Uitspraak 202103870/2/R3


Volledige tekst

202103870/2/R3.
Datum uitspraak: 23 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Súdwest-Fryslân,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Sneek - Herontwikkeling locatie It Skûlplak" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 augustus 2021, waaraan de raad, vertegenwoordigd door mr. A.E. de Vries, via een videoverbinding heeft deelgenomen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan maakt het initiatief van Stichting WoonFriesland tot herontwikkeling van de locatie "It Skûlplak" in Sneek mogelijk. Het plangebied wordt begrensd door de Doctor Bosstraat, de Doctor Kuyperlaan, de Goeman Borgesiuslaan en het te behouden S-vormige wooncomplex aan de Troelstrakade. Het plan voorziet in de vervanging van 48 bestaande sociale huurwoningen in het plangebied door 64 nieuwe sociale huurwoningen. Het gaat daarbij om 19 grondgebonden woningen ten westen van het S-vormige wooncomplex en een appartementencomplex met 45 appartementen ten noorden daarvan.

[verzoeker] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Zij zijn het niet eens met de vaststelling van het bestemmingsplan.

Kring van verzoekers

3.       De voorzieningenrechter gaat in deze voorlopige voorzieningenprocedure niet nader in op de vraag of [verzoeker], met het toesturen van een lijst van namen en handtekeningen die daarvoor is toegezonden aan de gemeente in het kader van de inspraak, geacht kan worden door de andere verzoekers te zijn gemachtigd om namens hen beroep in te stellen en een verzoek om voorlopige voorziening te doen. Of [verzoeker] is gemachtigd namens hen beroep in te stellen, kan zo nodig in de bodemprocedure nader worden bezien. De voorzieningenrechter volstaat met de vaststelling dat in elk geval [verzoeker] in haar beroep en haar verzoek kan worden ontvangen, zodat het verzoek kan worden beoordeeld.

Spoed

4.       De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat WoonFriesland op korte termijn met de ontwikkeling van It Skûlplak wil beginnen en de benodigde omgevingsvergunningen wil aanvragen. Dat betekent dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij schorsing van het plan.

Betrokkenheid

5.       [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd dat zij zich door de raad en andere betrokkenen onvoldoende gehoord voelen. Volgens hen is te weinig gedaan met hun wensen en verzoeken rond de herontwikkeling van It Skûlplak, en blijven vragen en verzoeken onbeantwoord. Zij willen betrokken worden bij de keuze voor de te gebruiken steensoort, de beglazing, de zonneschermen en dergelijke, en bij de groenvoorziening die de schending van hun privacy moet verminderen.

5.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het ontwerp van het bestemmingsplan - na de voorontwerpfase waarin al inspraak mogelijk was - ter inzage heeft gelegen en dat daarover zienswijzen naar voren konden worden gebracht. Onder meer [verzoeker] en anderen hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Op de zienswijzen is gereageerd in een zienswijzennota die de raad samen met het bestemmingsplan heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat het bestemmingsplan in zoverre in strijd met de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht tot stand is gekomen.

Voor zover [verzoeker] en anderen zich niettemin onvoldoende gehoord voelen en nader betrokken willen worden bij de uitvoering, dan wel overleg willen over de mogelijkheden om alsnog tot een gewijzigde planregeling te komen, kan dat op zichzelf geen reden vormen om het bestemmingsplan te schorsen.

Privacy

6.       [verzoeker] en anderen betogen dat de planregeling een onaanvaardbare schending van privacy voor omwonenden mogelijk maakt, met name doordat voor het appartementencomplex een hoogte van 16 m is toegestaan. Volgens hen heeft de raad ten onrechte aangenomen dat opgaand groen rond het appartementencomplex een voldoende afschermende werking heeft.

6.1.    In de zienswijzennota staat dat de afstand tussen het appartementencomplex dat in het plan is voorzien en de dichtstbijzijnde woning aan de Leeuwarderkade/hoek Berkenlaan - de woning van [verzoeker] - ongeveer 55 m is. Vanwege deze relatief grote afstand en het aanwezige opgaande groen zal het zicht vanuit het appartementencomplex in de woningen aan de Leeuwarderkade volgens de raad, als dit er al is, minimaal zijn. Mede gelet op de mogelijkheden die het voorgaande bestemmingsplan al bood, zal er geen sprake zijn van extra schending van privacy. Omdat de woningen van de andere indieners van de zienswijze op nog grotere afstand staan, zal ook daar geen sprake zijn van extra schending van privacy, aldus de raad.

[verzoeker] en anderen hebben niet naar voren gebracht waarom dit standpunt volgens hen onjuist is. Verder zijn zij, zonder bericht, niet op de zitting verschenen om hun betoog toe te lichten. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de raad geen juiste beoordeling van het aspect privacy heeft gemaakt.

Behoefte aan woningen

7.       [verzoeker] en anderen hebben tot slot gewezen op een artikel uit de Leeuwarder Courant van 19 mei 2021, waaruit volgens hen blijkt dat er geen behoefte is aan nieuwe appartementen in Sneek. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat dit krantenartikel over koopappartementen met een relatief hoge vraagprijs gaat, en niet over sociale huurwoningen zoals hier aan de orde.

Conclusie

8.       Samenvattend ziet de voorzieningenrechter in wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen reden om aan te nemen dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2021