Uitspraak 202101013/2/R2


Volledige tekst

202101013/2/R2.
Datum uitspraak: 14 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Heeze, gemeente Heeze-Leende,

en

de raad van de gemeente Heeze-Leende,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2020 heeft de raad van de gemeente Heeze-Leende het bestemmingsplan "Gymzaal De Weibossen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 augustus 2021, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door ing. Y.J. Trienekens en J.M.W. Heijster, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan maakt het mogelijk dat binnen het sportpark De Weibossen, aansluitend aan het gebouw van de handboogvereniging, een nieuwe gymzaal wordt gerealiseerd. Deze gymzaal dient ter vervanging van twee elders bestaande gymzalen en zal overdag gebruikt gaan worden voor de leerlingen van twee basisscholen. De beoogde gymzaal grenst aan een bestaand P+R parkeerterrein, dat deel uitmaakt van het plan. Het verkeer van en naar dat parkeerterrein ten behoeve van de sportvoorziening verloopt via een inrit die in de nabijheid van het perceel van [verzoeker] is gelegen. [verzoeker] vreest voor de verkeersaantrekkende werking van de gymzaal en de geluid- en lichtoverlast die daarmee mogelijk gepaard gaat. Hij heeft verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt dat het besluit wordt geschorst totdat er in de bodemprocedure uitspraak is gedaan.

Spoedeisend belang

3.       Ter zitting is gebleken dat de gemeente, die initiatiefnemer is en eigenaar van de gronden, zo snel mogelijk wil starten met de realisering van de gymzaal en de uitspraak in de bodemprocedure niet wil afwachten. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het vereiste spoedeisend belang bij het verzoek aanwezig.

Voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling

Alternatieve situering

4.       [verzoeker] betoogt dat de gymzaal aan de zuidkant van het gebouw van de handboogvereniging kan worden gerealiseerd, waarbij de ingang van de sportvoorziening gericht is op de Dominee Kremerstraat en waarbij aan die zijde ook voldoende parkeergelegenheid en een goede ontsluiting kan worden geboden.

4.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

4.2.    De raad heeft op de zitting toegelicht dat de locatie van de gymzaal is gekozen op basis van een locatieonderzoek waarbij gesprekken met gebruikers en omwonenden zijn gevoerd. Volgens de raad is de locatie van het door [verzoeker] aangedragen alternatief minder wenselijk dan de voorziene locatie, omdat de gymzaal dan op korte afstand van de woningen aan de Dominee Kremerstraat zou komen te liggen. Een parkeerplaats en ontsluiting aan de andere zijde van het gebouw van de handboogvereniging acht de raad evenmin wenselijk omdat er al een bestaand parkeerterrein en ontsluiting aanwezig zijn. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen. Het betoog over de alternatieven geeft daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Parkeren

5.       [verzoeker] betoogt dat niet is aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is om in de parkeerbehoefte van de sportvoorziening te kunnen voorzien. Hij voert hiertoe onder meer aan dat de raad is uitgegaan van een te laag parkeerkencijfer, omdat de planregels het ook mogelijk maken dat er bijvoorbeeld een sportschool kan worden gerealiseerd en de raad dus niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Bovendien is een deel van het bestaande parkeerterrein gelegen binnen de bestemming "Groen" van het bestemmingsplan "Kom Heeze 2015". Binnen die bestemming zijn geen parkeerplaatsen toegestaan, zodat deze parkeerplaatsen niet mogen worden meegenomen bij de berekening van de bestaande parkeercapaciteit. [verzoeker] betoogt verder dat het parkeeronderzoek niet adequaat en deugdelijk is, omdat de parkeermogelijkheden op de openbare weg in de parkeercapaciteit zijn betrokken en de parkeertellingen niet representatief zijn voor de momenten waarop sprake is van dubbelgebruik, omdat de parkeertellingen zijn verricht op momenten dat het parkeerterrein niet meer door treinreizigers wordt gebruikt.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot onevenredige parkeeroverlast. Uit de plantoelichting volgt dat is uitgegaan van een parkeernorm van 2,9 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlak die op grond van de CROW-publicatie en de gemeentelijke ParkeerVisie Heeze-Leende voor een sportzaal geldt. Met een maximaal toegestane bebouwing van 850 m2 geldt een parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen. Voor het gebruik van de gymzaal door de basisscholen, op werkdagen in de dagperiode, is geen parkeerbehoefte aanwezig. Voor de avonduren, wanneer de gymzaal wordt verhuurd ten behoeve van sport, dient volgens de raad wel rekening te worden gehouden met deze parkeerbehoefte. Door het toepassen van dubbelgebruik voorziet het bestaande parkeerterrein volgens de raad in deze behoefte. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de raad naar het parkeeronderzoek van 4 november 2019.

5.2.    In het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan dient de raad te beoordelen of zich reeds een parkeertekort voordoet en hoe de door het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen zich daartoe verhouden. Bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. Het plan brengt, uitgaande van het gebruik voor een gymzaal, een parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen met zich. Voor zover [verzoeker] aanvoert dat binnen de bestemming "Sport" niet alleen een gymzaal, maar bijvoorbeeld ook een sportschool is toegestaan, nu de voor "Sport" aangewezen gronden ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn bestemd voor de beoefening van sport met bijbehorende voorzieningen, wijst de voorzieningenrechter erop dat bijbehorende voorzieningen in artikel 1.9 van de planregels zijn gedefinieerd als "voorzieningen die behoren bij de uitoefening van de gymzaal als entree, kleedruimten, technische ruimte, toiletten, mindervalide voorziening, werkkast en verkeersruimte, een horecavoorziening is uitgesloten." Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad, gelet op de gecombineerde lezing van deze bepalingen, in redelijkheid een gymzaal als een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden kunnen aanmerken zodat de juiste parkeernorm is gehanteerd.

In het parkeeronderzoek is de parkeercapaciteit in de openbare ruimte geïnventariseerd en zijn op vier momenten, op twee doordeweekse avonden om 20 uur en op een zaterdagmiddag en -avond, parkeerdrukmetingen verricht. Het parkeerterrein heeft sinds de uitbreiding in 2020 122 parkeerplaatsen. Uit het onderzoek blijkt dat op de doordeweekse avonden 27 respectievelijk 33 auto’s op het parkeerterrein geparkeerd stonden, en op de zaterdagmiddag en -avond 40, respectievelijk 24 auto’s, en dat daarnaast in de omliggende straten nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. [verzoeker] betoogt dat het parkeeronderzoek gebreken bevat en dat de raad bij de berekening van de parkeercapaciteit ten onrechte is uitgegaan van een aantal weliswaar buiten het plangebied gelegen parkeerplaatsen dat planologisch niet is toegestaan. De voorzieningenrechter acht, wat er ook zij van dit betoog, niet aannemelijk gemaakt dat er onvoldoende parkeergelegenheid zal zijn. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het aspect parkeren op voorhand een belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Het betoog geeft geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Woon- en leefklimaat

6.       [verzoeker] betoogt dat er ten onrechte geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar geluid- en lichtoverlast vanwege toenemende verkeersbewegingen als gevolg van de beoogde gymzaal. Daardoor is niet duidelijk of een goed woon- en leefklimaat verzekerd kan worden. Volgens [verzoeker] was in dit geval akoestisch onderzoek aangewezen waarin rekening wordt gehouden met de bestaande verkeersbewegingen in verband met het NS-station en met de 110 motorvoertuigbewegingen per dag als gevolg van de sportlocatie. Verder wijst hij op lichtoverlast van koplampen van de voertuigen die het parkeerterrein verlaten.

6.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat onderzoek naar geluid- en lichthinder als gevolg van toenemende verkeersbewegingen in dit geval niet nodig is. Volgens de raad dient de gymzaal ter vervanging van twee elders bestaande gymzalen en zal deze overdag door de leerlingen van twee basisscholen worden gebruikt. Deze leerlingen zullen voornamelijk met de fiets of te voet naar de gymzaal komen. In de avonduren en in het weekend zal de gymzaal volgens de raad worden gebruikt voor lokale gymclubjes en verenigingen. De verkeerstoename als gevolg van dat gebruik is volgens de raad beperkt en zal opgaan in de bestaande verkeersbewegingen rondom het station en het sportpark. De raad heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat voor het aspect lichthinder afkomstig van wegverkeer geen normen zijn gesteld en dat geen onaanvaardbare lichthinder te verwachten valt.

6.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat het plangebied is gelegen in een gebied waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt, zodat de raad op grond van de Wet geluidhinder niet verplicht is om akoestisch onderzoek te doen. Dat laat onverlet dat moet worden beoordeeld of het bestreden plandeel uit het oogpunt van geluidsbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen niet zodanig is dat deze tot een onaanvaardbare geluidoverlast ter plaatse van de woning van [verzoeker] zal leiden. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat aan het plangebied ook in het thans nog geldende bestemmingsplan "Kom Heeze 2015" reeds de bestemmingen "Verkeer" en "Sport" met een bouwvlak waren toegekend en dat zowel planologisch als feitelijk de ontsluiting en het parkeerterrein niet veranderen. Weliswaar is niet uitgesloten dat het gebruik van dat parkeerterrein door de toegenomen bouwmogelijkheden en het voorziene medegebruik van de beoogde gymzaal in de avonduren en in het weekend zal intensiveren, maar gegeven de omvang van de beoogde gymzaal en het in de planregels verankerde horecaverbod heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit medegebruik beperkt zal zijn.

Wat betreft de vrees dat er onevenredige lichtoverlast zal ontstaan door voertuigen die de parkeerplaats verlaten, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat deze lichthinder zodanig zal zijn dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat de uitrit van de parkeerplaats niet recht voor de woning van [verzoeker] is gesitueerd en dat er geen sprake zal zijn van directe inschijning.

Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat het plan ter plaatse zal leiden tot een onaanvaardbare geluid- en lichthinder. Het betoog geeft geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en proceskosten

7.       Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Engelen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2021