Uitspraak 202103035/2/A2


Volledige tekst

202103035/2/A2.
Datum uitspraak: 10 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/2335 in het geding tussen:

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek van [verzoeker] om vergoeding van schade afgewezen.

Bij besluit van 20 november 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2021, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. T. Kuijpers en D.J.M. Loffeld, is verschenen.

Overwegingen

1.       Bij uitspraak van heden, in zaak nr. 202103035/1/A2, heeft de Afdeling op het hoger beroep van [verzoeker] beslist. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Daarom dient het verzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

2.       De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.

w.g. Daalder
voorzieningenrechter

w.g. Hazen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021