Uitspraak 202105572/2/R1


Volledige tekst

202105572/2/R1.
Datum uitspraak: 2 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Amstelveen,

verzoekers,

en

1.       de raad van de gemeente Amstelveen,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 heeft het college een besluit hogere waarden genomen.

Bij besluit van 2 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Amsteldijk Zuid 105" vastgesteld.

Bij besluit van 14 juli 2021 heeft het college aan Zuiver Vastgoed een omgevingsvergunning voor bouwen verleend voor de realisatie van drie woningen op het perceel Amsteldijk Zuid 105 in Amstelveen.

De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen deze besluiten hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 oktober 2021, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], vertegenwoordigd door [verzoeker B] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.M.H. Sangers, advocaat te Amsterdam, en de raad en het college, vertegenwoordigd door  N. Cuperus, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord Zuiver Vastgoed, bijgestaan door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amstelveen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in de ontwikkeling van drie vrijstaande woningen op de locatie Amsteldijk Zuid 105 in Amstelveen. Aan de gronden zijn de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Water" toegekend. Op de percelen is thans het voormalig café De Zwarte Kat aanwezig. De oostzijde van het plangebied grenst aan de Amsteldijk Zuid, en ligt voor een deel op en aan de dijk. Ten oosten van de locatie ligt de rivier de Amstel.

3.       Bij besluit van 23 april 2021 heeft het college ten behoeve van het plan "Amsteldijk Zuid 105" hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de drie beoogde woningen.

4.       Bij besluit van besluit van 14 juli 2021 heeft het college aan Zuiver Vastgoed een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) verleend voor het bouwen van drie woningen op het perceel.

5.       [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn omwonenden en kunnen zich niet met de besluiten verenigen. Zij hebben verzocht een voorziening te treffen die er in voorziet dat deze worden geschorst totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan.

Ontvankelijkheid

6.       Verweerders en Zuiver Vastgoed stellen dat het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard, omdat zij op te grote afstanden van het plangebied wonen.

6.1.    [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben op 7 december 2020 respectievelijk 23 december 2020 een zienswijze over onder meer het ontwerpplan naar voren gebracht. Bij uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, heeft de Afdeling - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. In het licht van het voorgaande gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] ontvankelijk is.

Het bestemmingsplan

Bufferzone (artikel 24 PRV)

7.       [verzoeker A] en [verzoeker B] kunnen zich om verschillende redenen niet met het plan verenigen. Zij betogen onder meer dat het plan in strijd met artikel 24, eerste lid, onder a, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland (hierna: PRV) is vastgesteld. Nu het plangebied deel uitmaakt van een zogenoemde bufferzone als bedoeld in artikel 24 van de PRV en aan de artikelsgewijze toelichting waarin staat dat het bestaand stedelijk gebied niet tot de bufferzones behoort, geen bindende betekenis toekomt, is het bouwen van de drie woningen ter plaatse volgens hen niet toegestaan.

7.1.    Blijkens kaart 5b bij de PRV en de digitale verbeelding ervan is het plangebied gelegen in een bufferzone als bedoeld in artikel 24 van de PRV. Dit is tussen partijen niet in geschil. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het bestaand stedelijk gebied - gezien de passage uit de artikelsgewijze toelichting - behoort tot de bufferzones en in het verlengde daarvan of het plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt. De beantwoording van die vragen vergt nader onderzoek en voor een dergelijk onderzoek leent de voorzieningenprocedure zich niet. De voorzieningenrechter zal daarom met een belangenafweging beoordelen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

7.2.    De belangen van [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn erin gelegen dat zij willen voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen optreden, ingeval de drie woningen worden gebouwd in de bufferzone. In het bijzonder stellen zij dat de groene bufferzone wordt aangetast en dat bufferzones, gegeven de reeds bestaande woningbehoefte en ondanks artikel 24 van de PRV, het gevaar lopen te worden volgebouwd. Daar staan tegenover de belangen van verweerders en Zuiver Vastgoed om op korte termijn te kunnen beginnen met de bouw van de beoogde woningen. Ter zitting heeft Zuiver Vastgoed erop gewezen dat de bouw van de beoogde woningen van belang is om te voorzien in de bestaande woningbehoefte. Hoewel de voorzieningenrechter zich bewust is van het belang van verweerders en Zuiver Vastgoed bij het spoedig kunnen realiseren van de woningen, kan aan dat belang echter geen zwaarder gewicht worden toegekend dan aan het belang van [verzoeker A] en [verzoeker B]. De bouw van de woningen kan namelijk leiden tot een onherstelbare aantasting van de bufferzone in dat gebied. In dat kader is mede van belang dat het regime van de bufferzones het strengste regime is dat de PRV kent. Zoals hiervoor is vermeld, is in de bodemprocedure nader onderzoek nodig naar de beantwoording van de vraag of het zogenoemde bufferzoneregime in dit geval van toepassing is en of dan wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 24 van de PRV.

7.3.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het plan dient te worden geschorst.

Omgevingsvergunning en besluit hogere waarden

8.       Gelet op de samenhang met het plan, zal de voorzieningenrechter ook het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning en het besluit hogere waarden schorsen.

Conclusie

9.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en zal bij wijze van voorlopige voorziening de bestreden besluiten schorsen.

10.     De raad en het college moeten de proceskosten vergoeden.

11.     Over de door [verzoeker B] gemaakte reiskosten met de auto overweegt de voorzieningenrechter dat niet is komen vast te staan dat gebruikmaking van het openbaar vervoer niet of onvoldoende mogelijk was. De toelichting in het proceskostenformulier dat met de auto gezamenlijk is gereisd, is in dit verband niet genoeg. Gelet hierop wordt de vergoeding van zijn reiskosten vastgesteld op basis van de kosten van het openbaar vervoer.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening:

a. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen van 23 april 2021 tot vaststelling van hogere waarden voor de woningen op het perceel Amsteldijk Zuid 105;

b. het besluit van de raad van de gemeente Amstelveen van 2 juni 2021 tot vaststelling van het plan "Amsteldijk Zuid 105";

c. het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen van 14 juli 2021, kenmerk D21-123513, waarbij de omgevingsvergunning is verleend;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Amstelveen en het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.526,07, waarvan € 1.496,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Amstelveen en het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoeden, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van F. Dinleyici, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Dinleyici
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2021

909