Uitspraak 202103667/1/R4


Volledige tekst

202103667/1/R4.
Datum uitspraak: 10 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],

appellante,

en

de raad van de gemeente Nijmegen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen Waalfront - 5 (Ulpia en Fabrica)" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2021, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door ing. D.A. te Braake, W.M.M.H. van Hees en J. Freriks, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plangebied van het bestemmingsplan ligt in het Waalfront, grenzend aan de zuidzijde van de Waal en is bekend onder de werknaam Waalkwartier. Het plangebied wordt getransformeerd naar een stedelijke stadswijk met ongeveer 1.000 woningen, diverse commerciële, culturele en bedrijfsmatige ruimtes en voorzieningen, in het bijzonder in en rond het te transformeren Honigcomplex. [appellante] is eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning in het plangebied op het perceel [locatie]. Dit pand is in het verleden gebruikt als dienstwoning door Rijkswaterstaat. Aan het perceel van [appellante] is in het bestemmingsplan geen woonbestemming toegekend, maar de bestemming "Park" met, onder andere, de dubbelbestemmingen "Waterstaat - Waterkering" en "Waterstaat - Waterkundige functie".  In het voorheen geldende bestemmingsplan "Nijmegen Waalfront" rustte blijkens de plantoelichting de bestemming "Gemengd - Quartier Romain (GD-Q)" op het perceel. Binnen deze bestemming waren de volgende functies toegestaan: wonen, bedrijven in categorie 1, in de bestaande industriële bebouwing bedrijven in de categorie 1, 2 en 2+, wellnesscentrum, kleinschalige functies zoals horeca met terrassen, galerieën en kleinschalige detailhandel, zoals een bloemenwinkel, een tabakswinkel, een curiosawinkel en een krantenkiosk langs de Waalhaven, maatschappelijke voorzieningen en bovengronds en ondergronds parkeervoorzieningen met bijbehorende bovengrondse voorzieningen.

[appellante] is het niet eens met het niet als zodanig bestemmen van haar woning in het bestemmingsplan.

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beroep

3.       [appellante] betoogt dat de raad ten onrechte geen woonbestemming heeft toegekend aan haar perceel. Daartoe voert zij aan dat het huis van historische waarde is omdat het in het verleden werd bewoond door de bakenmeester en de riviermeester en een belangrijke functie had, bijvoorbeeld omdat van daaruit waterstanden werden doorgegeven en met een lamp werd gecommuniceerd met schippers. Daarnaast past het huis volgens [appellante] in het park vanwege de rustige sfeer die de woning en tuin uitstralen en is het niet nodig om het huis af te breken.

3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het pand geen architectuurhistorische waarde, ensemblewaarde of stedenbouwkundige waarde heeft. Daarnaast staat het pand niet op de zogenoemde aandachtspuntenlijst waarop panden en objecten staan die in aanmerking komen voor de status van gemeentelijk monument vanwege hun cultuurhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundige of ensemblewaarde, maar die daartoe nog niet formeel zijn aangewezen. Volgens de raad is het behoud van de woning in zoverre niet noodzakelijk. Verder heeft de raad toegelicht dat de woning buitendijks staat waardoor geen optimale hoogwaterveiligheid bestaat. Ook is met het bestemmingsplan sprake van een transformatie van een industrieel naar een stedelijk gebied, in de vorm van een nieuwe stadswijk met wonen in een hoge dichtheid, en commerciële, culturele en bedrijfsmatige voorzieningen. Ter plaatse van het perceel van [appellante] is een park voorzien dat niet alleen een belangrijke verblijfsfunctie zal vervullen voor de nieuwe stadswijk, maar tezamen met het ook buiten het plangebied gelegen park, een verbindende schakel vormt met de rest van de stad, volgens de raad. De woning staat de inrichting van bedoeld park in de zin van looplijnen, zichtlijnen naar onder meer de Waal en een beleving als park in de weg. Het park met het aldaar aanwezige groen en wandelroutes is onderdeel van een stedenbouwkundige en landschappelijke structuur die essentieel is voor het Waalfront. Het behoud van de woning past hier niet in.

Verder heeft de raad ter zitting van de Afdeling nader toegelicht dat Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland het projectplan "Aanpassing waterkering Waalfront Nijmegen", zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland op 27 november 2020, hebben goedgekeurd bij besluit van 24 maart 2021. In dat projectplan is een waterkering voorzien ter plaatse van de woning van [appellante], zodat in zoverre eveneens het behoud van de woning niet passend wordt geacht door de raad.

3.2.    De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een voorheen geldend planologisch regime geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. In dit geval heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht mogen toekennen aan de algemene belangen van het ter plaatse realiseren van een park dan aan de belangen van [appellante] bij het als zodanig bestemmen van de woning. Het park zal immers tezamen met het aangrenzende park een belangrijke functie vervullen voor de bewoners en overige gebruikers van de nieuwe stadswijk. Ook zal het eveneens tezamen met het aangrenzende park een belangrijke verbinding vormen tussen verschillende delen van Nijmegen. Daarbij heeft de raad er ook terecht op gewezen dat de functie van de dienstwoning van Rijkswaterstaat niet meer aan de orde is en de woning is gelegen in een gebied waar geen optimale hoogwaterveiligheid bestaat. Ten behoeve van deze hoogwaterveiligheid is ook het voornoemde projectplan vastgesteld waarin een waterkering is voorzien ter plaatse van de woning van [appellante]. Verder heeft de raad hierbij van belang kunnen achten dat de woning geen architectuurhistorische waarde, ensemblewaarde of stedenbouwkundige waarde heeft.

Het betoog faalt.

4.       Verder betoogt [appellante] dat onvoldoende rekening is gehouden met de aanwezigheid van mussen bij haar woning.

4.1.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

4.2.    De raad heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de op het perceel aanwezige huismussen. Tijdens een veldbezoek op 8 januari 2020 is gebleken dat er grote aantallen huismussen ter plaatse en in de directe omgeving van de woning [locatie] verblijven en volgens de raad is er dan ook zonder meer sprake van essentieel leefgebied van de huismus. Gelet hierop is een ontheffing in het kader van de Wnb noodzakelijk. In een onderzoeksrapport van SAB adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling van 23 januari 2020 en een memo van 26 mei 2020 van Sweco is nader ingegaan op de gevolgen van het plan voor de huismussen en de terzake te treffen maatregelen. Om een ontheffing in het kader van de Wnb te verkrijgen moeten blijkens die stukken mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Die maatregelen komen erop neer dat voor de huismussen in de toekomstige situatie ook tijdig voldoende alternatieve nestgelegenheden, wintergroen en foerageergebieden aanwezig moeten zijn. Onder meer door daartoe aan de mogelijk gemaakte nieuwbouw en de aanwezige landtong tijdig te treffen maatregelen kan daarin worden voorzien. Op grond daarvan heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat zicht op een ontheffing bestaat en dat de Wnb om die reden niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De Afdeling ziet in hetgeen door [appellante] is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek naar de aanwezigheid van de huismus in het plangebied onvoldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De enkele stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met de aanwezigheid van de mussen is daartoe gelet op de voormelde onderzoeken onvoldoende. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog faalt.

Slot en conclusie

5.       Het beroep is ongegrond.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021