Uitspraak 202103976/1/R4


Volledige tekst

202103976/1/R4.
Datum uitspraak: 10 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Rotterdam,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 heeft het college zijn beslissing om op 27 februari 2021 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 125,00, voor rekening van [appellant] komen.

Bij besluit van 10 mei 2021 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2021, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door I. Keric, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een witte samengedrukte doos die op 27 februari 2021 is aangetroffen in de vulopening van een ondergrondse papiercontainer ter hoogte van de Willem Ruyslaan 24a in Rotterdam. Volgens het college blokkeerde de doos de vulopening van de container, waardoor deze niet meer gebruikt kon worden. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat zijn naam en adres op het adreslabel op de doos staan.

2.       [appellant] betwist dat hij degene is geweest die de doos in de vulopening van de container heeft achtergelaten en voert aan dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dat heeft gedaan. Hij stelt dat in de aangetroffen doos een bestekset zat die hij in januari had verkocht via Marktplaats, omdat hij toen een andere bestekset had gekocht. Ter onderbouwing hiervan heeft hij de facturen van vakantieveilingen.nl van beide besteksets overgelegd, foto's van 26 maart 2021 van de doos van de bestekset die hij zelf heeft gehouden en screenshots van de website van DHL waaruit blijkt dat er op 26 augustus 2020 en op 16 januari 2021 een pakket van vakantieveilingen.nl bij hem is bezorgd. Daarbij heeft hij toegelicht dat hij geen bewijs meer heeft van de verkoop via Marktplaats. Verder voert hij aan dat het onlogisch is dat hij een doos op ruim 5 km afstand van zijn woning zou weggooien. Hij stelt dat hij altijd gebruik maakt van de containers in de Berninisstraat of de container tegenover de flat aan de Madernastraat.

Daarnaast was er volgens [appellant] geen noodzaak voor het college om spoedeisende bestuursdwang toe te passen, omdat de doos niet op straat lag maar zich in de vulopening van de container bevond. Daarbij stelt hij dat de container niet meer gebruikt kon worden, omdat hij vol was en niet omdat de doos de vulopening blokkeerde.

2.1.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432.

2.2.    Op grond van artikel 6, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Rotterdam 2018 moet de inzamelvoorziening na gebruik goed gesloten worden. Doordat de doos is aangetroffen in de vulopening, waarbij de klep van de container open stond, is de doos verkeerd aangeboden, ongeacht of de doos de vulopening blokkeerde. Het college was daarom bevoegd om daartegen handhavend op te treden.

Door het adreslabel is de doos tot [appellant] te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat hij de overtreder is, tenzij hij aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die de doos verkeerd heeft aangeboden. Met zijn stelling dat de doos afkomstig was van een bestekset die hij via Marktplaats had verkocht, heeft hij dat niet aannemelijk gemaakt, omdat hij deze gestelde verkoop niet met bewijsstukken heeft onderbouwd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft bijvoorbeeld niet met screenshots of uitdraaien onderbouwd dat hij de bestekset te koop heeft aangeboden op Marktplaats of dat hij via Marktplaats of per e-mail contact heeft gehad heeft met de koper. Evenmin heeft hij gegevens van de koper of details van de verkoop gegeven. Hoewel hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij kort na elkaar twee vergelijkbare besteksets heeft gekocht bij vakantieveilingen.nl, heeft hij daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij één van die twee besteksets heeft verkocht via Marktplaats. Hij stelt terecht dat het niet logisch is dat hij beide besteksets zelf zou houden en gebruiken, maar daaruit volgt niet zonder meer dat hij één van de besteksets zou hebben verkocht in de oorspronkelijke doos met zijn adresgegevens.

De omstandigheid dat die doos op grote afstand van zijn woning is aangetroffen, maakt op zichzelf ook niet aannemelijk dat hij niet de overtreder is. Hoewel het aannemelijk is dat [appellant] in de regel gebruik zal maken van de containers in de Berninisstraat of tegenover de flat aan de Madernastraat, neemt dat niet weg dat hij in dit geval toch om een bepaalde reden gebruik kan hebben gemaakt van de container aan de Willem Ruyslaan.

Samenvattend moet worden geoordeeld dat het betoog van [appellant] onvoldoende concreet is onderbouwd om niet langer van de hiervoor vermelde aanname uit te gaan. Gelet daarop heeft het college [appellant] terecht als overtreder aangemerkt.

Het betoog faalt.

3.       [appellant] voert tot slot aan dat hij de boete niet kan betalen.

3.1.    In artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder geschiedt, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

3.2.    Het bedrag van € 125,00 dat het college voor rekening van [appellant] heeft gebracht, is geen boete maar de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten voor het verwijderen van de doos. Doordat de doos verkeerd is aangeboden, heeft het college die kosten moeten maken. In beginsel behoren die kosten voor rekening van de overtreder te komen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het college [appellant] terecht aangemerkt als overtreder. De door hem gestelde omstandigheid dat hij het bedrag niet kan betalen, is geen omstandigheid waardoor deze kosten niet voor zijn rekening zouden moeten komen. Ter zitting is overigens vastgesteld dat er inmiddels een betalingsregeling is getroffen met [appellant].

Het betoog faalt.

4.       Het beroep is ongegrond.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021

687