Uitspraak 202100026/1/R4


Volledige tekst

202100026/1/R4
Datum uitspraak: 29 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Wijchen, en anderen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Wijchen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Huurlingsedam 64, Wijchen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2021, waar alleen de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Schmidt, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in de realisatie van vier levensloopbestendige woningen. Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern van Wijchen en wordt volledig omzoomd door de (deels toekomstige) nieuwbouwwijk Huurlingsedam fase 1 en 2.

[partij] is eigenaar van de betrokken gronden.

[appellant] en anderen zijn omwonenden en kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen met name als gevolg van het plan voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. De woningen zijn namelijk voorzien tegenover hun woningen.

Wijze van toetsen

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beroepsgronden

Passend in de omgeving

3.       [appellant] en anderen voeren aan dat de in het plan voorziene ontwikkeling niet passend is in de omgeving die een dorps karakter heeft.

3.1.    De raad heeft onder verwijzing naar de structuurvisie (vastgesteld op 2 juli 2009) gesteld dat de gemeente kiest voor een concentratie van bebouwing in de wijken Wijchen-West en Huurlingsedam. Het plangebied ligt in de wijk Huurlingsedam en maakt vier levensloopbestendige woningen mogelijk waaraan volgens de raad een tekort is in Wijchen. De raad heeft verder toegelicht dat de voorziene woningen zijn gelegen tussen andere bestaande woningen. Gelet op deze toelichting ziet de Afdeling in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan passend is in de omgeving.

Het betoog slaagt niet.

Woon- en leefklimaat

4.       [appellant] en anderen vrezen als gevolg van het plan voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij wijzen hierbij op een verlies van groen en op een aantasting van hun uitzicht en privacy. Ook vrezen zij voor waardevermindering van hun eigendommen.

4.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij de afweging van belangen in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het algemeen belang dat is gediend met de toevoeging van de vier woningen dan aan het individuele belang van [appellant] en anderen bij behoud van de bestaande situatie. Dat dit tot enig verlies van groen zal leiden, heeft de raad niet onaanvaardbaar hoeven vinden. De Afdeling neemt verder het volgende in ogenschouw.

De Afdeling overweegt dat enig verlies van uitzicht als gevolg van het plan voor de hand ligt. De raad heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een onevenredige aantasting geen sprake is. Hierbij is van belang dat de afstand van de voorziene woningen tot de woningen van [appellant] en anderen ongeveer 15 meter bedraagt, wat een niet geringe afstand is. Verder bedraagt de maximale bouwhoogte van de voorziene ontwikkeling (voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 1") maximaal 8 meter en (voor zover het betreft het plandeel "Wonen - 2") 12 meter, welke hoogtes niet ongebruikelijk zijn in de omgeving van het plangebied. Ook neemt de Afdeling in aanmerking dat in de ruimtelijke ordening geen recht op een ongewijzigd uitzicht bestaat.

Wat betreft de privacy van [appellant] en anderen, overweegt de Afdeling dat niet is uitgesloten dat deze als gevolg van het plan in enige mate wordt aangetast. De raad heeft zich, naar het oordeel van de Afdeling, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een onevenredige aantasting geen sprake is. Hierbij neemt de Afdeling in ogenschouw dat aan de rand van een stedelijk gebied een woonsituatie vrij van inkijk niet kan worden gegarandeerd.

Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de vaststelling van het plan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is.

De betogen slagen niet.

Verkeer

5.       Over het betoog van appellanten dat het plan ernstige gevolgen heeft voor het aspect verkeer, overweegt de Afdeling als volgt.

De raad heeft gesteld dat de voorziene ontwikkeling, gelet op het beperkte aantal voorziene woningen, niet leidt tot een onevenredige verkeerstoename.

De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. Het betoog slaagt niet.

Alternatieve woningbouwlocatie

6.       Appellanten hebben in beroep, zonder nadere toelichting, aangevoerd dat het een mogelijke verbetering zou zijn om de voorgestelde woningen niet aan de kant van de Mandenmaker te bouwen, maar aan de straat Huurlingsedam.

6.1.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

6.2.    Ter zitting heeft de raad toegelicht dat voor de in het plan gelegen locatie is gekozen, omdat daarmee het open karakter van de meer verspreid liggende woningen aan de Huurlingsedam blijft behouden, terwijl met het plan wordt aangesloten bij de meer geconcentreerde bebouwing aan de straat Mandenmaker. [appellant] en anderen waren ter zitting niet aanwezig.

De Afdeling ziet geen redenen om de door de raad gemaakte keuze onredelijk te vinden.

Het betoog slaagt niet.

Overige betogen

7.       In wat [appellant] en anderen voor het overige hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor vernietiging van het plan.

Voor zover [appellant] en anderen verwijzen naar het voorheen geldende plan (op grond waarvan een agrarische bestemming gold), wordt overwogen dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.

Dat de raad in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:414, geen aanleiding heeft gezien om de betrokken gronden bij dat plangebied te betrekken, betekent niet dat de raad daarmee heeft afgezien van woningbouw op die locatie in de toekomst. Het oordeel van de Afdeling in de genoemde uitspraak van 7 februari 2018, dat erop neerkomt dat de raad niet gehouden was om deze gronden te betrekken bij de planontwikkeling die toen aan de orde was, betekent niet dat het de raad niet vrij staat om in lijn met de structuurvisie Wijchen een woningbouwontwikkeling in het voorliggende plan mogelijk te maken.

De betogen slagen niet.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. Schueler, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021

418.