Uitspraak 202000882/1/R4


Volledige tekst

202000882/1/R4.
Datum uitspraak: 4 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Doetinchem,

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Doetinchem,

3.       [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Doetinchem,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Doetinchem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Europaweg - 2019" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellanten sub 2], en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 3] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 21 december 2020, waar [appellant sub 1], [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 3], en de raad, vertegenwoordigd door E.H.R. Ketels en B. Stokman, zijn verschenen.

Na de zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en de raad verzocht om schriftelijke inlichtingen te geven. De raad heeft de vragen van de Afdeling beantwoord bij brief van 30 maart 2021. Vervolgens zijn [appellant sub 1], [appellanten sub 2], en [appellant sub 3] en anderen, in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, wat zij hebben gedaan.

De Afdeling heeft partijen verzocht om toestemming voor het achterwege laten van een nadere zitting. Partijen hebben die toestemming gegeven. Daarop heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Bijlage

1.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de uitspraak of in de bij deze uitspraak behorende bijlage.

Wijze van toetsen

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het plan en de beroepen

3.       Het plan heeft betrekking op de Europaweg in Doetinchem, tussen de aansluiting met de Rijksweg A18 in het zuiden en de spoorweg Arnhem-Winterswijk in het noorden. Op het gedeelte tussen de aansluiting met de A18 en de rotonde met de Auroraweg/Vancouverstraat (hierna: rotonde Auroraweg) wordt het aantal rijstroken verdubbeld, van 1x1 naar 2x2. Daarnaast worden bijkomende infrastructurele en verkeerskundige aanpassingen uitgevoerd. Die zijn gericht op het verbeteren van de doorstroming en het vergroten van de verkeersveiligheid. Deze aanpassingen hebben in het bijzonder tot doel het scheiden van het langzaam en gemotoriseerd verkeer. De bestaande rotondes Europaweg/Sicco Mansholtweg en Auroraweg worden aangepast tot zogeheten ei-rotondes. Het fietspad met oversteekmogelijkheid bij de rotonde Auroraweg wordt opgeheven. De raad vindt deze oversteekplaats niet in overeenstemming met het genoemde uitgangspunt om het gemotoriseerd en langzaam verkeer van elkaar te scheiden.

4.       De raad heeft op 8 juni 2017 een besluit genomen over de infrastructurele aanpassingen aan de Europaweg. Het plan legt het planologisch kader hiervoor vast.

5.       Appellanten wonen in de omgeving van de Europaweg. Zij hebben beroep ingesteld tegen het plan vanwege de ruimtelijke gevolgen van de verbreding en vanwege de gevolgen van de beoogde verkeerskundige aanpassingen voor de mobiliteit per fiets en te voet. [appellant sub 3] en anderen hebben vooral bezwaar tegen het schrappen van de oversteekmogelijkheid voor fietsers en voetgangers bij de rotonde Auroraweg. [appellant sub 1], en [appellanten sub 2] vrezen in het bijzonder voor een verkeerscongestie op het deel van de weg tussen de rotonde Auroraweg en de spoorwegovergang, en voor geluidshinder en een aantasting van de luchtkwaliteit als gevolg van de verdubbeling van het aantal rijstroken.

Ontvankelijkheid

6.       [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1], [appellanten sub 2] wonen aan de [locatie 2] en [locatie 3], en [appellant sub 3] en anderen zijn bewoners van de [locatie 4], [locatie 5], [locatie 6], [locatie 7], [locatie 8] en [locatie 9].

6.1.    In artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.

Op grond van de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. In artikel 6:13 van de Awb is bepaald dat belanghebbenden aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit, geen beroep kunnen instellen bij de bestuursrechter.

6.2.    Van [appellant sub 3] en anderen hebben [appellant sub 3A] ([locatie 5]), [appellant sub 3B] ([locatie 8]) en [appellant sub 3C] ([locatie 9]) geen zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpbesluit. Niet gebleken is dat hen dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Gelet op artikel 6:13 van de Awb moet het beroep van [appellant sub 3] en anderen, voor zover ingesteld door de genoemde personen, niet-ontvankelijk worden verklaard. De Afdeling heeft echter haar jurisprudentie over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb gewijzigd. Aanleiding daarvoor was het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7. Aan belanghebbenden wordt in omgevingsrechtelijke zaken niet langer tegengeworpen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit (uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786). Voor niet-belanghebbenden geldt dat ook zij beroep kunnen instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten, mits zij een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of ingeval hen niet kan worden verweten dat zij dat hebben nagelaten (uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953). Dit betekent dus dat bij omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb, artikel 6:13 van de Awb alleen nog wordt tegengeworpen aan niet-belanghebbenden die (verwijtbaar) geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit. Voor het antwoord op de vraag of de beroepen van de hiervoor genoemde appellanten ontvankelijk zijn, is dus beslissend of deze appellanten belanghebbenden zijn. Daarom zal de Afdeling dit hierna beoordelen.

6.3.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb staat dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" van de activiteit dient als correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft betrokkene geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zijn, wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

6.4.    De afstand van het perceel van [appellant sub 3B] tot de gronden met de bestemming "Verkeer" bedraagt ongeveer 120 m. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 3B] belanghebbende is bij het bestreden besluit.

Het perceel van [appellant sub 3A] ligt ten westen van het plangebied, op een afstand van ongeveer 300 m tot de gronden met de bestemming "Verkeer". Het perceel van [appellant sub 3C] ligt ten oosten van het plangebied, op een afstand van ongeveer 300 m tot de gronden met de bestemming "Verkeer". Naar het oordeel van de Afdeling zijn deze afstanden te groot om deze appellanten aan te merken als belanghebbende bij het door hen bestreden plandeel van het bestreden besluit. De Afdeling is zich ervan bewust dat het deze appellanten niet zozeer gaat om de ruimtelijke gevolgen van de verbreding van de Europaweg als zodanig, maar vooral om de omstandigheid dat in het kader van deze verbreding de (fiets)oversteekplaats bij de rotonde Auroraweg vervalt. Als gevolg hiervan wijzigt de reistijd van bepaalde omwonenden van de Europaweg, omdat zij gebruik moeten maken van een andere oversteekmogelijkheid. Het vervallen van de oversteekplaats kan de reistijd van [appellant sub 3C] en [appellant sub 3A] nadelig beïnvloeden. Voor het op grond hiervan aanmerken van [appellant sub 3C] en [appellant sub 3A] als belanghebbenden, is evenwel vereist dat zij hierdoor in het bijzonder - individueel - worden getroffen. De vraag is dus of deze appellanten zich in voldoende mate onderscheiden van de grote groep omwonenden in de omgeving van de Europaweg die als gevolg van het opheffen van de oversteekmogelijkheid zijn aangewezen op een andere - langere - fiets- of looproute. De direct omwonenden van de (bestaande) oversteekplaats zullen in het bijzonder de gevolgen van het opheffen daarvan ondervinden, indien zij gebruik moeten maken van een alternatieve oversteekmogelijkheid. Deze bewoners worden dus in het bijzonder geraakt. De percelen van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3C] liggen naar het oordeel van de Afdeling op een te grote afstand van de rotonde Auroraweg en daarom is hun positie niet wezenlijk anders dan die van willekeurige omwonenden die mogelijk geconfronteerd zullen worden met een langere reistijd als gevolg van het vervallen van de oversteekmogelijkheid.

6.5.    Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 3] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 3A] ([locatie 5]) en [appellant sub 3C] ([locatie 9]), niet-ontvankelijk.

De beroepen inhoudelijk

Inspraak en overleg

7.       [appellant sub 3] en anderen betogen dat onvoldoende inspraak is geboden bij het voorbereiden van het plan. Volgens hen is verder ten onrechte geen overleg gevoerd met belangenorganisaties zoals de ANWB en de Fietsersbond. Ook stellen [appellant sub 3] en anderen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de door hen naar voren gebrachte zienswijzen over het ontwerpplan.

7.1.    Volgens de raad liggen aan de vaststelling van het plan eerdere besluiten ten grondslag over de beoogde infrastructurele aanpassingen. Dit zijn onder meer de door de raad vastgestelde notities over het gemeentelijke mobiliteitsbeleid en gebiedsvisies en het besluit van 8 juni 2017 waarin de raad besloten heeft over de gewenste infrastructurele aanpassingen aan de Europaweg. Bij het voorbereiden van deze eerdere besluiten zijn informatieavonden georganiseerd en zijn inspraakmogelijkheden geboden aan inwoners van de gemeente. Bij het voorbereiden van het plan is volgens de raad aan de indieners van zienswijzen de mogelijkheid geboden in te spreken tijdens de beeldvormende raadsvergadering, die voorafging aan de besluitvormende vergadering. Gelet hierop is het volgens de raad niet juist dat aan inwoners van de gemeente onvoldoende inspraakmogelijkheden zijn geboden.

7.2.    De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. [appellant sub 3] en anderen hebben niet nader onderbouwd waarom de raad anderszins genoodzaakt was tot het bieden van inspraak in de planprocedure. De enkele verwijzing naar de Wet maatschappelijke ondersteuning is, wat daar verder ook van zij, daarvoor onvoldoende. Het niet bieden van inspraak voorafgaand aan het ontwerpplan heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het betoog slaagt niet.

7.3.    De raad is in de Nota van zienswijzen ingegaan op de zienswijzen van [appellant sub 3] en anderen. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. De enkele omstandigheid dat de zienswijzen niet zijn gevolgd, is geen aanleiding voor het oordeel dat de voorbereiding van het plan gebrekkig is geweest. Het betoog slaagt niet.

Mobiliteitsvisie 2016-2026 en besluit van 8 juni 2017

8.       [appellanten sub 2] betogen dat het plan niet in overeenstemming is met de Mobiliteitsvisie 2016-2026, vastgesteld door de raad bij besluit van 3 november 2016. Ook is het plan niet in overeenstemming met de uitgangspunten van het besluit van de raad van 8 juni 2017 over de beoogde aanpassing van de Europaweg. Dit besluit gaat volgens [appellanten sub 2] namelijk uit van een verbreding van de Europaweg naar een vierbaansweg vanaf de A18 tot aan de rotonde Sicco Mansholtweg. In het plan is volgens [appellanten sub 2] voorzien in een verdubbeling van het aantal rijstroken tot en voorbij de rotonde Auroraweg, op ongeveer 150 m vóór de spoorwegovergang in het noorden.

8.1.    De raad heeft toegelicht dat in de Mobiliteitsvisie het integrale beleid is vastgelegd op het gebied van mobiliteit en infrastructuur. De in het plan voorziene verbreding van de Europaweg is één van de daarin beschreven ontwikkelingen. [appellanten sub 2] hebben niet nader gemotiveerd waarom het plan in strijd is met de Mobiliteitsvisie. De Afdeling overweegt dat in de Mobiliteitsvisie weliswaar staat dat voor de westelijke randwegen een "wegverdubbeling" niet per definitie nodig is indien bepaalde (andere) maatregelen worden getroffen, maar hieruit volgt niet dat het beleid zich hiertegen verzet. Het betoog slaagt niet.

8.2.    Volgens de raad gaat het besluit van 8 juni 2017 uit van een verdubbeling van het aantal rijstroken van de Europaweg vanaf de aansluiting met de A18 tot aan de rotonde Auroraweg. In het besluit is per abuis vermeld dat de verbreding alleen het tracé tot de rotonde Sicco Mansholtweg betreft. Volgens de raad blijkt echter uit de context van het raadsvoorstel en de bijlagen bij het besluit dat met het besluit een verdubbeling van het aantal rijstroken tot de rotonde Auroraweg is bedoeld.

8.3.    De Afdeling stelt vast dat het raadsbesluit van 8 juni 2017 als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd. Hierin staat (punt 1) dat de raad heeft besloten om "voor de doorstroming van de Europaweg het maatregelpakket onder 2 t/m 7 als belangrijkste opgaven te beschouwen en hiermee de verdubbeling tussen de A18 en de Sicco Mansholtweg te realiseren". De punten 2 en 3 van het besluit betreffen het omvormen van de rotonde Auroraweg-Vancouverstraat naar een ei-rotonde en het opheffen/verwijderen van de fietsoversteekplaats bij de rotonde Auroraweg om de doorstroming en de verkeersveiligheid bij deze rotonde te verbeteren. Uit alleen het raadsbesluit van 8 juni 2017 valt niet eenduidig af te leiden dat de raad besloten heeft tot de verbreding van de Europaweg tot de rotonde Auroraweg. De bijlagen bij het besluit van 8 juni 2017 zijn niet gevoegd bij de plantoelichting. Het besluit met alle bijlagen is wel openbaar en te raadplegen op de webpagina van de gemeente (agenda en stukken raadsvergadering van 8 juni 2017). Bijlage 2 bij het besluit is een kaart waarop de beoogde aanpassing van de Europaweg is weergegeven. Uit deze kaart blijkt dat ook het aantal rijstroken van het deel van de Europaweg tussen de rotonden Sicco Mansholtweg en Auroraweg wordt verdubbeld. Gelet hierop volgt de Afdeling het standpunt van de raad dat in het besluit van 8 juni 2017 in zoverre sprake is van een verschrijving. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet in overeenstemming is met de uitgangspunten van het besluit van de raad van 8 juni 2017. Het betoog slaagt niet.

Tunnel onder spoorweg

9.       [appellanten sub 2] betogen dat de verbreding van de Europaweg geen meerwaarde heeft, zolang niet ook wordt voorzien in een tunnel onder de spoorweg.

9.1.    Het plan heeft volgens de raad betrekking op het tracé tot de spoorwegovergang. De verdubbeling van het aantal rijstroken van de Europaweg is één van de onderdelen van een meeromvattende ontwikkeling die strekt tot het verbeteren van de doorstroming van de verbinding tussen de A18 in het zuiden en A1 in het noorden. Een toekomstige fase van de beoogde optimalisatie van de Europaweg is het realiseren van een tunnel onder het spoor en de aanleg van een bocht richting de Liemersweg. Over de aanleg van de spoortunnel wordt onderhandeld met ProRail. Dat er nog geen tunnel is, laat volgens de raad onverlet dat de door het plan voorziene infrastructurele ontwikkeling op zichzelf bezien al leidt tot een betere doorstroming op de Europaweg. De raad meent dat het huidige ontwerp wel rekening houdt met een eventuele toekomstige aanleg van een tunnel onder het spoor.

9.2.    Wat [appellanten sub 2] hebben aangevoerd geeft de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt had moeten stellen dat de door het plan voorziene verbreding van de Europaweg, in samenhang met de realisatie van de ei-rotonden, geen nut heeft, zolang niet is voorzien in een tunnel onder de spoorweg. De raad heeft zich voor haar afweging kunnen baseren op onder meer de notitie van Sweco "Verkeerskundige afweging maatregelpakket Europaweg" van 24 november 2016. De raad heeft onderkend dat de spoorwegovergang een belangrijk knelpunt is en dat ook zal blijven, zolang niet is voorzien in een spoorwegtunnel of een andere voorziening voor het verbeteren van de doorstroming bij het oversteken van de spoorweg. Dit laat onverlet dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat verbreding van de weg kan leiden tot een betere doorstroming op een groot deel van het tracé. Bovendien heeft het plan ook tot doel het verbeteren van de verkeersveiligheid door de realisatie van de ei-rotonden en het - als gevolg daarvan - scheiden van langzaam en gemotoriseerd verkeer. Het betoog slaagt niet.

Oversteekplaats rotonde Auroraweg

10.     [appellant sub 3] en anderen en [appellanten sub 2] betogen dat het plan tot gevolg heeft dat de bereikbaarheid van de omgeving van de Europaweg voor fietsers en voetgangers ernstig wordt beperkt. In de bestaande situatie is sprake van een fietspad en oversteekplaats voor fietsers en voetgangers bij de rotonde Auroraweg. Het plan voorziet in de omvorming van deze rotonde tot een zogeheten ei-rotonde. Het fietspad en de oversteekplaats komen daarbij te vervallen. Alternatieve oversteekplaatsen in de nabijheid van de Auroraweg zijn er niet. De voor fietsers en voetgangers aangelegde tunnel ter hoogte van de Sicco Mansholtweg is geen reëel alternatief gelet op de grotere afstand ten opzichte van de bestaande situatie. [appellant sub 3] en anderen voeren aan dat zij in hun zienswijzen een andere inrichting van het kruispunt Europaweg/Auroraweg hebben voorgesteld, waarbij de bestaande oversteekplaats behouden blijft. De raad is hieraan ten onrechte voorbijgegaan.

10.1.  Volgens de raad is de concrete inrichting van de weg een uitvoeringsaspect dat niet door het plan wordt geregeld. De beoogde nieuwe inrichting van de Europaweg gaat uit van het scheiden van de verkeersstromen en het realiseren van een onderdoorgang en een geregelde oversteek voor fietsers en voetgangers om de verkeersveiligheid en de doorstroming te verbeteren. De bestaande rotonden Sicco Mansholtweg en Auroraweg worden omgebouwd tot ei-rotonden, omdat de doorstroomcapaciteit van zo’n rotonde aanmerkelijk groter is dan die van de bestaande rotonden. Op een ei-rotonde is een fietsoversteek niet toegestaan. Onlangs is volgens de raad een fietstunnel onder de Europaweg gerealiseerd bij de rotonde Sicco Mansholtweg. Daarnaast is er de bestaande fietstunnel ten noorden van het spoor richting woonwijk De Huet. Er zijn gelet daarop volgens de raad voldoende alternatieve en veilige oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers beschikbaar. De beoogde nieuwe inrichting van de Europaweg leidt in bepaalde gevallen tot een grotere fiets- en loopafstand als gevolg van het vervallen van de oversteekmogelijkheid bij de rotonde Auroraweg. Deze toename is volgens de raad beperkt en aanvaardbaar.

10.2.  In het bestemmingsplan is niet vastgelegd dat het fietspad en de oversteekmogelijkheid bij de Auroraweg worden opgeheven. Daarvoor is in beginsel een verkeersbesluit noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat de infrastructurele aanpassingen waarin het plan voorziet en die de raad heeft beoogd, uitgaan van een ei-rotonde bij de Auroraweg en het opheffen van het fietspad en de oversteekplaats bij deze rotonde. Gelet daarop is het vervallen van de oversteekmogelijkheid een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van het plan en niet alleen maar een aspect dat aan de uitvoering ervan raakt. De raad moet daarom de gevolgen van het vervallen van de oversteekmogelijkheid voor de mobiliteit van omwonenden meewegen bij het vaststellen van het plan. Dat heeft de raad ook gedaan. De raad heeft onderkend dat het vervallen van de oversteekmogelijkheid in bepaalde situaties leidt tot een langere reistijd, omdat omwonenden aangewezen zijn op oversteekmogelijkheden die voor hen op een grotere afstand liggen. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat de "omfietsafstand" in de meest nadelige situatie ongeveer 1,7 km bedraagt, wat overeenkomt met een extra gemiddelde fietstijd van 5 tot 10 minuten. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de beperkte vermindering van de mobiliteit niet onaanvaardbaar is in het licht van de nagestreefde vergroting van de verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer op de Europaweg. Het betoog slaagt niet.

Doorstroming vanaf rotonde Auroraweg

11.     [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] vrezen voor ernstige verkeerscongestie op het deel van de Europaweg na de rotonde Auroraweg tot de spoorwegovergang. Het aantal rijstroken van het wegvak van de Europaweg tussen de aansluiting met de A18 tot de rotonde Auroraweg wordt verdubbeld. Na het verlaten van de rotonde richting het spoor zijn er twee rijstroken die samenkomen in 1 rijstrook, zodat het verkeer vlak voor de spoorwegovergang moet invoegen op één rijstrook. Vooral tijdens de ochtend- en avondspits leidt dit volgens [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] tot problemen met de doorstroming en filevorming. Van belang is ook dat de spoorwegovergang ten noorden van de rotonde Auroraweg achtmaal per uur wordt gesloten. Dit leidt tot extra stilstand. De veronderstelling van de raad dat de verbreding van de Europaweg leidt tot een betere doorstroming is volgens [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] daarom onjuist.

11.1.  De verdubbeling van het aantal rijstroken van de Europaweg leidt volgens de raad per saldo tot een betere doorstroming. Het plan heeft geen noemenswaardige gevolgen voor de doorstroming op het gedeelte van de weg na de rotonde Auroraweg tot de spoorwegovergang.

In de bestaande situatie wordt de doorstroming op dit deel van het tracé gehinderd door fietsers en voetgangers die voorgang hebben op het gemotoriseerd verkeer voor en op de rotonde Auroraweg. Het nieuwe wegontwerp gaat uit van een ei-rotonde ter plaatse, zonder oversteekmogelijkheid voor fietsers, zodat in zoverre de doorstroming van het motorverkeer verbetert. De beslissende factor voor de doorstroming op het deel van de weg na de rotonde is en blijft de spoorwegovergang, omdat de slagbomen ongeveer 8 maal per uur dichtgaan. Het plan wijzigt hieraan volgens de raad niets.

11.2.  Het deel van het tracé tussen de rotonde Auroraweg tot de spoorwegovergang heeft een lengte van ongeveer 250 m. Uit de als bijlage 6 bij de plantoelichting gevoegde ontwerp(tekening) blijkt dat er na het verlaten van de rotonde twee rijstroken zijn richting de spoorweg en dat deze na ongeveer 80 m overgaan in één rijstrook. Zoals hiervoor onder 9.2 is overwogen, kon de raad zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de doorstroming op de Europaweg tot de rotonde Auroraweg verbetert als gevolg van de verdubbeling van het aantal rijstroken per rijrichting en het scheiden van de verkeersstromen. Niet kan worden uitgesloten dat een extra "invoeghandeling" na de rotonde Auroraweg de doorstroming op dat deel van het tracé nadelig beïnvloedt. [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] hebben evenwel gelet ook op de hiervoor weergegeven toelichting van de raad, niet aannemelijk gemaakt dat hierdoor de doorstroming op het laatste deel van het tracé tot de spoorwegovergang aanmerkelijk zal verslechteren ten opzichte van de bestaande situatie. Het betoog slaagt niet.

Bomenkap en aantasting groenstructuur

12.     [appellanten sub 2] betogen dat het plan leidt tot een ernstige aantasting van de groenstructuur en tot het achteruitgaan van het microklimaat in de omgeving van het plangebied. Voor het uitvoeren van het plan moeten meer dan 100 bomen worden gekapt. Het deel van het tracé tussen de Bedrijvenweg en De Wals wordt hierdoor ontdaan van al het groen. In het herbeplantingsplan is volgens [appellanten sub 2] niet of onvoldoende voorzien in vervangende beplanting voor dit deel van het plangebied. Het plan leidt tot een ernstige verslechtering van het uitzicht van de bewoners van de wijk Wijnbergen, omdat zij volgens [appellanten sub 2] in de toekomstige situatie zicht zullen hebben op een aarden geluidswal.

12.1.  Bij het voorbereiden van het plan is een inventarisatie verricht van de staat van de bestaande bomen langs en nabij de Europaweg. De resultaten van deze inventarisatie zijn vastgelegd in het rapport "Bomeneffectanalyse Europaweg te Doetinchem" van 20 april 2019. In dit rapport staat dat er 260 bomen binnen en nabij het plangebied staan, voornamelijk essen. Bij de uitgevoerde inspectie is de conditie van de bomen vastgesteld. Slechts 22 van de 260 bomen verkeren in een goede conditie. Bijna alle essen zijn volgens het rapport licht tot zwaar aangetast door de "essentaksterfte" (een schimmel). De raad heeft toegelicht dat ruim 100 bomen gekapt moeten worden om het plan uit te voeren. Ter compensatie is voorzien in de herplant van bijna 400 nieuwe bomen. Daarvoor is ook een groencompensatieplan opgesteld dat gevoegd is als bijlage bij de plantoelichting. De vereiste omgevingsvergunningen voor het kappen van de bomen kunnen volgens de raad worden verleend. Gelet ook op de compenserende maatregelen leidt het plan niet tot aantasting van de groenstructuur en de verslechtering van het microklimaat in de omgeving.

[appellanten sub 2] hebben deze toelichting van de raad niet gemotiveerd bestreden. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich, gelet ook op de beoogde herplant van bomen, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van de groenstructuur en de verslechtering van het microklimaat van de omgeving. Het betoog slaagt niet.

12.2.  De raad heeft toegelicht dat de nieuwbouwwijk Wijnbergen ten oosten van de Europaweg nog relatief kaal is. Mede hierdoor wordt weinig tegenwicht geboden voor het verwijderen van de beplanting langs de Europaweg. Op de geluidswal tussen de Europaweg en deze wijk zal meer aanplant plaatsvinden om het zicht en de woonbeleving vanuit de wijk te verbeteren. Naast de geplande berkengroepen en de struweelbeplanting worden extra groepen grove den aangeplant, met aanvullend solitaire bomen als wintereik, haagbeuk en hazelaar. In de wijk zal volgens de raad nog aanplant van drie laanbomen plaatsvinden in een aanpalende wadi.

De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen heeft stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevlogen voor het uitzicht vanuit de wijk Wijnbergen gelet ook op de beoogde compenserende maatregelen. Het hiervoor genoemde groencompensatieplan voorziet al in een deel van de door de raad voorgestane maatregelen. Het betoog slaagt niet.

Stikstofuitstoot

13.     [appellanten sub 2] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Volgens hen is niet uitgesloten dat de voorziene ontwikkeling leidt tot significante negatieve gevolgen voor omliggende Natura 2000-gebieden door de toename van de stikstofuitstoot.

13.1.  In de plantoelichting staat dat de afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ruim 10 km bedraagt. Dat betreft een gebied in Duitsland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied op Nederlands grondgebied is het gebied "Rijntakken". Volgens de plantoelichting ligt dat, op een afstand van ongeveer 11 km.

13.2.  De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Dit is een algemeen belang waarvoor [appellanten sub 2], gelet op het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb niet kunnen opkomen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412, volgt evenwel dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. Dat laatste is hier niet het geval. In de nabijheid van de percelen van [appellanten sub 2] liggen namelijk geen Natura 2000-gebieden. Gelet op het relativiteitsvereiste kan het betoog over de gevolgen van de stikstofuitstoot voor Natura 2000-gebieden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling zal dit betoog daarom niet inhoudelijk bespreken.

Geluid

14.     [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] vrezen voor geluidsoverlast vanwege de verbreding van de Europaweg. Het geluidsonderzoek dat ten grondslag ligt aan het plan, gaat volgens hen uit van onjuiste uitgangspunten. In dat onderzoek wordt uitgegaan van een autonome groei van het verkeer op de Europaweg tot 2030 met ongeveer 1.350 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal). In een ander onderzoek, dat wordt genoemd in de plantoelichting en waarop de raad zijn standpunt heeft gebaseerd dat de verbreding van de Europaweg noodzakelijk is, wordt uitgegaan van een autonome toename van 3.000 tot 5.000 mvt/etmaal. Deze hogere cijfers komen uit het rapport "Verkenningsstudie Europaweg-Liemersweg-Energieweg (N317)" van bureau Grontmij van 12 april 2013. Het onderzoek van de raad houdt verder geen rekening met een aantal recente of voorgenomen ontwikkelingen die zullen leiden tot een toename van het aantal motorvoertuigen op de Europaweg. [appellanten sub 2] wijzen in dit verband op de geplande bouw van een nieuw ziekenhuis langs de A18, de realisatie van een hotel met congreszalen, en de bouw van een zonnepark nabij de Europaweg. Ten slotte betogen [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van een tunnel onder de spoorweg en van de volledige verbreding van de Europaweg tot na de spoorwegovergang. Dit heeft tot gevolg dat de berekende gevelwaarden niet juist zijn, omdat volgens [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] een situatie met een tunnel onder de spoorwegovergang gunstige gevolgen heeft voor de doorstroming van het verkeer en daarom voor de geluidbelasting bij hun woningen.

14.1.  Na de behandeling van de beroepen op zitting en het sluiten van het onderzoek heeft de Afdeling in het betoog van [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] over de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op hun woningen, aanleiding gezien het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Awb te heropenen. De Afdeling heeft raad verzocht om schriftelijke inlichtingen te geven. De Afdeling heeft de raad verzocht te reageren op het betoog van [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] dat bij het akoestisch onderzoek - de daaraan ten grondslag liggende modellering van de infrastructurele situatie - ten onrechte is uitgegaan van de verdubbeling van het aantal rijstroken na de rotonde Auroraweg en een tunnel onder het spoor, zodat de berekende gevelwaarden onjuist zijn. Bij het hierna te bespreken beroepsonderdeel van [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] over het onderzoek naar de gevolgen van het wegverkeer voor de geluidswaarden bij hun woningen, betrekt de Afdeling de inhoud van de initiële beroepschriften, de reactie van de raad op de gestelde vragen van de Afdeling en de reacties van appellanten daarop.

Goede procesorde

14.2.  In hun rectie op de antwoorden van de raad hebben [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] voor het eerst aangevoerd dat het geluidsonderzoek ten onrechte geen rekening houdt met de cumulatie van het wegverkeersgeluid met het spoorweggeluid, het geluid vanwege het vliegverkeer en het geluid van het bedrijventerrein ten zuiden van de woonwijk Wijnbergen. Ook hebben zij aangevoerd dat in het geluidsonderzoek is uitgegaan van onjuiste meetpunten op de gevels van hun woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2]. Verder betogen zij dat het onderzoek ten onrechte geen rekening houdt met het geluid vanwege het verkeer op de Vancouverstraat.

14.3.  Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend. Dit geldt ook voor nieuwe argumenten en stukken, ter motivering van een eerdere beroepsgrond. De mogelijkheid hiertoe wordt evenwel begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich verzet tegen het indienen van nieuwe gronden of argumenten en stukken ter motivering van een eerdere beroepsgrond, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.

14.4.  Zoals hiervoor is overwogen, heeft de Afdeling na de zitting het onderzoek heropend, omdat zij vragen had over het model dat ten grondslag is gelegd aan het onderzoek naar de gevolgen van het wegverkeer voor de geluidsbelasting. Het ging daarbij om de vraag of in het onderzoek is uitgegaan van de verdubbeling van het aantal rijstroken na de rotonde Auroraweg en een tunnel onder de spoorweg. De hiervoor in 14.2 genoemde betogen gaan weliswaar over de juistheid van het geluidsonderzoek, maar wat is aangevoerd heeft betrekking op andere onderdelen van het geluidsonderzoek dan waarover de Afdeling de raad om inlichtingen heeft verzocht. Niet valt in te zien waarom [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] dit niet al eerder hebben kunnen aanvoeren. De Afdeling ziet aanleiding deze betogen wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.

Resultaten akoestisch onderzoek

14.5.  In de plantoelichting staat dat bureau Antea onderzoek heeft verricht naar het wegverkeerslawaai vanwege de verbreding van de Europaweg. Daarbij is op basis van het verkeersmodel van de gemeente Doetinchem ervan uitgegaan dat de verbreding niet zorgt voor een (extra) toename van het aantal motorvoertuigen. De geprognosticeerde toename van het verkeer is uitsluitend toe te schrijven aan de autonome groei. De resultaten van het akoestisch onderzoek van Antea zijn vastgelegd in het rapport "Verdubbeling Europaweg Doetinchem" van 14 maart 2019 (hierna: akoestisch rapport).

14.6.  In het akoestisch rapport is een berekening gemaakt van de geluidsbelasting op de gevels van woningen in het onderzoeksgebied. Daarbij is gedifferentieerd tussen een aantal scenario’s over de ligging van het wegvak. In het rapport wordt in dit verband gesproken van "varianten". De reden dat verschillende scenario’s zijn onderzocht is, dat het plan een bepaalde mate van flexibiliteit biedt ten aanzien van de ligging van het wegvak. Variant 1 is een uitvoering van de weg overeenkomstig het "definitief ontwerp". Bij variant 2 en 3 is de wegas geprojecteerd op een afstand van 2 m ten oosten onderscheidenlijk ten westen van de wegas van het definitief ontwerp. Voor de berekeningen is uitgegaan van een waarneemhoogte van 1,5 m (begane grond) en, waar van toepassing, 4,5 m (eerste verdieping) en 7,5 m (tweede verdieping) boven lokaal maaiveld. Indien wordt uitgegaan van het definitief ontwerp, zijn de berekende geluidswaarden voor de woningen van appellanten als volgt. Bij de woning van [appellant sub 1] ([locatie 1]) stijgt de geluidsbelasting met 0,77 dB(A) van ongeveer 49,9 dB(A) naar ongeveer 50,6 dB(A). De stijging bij de woning van [appellant sub 2A] ([locatie 2]) is 0,32 d(B) en 0,13 dB(A). Voor de woningen van een aantal andere appellanten geldt dat sprake is van een geringe stijging, waarbij de waarden onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) blijven. Dit geldt onder meer voor het perceel van [appellant sub 2B] ([locatie 3]). Een aantal andere woningen is gelet op de afstand tot het plangebied niet betrokken bij het onderzoek.

Uit het akoestisch rapport volgt dat een verschuiving van de wegas met 2 m richting het westen of het oosten tot vergelijkbare uitkomsten leidt als hiervoor weergegeven.

Gelet op deze resultaten heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het plan bij de woningen van appellanten niet leidt tot een reconstructiesituatie als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), zodat een verdere toetsing aan de Wgh niet nodig is.

Verkeersintensiteit Europaweg

14.7.  In paragraaf 4.4 van het akoestisch rapport is een tabel opgenomen van de verkeersintensiteiten die ten grondslag zijn gelegd aan de berekening van de geluidswaarden op de gevels van woningen in het onderzoeksgebied.

Uit deze tabel volgt dat de verkeersintensiteit op de meeste delen van de Europaweg ongeveer 17.000 mvt/etmaal bedraagt in 2016 en dat dit stijgt naar ongeveer 18.800 mvt/etmaal in 2030. De cijfers voor het deel van de Europaweg waar een maximumsnelheid van 80 km/uur geldt, wijken hiervan af. Op dit gedeelte van de weg stijgt de verkeersintensiteit van ongeveer 18.600 mvt/etmaal in 2016 naar 21.593 mvt/etmaal in 2030.

In tabel 3.2 van het rapport van Grontmij van 12 april 2013 is de geprognosticeerde ontwikkeling van de verkeersintensiteit op de verschillende wegvakken van de Europaweg weergegeven. Zo volgt voor het trajectdeel tussen de rotonde Sicco Mansholtweg en de Vancouverstraat dat het aantal motorvoertuigen per etmaal stijgt van 17.900 in 2010 naar 22.500 in 2020 en 23.700 in 2030. De geprognosticeerde stijging tussen 2010 en 2030 voor dit wegvak bedraagt dus ongeveer 5.000 mvt/etmaal en tussen 2020 en 2030 ongeveer 1.200 mvt/etmaal.

14.8.  [appellanten sub 2] stellen terecht dat in het akoestisch rapport wordt uitgaan van lagere verkeersintensiteiten dan in het rapport van Grontmij uit 2013.

Het akoestisch rapport is opgesteld in 2019, met het oog op de beoogde vaststelling van het plan. Over de oorsprong van de gehanteerde verkeersintensiteiten staat in het akoestisch rapport dat de gemeente een uitsnede van haar "Geomilieu-model" van het basisjaar 2016 heeft aangeleverd [aan Antea] en van het jaar 2030. De intensiteiten voor 2019 zijn volgens het akoestisch rapport bepaald door interpolatie tussen de aangeleverde modellen van 2016 en 2030. Het rapport van Grontmij is opgesteld in 2013 en is dus aanmerkelijk ouder. In het rapport van Grontmij, dat op zichzelf bezien geen betekenis heeft voor het verrichte akoestisch onderzoek voor de vaststelling van het plan, staat niet wat de oorsprong is van de in tabel 2.3 gehanteerde cijfers over de verkeersintensiteit. De enkele omstandigheid dat in het rapport van Grontmij uit 2013 afwijkende cijfers worden gehanteerd over de verkeersintensiteit op de Europaweg, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de cijfers over de verkeersintensiteit uit het akoestisch rapport onjuist zijn. Het betoog slaagt niet.

14.9.  Over het betoog van [appellanten sub 2] dat in het geluidsonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met een aantal ontwikkelingen die volgens hen zullen leiden tot een toename van de verkeersintensiteit op de Europaweg, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft toegelicht dat het nieuwe ziekenhuis gerealiseerd wordt aan de zuidoostzijde van Doetinchem, nabij de A18 en de afrit (4) Doetinchem-Oost. Het verkeer van en naar het ziekenhuis zal volgens de raad in hoofdzaak kiezen voor de genoemde afrit en niet voor afrit (3) Doetinchem, die het verkeer naar de Europaweg leidt. De beoogde locatie van het hotel is nabij de A18, bij de rotonde Kilderseweg/Bedrijvenweg. Bij een eventuele realisatie zal volgens de raad hoofdzakelijk op dit weggedeelte sprake zijn van een verkeerstoename. Een zonnepark leidt volgens de raad niet tot meer verkeersbewegingen. Voor zowel het hotel als het zonnepark moeten volgens de raad overigens nog planologische besluiten worden genomen.

De Afdeling ziet in wat [appellanten sub 2] hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de door hen genoemde ontwikkelingen niet zullen leiden tot een toename van het aantal motorvoertuigen op de Europaweg. Voor toekomstige ontwikkelingen, die planologisch bezien nog niet zijn voorzien, geldt bovendien dat de eventuele gevolgen daarvan moeten worden betrokken bij het nemen van de besluiten die de betreffende ontwikkeling mogelijk maken.

14.10. Over de modellering van het wegenstelsel heeft de raad in reactie op de vragen van de Afdeling toegelicht dat hiervoor het zogenoemde "definitief ontwerp" als uitgangspunt is genomen. Dat is de situatie met twee rijstroken per rijrichting tot de rotonde Auroraweg. Op het tracé tussen de rotonde Auroraweg en de spoorlijn is sprake van een gedeeltelijke verdubbeling, omdat na het verlaten van de rotonde richting het spoor de twee rijstroken weer overgaan naar één rijstrook. Het definitief ontwerp houdt geen rekening met een tunnel onder het spoor. De raad verwijst ter nadere toelichting naar onder meer afbeelding 3.1 van het akoestisch rapport. Dat is een luchtfoto van de huidige situatie bij de rotonde Auroraweg waarop de beoogde nieuwe inrichting gearceerd is weergegeven. Uit deze weergave volgt dat na het verlaten van de ei-rotonde richting het noorden, de twee rijstroken overgaan naar één rijstrook. Het onderzoeksgebied loopt tot de spoorwegovergang. Dit volgt ook uit de invoergegevens die zijn gevoegd als bijlage bij het akoestisch rapport. De Afdeling ziet in wat door [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] is aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat bij het geluidsonderzoek is uitgegaan van onjuiste invoergegevens wat betreft de modellering van het wegenstelsel ten noorden van de rotonde Auroraweg.

14.11. Wat [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van een gemiddelde snelheid van 50 km/uur voor het wegvak tussen de rotonde Auroraweg en de spoorwegovergang. De enkele omstandigheid dat op dat deel van het tracé op bepaalde momenten van de dag sprake kan zijn van langzaam rijdend of stilstaand verkeer, maakt nog niet dat de gehanteerde snelheid niet representatief is of niet in overstemming met de regels van het "Reken- en meetvoorschrift geluid 2012" is. [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] hebben niet nader gemotiveerd dat bepaalde correcties toegepast hadden moeten worden.

14.12. [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] hebben op de zitting gewezen op de geluidskaarten van de "Atlas Leefomgeving" van het RIVM. Volgens hen blijkt daaruit dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer (Lden) ter plaatse van hun woningen tussen 61 dB(A) en 65 dB(A) bedraagt en dus aanmerkelijk hoger is dan is berekend in het akoestisch rapport.

14.13. Voor de woningen [locatie 1] en 26 is het verschil tussen de in het akoestisch rapport berekende gevelwaarden en de waarden die volgen uit de geluidskaart van het RIVM opvallend, maar dit is naar het oordeel van de Afdeling op zichzelf bezien niet voldoende om de resultaten van de voor het concrete geval gemaakte berekening in twijfel te trekken. In dit verband wijst de Afdeling op het "voorbehoud" dat gemaakt wordt bij de (geluids-)kaarten van de "Atlas Leefomgeving". Daarin staat dat "de kaart alleen een ruwe indicatie geeft van de geluidkwaliteit en niet geschikt is om geluidniveaus in het kader van de normstelling uit de Wgh te kunnen toetsen aan "de geluidbelasting op de gevel". Wel biedt de kaart op meer globale schaal een goed beeld van de geluidkwaliteit van aandachtsgebieden, zoals woonkernen, natuur- en stiltegebieden."

Conclusie geluid

14.14. De Afdeling ziet in wat [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch rapport zodanige gebreken of leemtes in kennis bevat dat de raad dit onderzoek niet in redelijkheid aan het plan ten grondslag heeft mogen leggen. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de verbreding van de Europaweg leidt tot een toename van de geluidsbelasting op de gevels van de woningen van [appellanten sub 2], en [appellant sub 1] van minder dan 2 dB(A), zodat in zoverre geen sprake is van een reconstructiesituatie als bedoeld in artikel 1 van de Wgh en het plan niet in strijd is met de Wgh.

Luchtkwaliteit

15.     [appellanten sub 2], en [appellant sub 3] en anderen betogen dat het plan ernstige gevolgen zal hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving. De conclusie dat het plan geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit berust op de veronderstelling dat de verbreding van de Europaweg tot de rotonde Auroraweg leidt tot een betere doorstroming van het verkeer. Dit uitgangspunt is echter onjuist, omdat niet ook is voorzien in een tunnel onder de spoorweg. Mede daardoor zal volgens [appellanten sub 2] tussen de rotonde Auroraweg en de spoorovergang sprake zijn van een toename van de verkeerscongestie.

15.1.  Volgens de raad leidt de verbreding van de Europaweg tot een betere doorstroming van het gemotoriseerd verkeer. Het plan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Europaweg. Een nader onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit is volgens de raad daarom niet noodzakelijk.

15.2.  De raad heeft met toepassing van de "Niet-in-betekenende-mate rekentool (NIBM)" beoordeeld of het plan leidt tot een overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxiden en fijnstof vanwege de verkeersaantrekkende werking. Gelet op het gehanteerde uitgangspunt dat het plan niet leidt tot een toename van het aantal motorvoertuigen - de autonome groei is in dit verband niet van belang - is de uitstoot vanwege extra voertuigbewegingen nihil. Volgens de door de raad verrichte alternatieve berekening is pas bij een toename van meer dan 866 voertuigbewegingen sprake van een overschrijding van de in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer vastgelegde (NIBM-)grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide.

15.3.  De Afdeling overweegt dat de NIBM-rekentool is ontwikkeld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil. Met behulp van dit instrument kan op een eenvoudige wijze worden vastgesteld of een plan "niet-in-betekenende-mate" bijdraagt aan de concentratie zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide. Het instrument kent slechts twee variabelen: het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer daarin. In de toelichting bij het rekeninstrument staat dat in het onderliggende model wat betreft alle andere relevante parameters wordt uitgegaan van een "worst-case" situatie. Dit betekent dat de concrete weg- en verkeerssituatie niet van belang zijn bij het gebruik van de NIBM-rekentool. [appellanten sub 2] hebben niet nader gemotiveerd waarom de raad in dit geval de NIBM-rekentool niet heeft mogen gebruiken. De raad heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat de bijdrage van het plan aan de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) onder de NIBM-norm blijft. Het betoog slaagt niet.

Overige beroepsgronden

16.     Voor zover [appellanten sub 2] betogen dat een weg met 2x2 rijstroken niet passend is in een stedelijke omgeving, overweegt de Afdeling dat zij dit niet nader hebben gemotiveerd. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval in zoverre sprake is van een uitzonderlijke situatie. Ook in andere steden met een vergelijkbare omvang komen wegen voor met 2 maal 2 rijstroken. Het betoog slaagt niet.

17.     [appellant sub 3] betoogt dat de raad had kunnen volstaan met een verdubbeling van het tracé tot de rotonde Sicco Mansholtweg.

17.1.  De beslissing om de weg te verbreden tot de rotonde Auroraweg, hangt nauw samen met de beslissing om deze rotonde om te vormen tot een ei-rotonde. Ook zal volgens de raad op het verbrede deel van het tracé de doorstroming verbeteren, terwijl de situatie op het deel tussen de rotonde Auroraweg en de spoorwegovergang niet wezenlijk zal veranderen. De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de raad voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij besloten heeft het tracé te verbreden tot de rotonde Auroraweg. Het betoog slaagt niet.

18.     Over de vrees van [appellanten sub 2] dat op het verbrede deel van de Europaweg veel harder zal worden gereden dan wettelijk is toegestaan binnen de bebouwde kom, overweegt de Afdeling dat dit een aspect van handhaving is van verkeersvoorschriften. Dit kan niet aan de orde komen in het kader van het beroep tegen het plan. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

19.     De beroepen zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Proceskosten

20.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 3] en anderen niet-ontvankelijk, voor zover ingesteld door [appellant sub 3C] en [appellant sub 3A];

II.       verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], en [appellant sub 3] en anderen, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Aldus vastgesteld op woensdag 28 juli 2021 door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. B.J. Schueler en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen
voorzitter

w.g. Milosavljević

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2021

739.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Wet geluidhinder

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd;

Artikel 76, eerste lid

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Artikel 82, eerste lid

Behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.

Artikel 100, eerste lid

Behoudens het tweede en derde lid is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone 48 dB.

Artikel 100, tweede lid

Ingeval eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering, of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, geldt de laagste van de volgende twee waarden als de ten hoogste toelaatbare:

a.de heersende waarde;

b.de eerder vastgestelde waarde.

Wet milieubeheer

Artikel 5.16, eerste lid

Bestuursorganen maken bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk:

[…];

c. dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;

[…].