Uitspraak 202002678/1/R1


Volledige tekst

202002678/1/R1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 maart 2020 in zaak nr. 18/8600 in het geding tussen:

[appellante]

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 16 mei 2018 heeft het dagelijks bestuur aan Beach Resort Nieuwvliet B.V. een watervergunning en ontheffing van de Keur Wegen waterschap Scheldestromen 2011 (hierna: de Keur) verleend voor het asfalteren van een tijdelijke toegangsweg over een deel van de Nieuwehovendijk te Nieuwvliet en het maken van een tijdelijke oprit naar het bouwterrein.

Bij besluit van 21 november 2018 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 maart 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur en Beach Resort Nieuwvliet hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante], het dagelijks bestuur en Beach Resort Nieuwvliet hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2021, waar [appellante], het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. L.C. Meijers en mr. C.C. Hamelink-Wolters, en Beach Resort Nieuwvliet, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

1.       De werkzaamheden waar de watervergunning en de ontheffing op zien betreffen het asfalteren van een tijdelijke toegangsweg over een nader aangeduid deel van de Nieuwehovendijk te Nieuwvliet met een lengte van ongeveer 60 m en het maken van een tijdelijke oprit naar het bouwterrein.

De werkzaamheden worden uitgevoerd in het waterstaatswerk van de regionale waterkering van de Nieuwehovendijk. Daarom is voor deze werkzaamheden een watervergunning vereist. De bouwroute fase II Beach Resort Nieuwvliet loopt voorts vanaf de Provincialeweg (N675) - Sint Jansdijk - Dwarsdijk - Nieuwehovendijk (tot ongeveer 60 meter buiten de bebouwde kom). De werkzaamheden vinden plaats op een waterschapsweg. Daarom is er een ontheffing van de Keur vereist.

2.       [appellante] is eigenaresse van de recreatiewoning op het adres [locatie] te Sluis die in de nabijheid van de betrokken gronden is gelegen. De Zeekraalstraat ontsluit op de Nieuwehovendijk.

3.       Artikel 14 van de Keur luidt:

"1. Het afwijzen, wijzigen of intrekken van een ontheffing op grond van deze verordening, dan wel het verbinden van voorschriften aan een dergelijke ontheffing, geschiedt in het belang van:

a. het verzekeren van de veiligheid van weggebruikers;

b. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

c. het voorkomen of beperken van aantasting van op de weg aanwezige beplanting en andere vegetatie;

d. het verzekeren van mogelijkheden voor de uitvoering van onderhoud en voor uitbreiding of reconstructie van de weg.

2. Een ontheffing op grond van deze verordening kan geheel of gedeeltelijk, ambtshalve worden gewijzigd of ingetrokken, indien:

a. de in het eerste lid vermelde motieven dat vorderen;

b. de ontheffing is verleend ten gevolge van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens;

c. de voorschriften, als bedoeld in artikel 13 derde lid niet worden nageleefd;

d. gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar geen gebruik is gemaakt van de ontheffing of van de werken die daarin worden toegestaan."

Artikel 2.1 van de Waterwet luidt:

"De toepassing van deze wet is gericht op:

a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met

b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en

c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen."

Voorts heeft het dagelijks bestuur in het "Vergunningenbeleid waterkeringen 2012" uitgewerkt hoe hij vergunningaanvragen die zien op werkzaamheden in, op of nabij waterkeringen op grond van de Keur watersystemen beoordeelt. In dit beleid is als uitgangspunt opgenomen dat het functioneren van de waterkering volgens gestelde veiligheidseisen nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dat het beheer en onderhoud van de waterkering niet mag worden belemmerd en de kosten van beheer niet onevenredig mogen toenemen.

4.       Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat de werkzaamheden ten behoeve waarvan de watervergunning en ontheffing zijn verleend in maart 2021 afgerond zullen worden en dat daarna de oorspronkelijke situatie zal worden hersteld. Dit zal vermoedelijk voor 1 juli 2021 klaar zijn, aldus het dagelijks bestuur.

5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur met betrekking tot het vervangen van klinkers door asfalt het standpunt heeft kunnen innemen dat de veiligheid, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de dijk gewaarborgd blijven.

5.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur voldoende heeft gemotiveerd dat het vervangen van klinkers door asfalt slechts een geringe invloed heeft op de regionale waterkering. Het dagelijks bestuur heeft in bezwaar toegelicht dat vaktechnische medewerkers van de afdeling Waterkeringen door middel van sterkteberekeningen hebben vastgesteld dat nog steeds sprake is van een gesloten dijk en dat de invloed van deze ingreep zeer gering is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur op grond van deze motivering het standpunt heeft kunnen innemen dat de veiligheid, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de dijk gewaarborgd blijven. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking kunnen nemen dat ter zitting door Beachresort Nieuwvliet is aangegeven dat onder de oprit een duiker in de sloot is geplaatst, waardoor ook het waterbergend vermogen is gewaarborgd. Bovendien betreft dit een tijdelijke situatie en zal de oorspronkelijke situatie met klinkers na afronding van de werkzaamheden hersteld worden. Het door [appellante] in beroep aangevoerde biedt geen grond voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank, nu zij heeft volstaan met de niet nader onderbouwde stelling dat de sterkteberekening op de omvorming van klinkers naar asfalt als het vergelijken van appels met peren is en dat de rechtbank een duiker in een sloot ten onrechte heeft aangezien voor een enorme waterberging. [appellante] heeft verder niet gemotiveerd waaruit blijkt dat de veiligheid, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de dijk, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet gewaarborgd blijven als gevolg van de asfaltering.

Het betoog slaagt niet.

6.       [appellante] betoogt verder onder meer dat er op andere percelen werkzaamheden hebben plaatsgevonden dan op de percelen waarop de watervergunning en ontheffing zien, dat men zich op de aangelegde weg niet aan de maximumsnelheid houdt, dat de weg kapot is gereden en deze ten onrechte niet wordt onderhouden, dat het bestaande dijkenpatroon is opengeknipt, dat een dijk wordt afgegraven, dat ten onrechte niet in een waterberging is voorzien en dat op 60 meter van de bouwinrit een voetpad naast de Zeekraalwijk is aangelegd, dat niet voorzien was. Dit betreft echter aspecten die geen betrekking hebben op de door het dagelijks bestuur verleende watervergunning, noch op de ontheffing voor het maken van een tijdelijke oprit op de Nieuwehovendijk en het asfalteren van een deel van circa 60 meter van diezelfde dijk, waar het in deze procedure over gaat. Het door [appellante] voor het overige aangevoerde betreft dan ook aspecten die buiten de omvang van dit geding vallen en dit kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021

580.