft gekregen over de toepassing van spoedeisende bestuursdwang wegens het verkeerd aanbieden van huisvuil, betekent niet dat het college tweemaal handhavend optreedt wegens dezelfde overtreding. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang, waarover het aan [appellante] gerichte besluit van 14 januari 2021 gaat, heeft bestaan uit het verwijderen van de tot [appellante] herleidbare doos die in de vulopening van de container is aangetroffen. De overtreding die aan dit besluit ten grondslag ligt, is het verkeerd aanbieden van die doos. Het besluit dat aan de huisgenoot was gericht, had geen betrekking op het verkeerd aanbieden van deze doos, maar op het verkeerd aanbieden van ander huisvuil dat tot de huisgenoot kon worden herleid. De besluiten hebben dus betrekking op verschillende overtredingen.

In het verweerschrift heeft het college toegelicht dat het aan de huisgenoot gerichte besluit is ingetrokken omdat op de overzichtsfoto bij dat besluit niet te zien is in welke doos de tot die huisgenoot herleidbare poststukken zijn aangetroffen. Anders dan [appellante] stelt, heeft het college dus niet per abuis het verkeerde besluit ingetrokken.

Het betoog faalt.

3.       Het beroep is ongegrond.

4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021

687