Uitspraak 202004049/1/R1


Volledige tekst

202004049/1/R1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Muiden, gemeente Gooise Meren,

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Muiden, gemeente Gooise Meren,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Gooise Meren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Het Anker 2 Muiden" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten sub 2] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2021, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 1A] en bijgestaan door mr. W. Dekkers, rechtsbijstandsverlener te Apeldoorn, [appellanten sub 2], vertegenwoordigd [appellant sub 2A] en bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, zijn verschenen. Voorts is Stichting woningcorporatie Het Gooi en Omstreken, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de transformatie van het gemeentehuis van de voormalige gemeente Muiden naar woningbouw. Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van een nieuw woongebouw met 40 drie- en tweekamer woningen in de sociale huursector, met op de begane grond 1 extra woning ten behoeve van gezamenlijk gebruik (huiskamer voor de wijk). Te midden van het u-vormige bouwblok worden parkeerplaatsen voor de toekomstige bewoners aangelegd. Het woongebouw zal worden ontwikkeld door Woningcorporatie Het Gooi en Omstreken. Uit paragraaf 3.6 van de plantoelichting volgt dat ruimteverwarming en bereiding warmtapwater in het voorziene woongebouw zal plaatsvinden met een warmtepomp en dat woningen om die reden geen gasaansluiting nodig zullen hebben.

1.1.    [appellant sub 1], [appellanten sub 2] zijn direct omwonenden van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met de voorziene ontwikkeling van het woongebouw. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

2.1.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage van deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

De beroepen

Goede procesorde

3.       [appellanten sub 2] hebben bij brief van 2 juni 2021, ingekomen bij de Afdeling op 3 juni 2021, een nader stuk ingebracht waarin nieuwe beroepsgronden over bodemvervuiling en milieueffectrapportage worden aangevoerd. Behalve in geschillen waarin de wet het niet toestaat, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd. Door de nieuwe beroepsgronden pas zo kort voor de zitting naar voren te brengen, belemmeren [appellanten sub 2] de raad om een adequaat verweer op die nieuwe beroepsgronden voor te bereiden. Tegelijkertijd is niet gebleken van relevante omstandigheden die maken dat [appellanten sub 2] deze beroepsgronden niet in een eerder stadium van de procedure naar voren hadden kunnen brengen. Mede gelet op de aard van de nieuwe beroepsgronden is het kort voor de zitting voor eerst aanvoeren van deze beroepsgronden in dit geval in strijd met de goede procesorde. De Afdeling ziet derhalve aanleiding om de nieuwe beroepsgronden van [appellanten sub 2] wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te laten.

Schaduwhinder

4.       [appellant sub 1], [appellanten sub 2] vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat door een vermindering van de bezonning in hun achtertuin door het voorziene woongebouw. Hiertoe voeren zij, onder verwijzing naar het rapport "Rapportage bezonningsstudie" van 2 juli 2020, opgesteld door Blauwdruk (hierna: het bezonningsonderzoek), aan dat de bezonning afneemt in de winterperiode en het voor- en najaar. Het gaat daarbij volgens hen om afnamen tot 89% ten opzichte van de huidige situatie. De door de raad aangebrachte aanpassing ten opzichte van het ontwerpplan leidt volgens hen niet tot een verhoging van het aantal zonuren. Daarvoor dient het volume aan de oostzijde van het gebouw op locatie A te worden verkleind, aldus de omwonenden [appellant sub 1], [appellanten sub 2].

4.1.    [appellant sub 2B] woont aan [locatie 1]. [appellant sub 1] woont aan [locatie 2] en [appellant sub 2A] woont aan [locatie 3]. De afstand van hun achtertuinen tot het woonbestemmingsvlak bedraagt ongeveer 3 meter. Aan een strook grond in het plangebied van ongeveer 3 meter breed die grenst aan de achtertuinen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] is de bestemming "Verkeer" toegekend. Voor het overige is aan het plangebied overwegend de bestemming "Wonen" toegekend met gedeeltelijk de aanduiding "bouwvlak" in de vorm van een "u". Ter plaatse van het bouwvlak is overwegend de aanduiding "maximum bouwhoogte 10 m" toegekend. Ter hoogte van de achtertuinen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] is ter plaatse van het woonbestemmingsvlak naast de aanduiding "bouwvlak" tevens de aanduiding "maximum bouwhoogte 7m" toegekend.

4.2.    De raad erkent dat een verandering van de bezonning zal plaatsvinden in de achtertuinen van [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A]. De raad hecht echter ook aan het belang bij het voorzien in een voldoende woningaanbod voor sociale woningbouw in de gemeente. De raad stelt zich dan ook op het standpunt dat de schaduwwerking in de achtertuinen van [appellant sub 1], [appellanten sub 2] niet dusdanig wijzigt als gevolg van het voorziene woninggebouw dat aan het behoud van de bestaande bezonning een zwaarder gewicht had moeten worden toegekend dan aan het belang van het voorzien in extra sociale woningbouw in de gemeente. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Bij dit oordeel neemt de Afdeling onder meer in aanmerking dat de planologisch voorziene bouwhoogte van maximaal 10 meter niet ongebruikelijk is in de omgeving en dat uit het bezonningsonderzoek van [appellant sub 1] volgt dat in de zomer nagenoeg geen afname van bezonning plaatsvindt en in de winterperiode nagenoeg alleen tussen 14.00-16.00 uur. Daarnaast heeft de raad onweersproken toegelicht dat het bestemmingsplan voor sommige omwonenden, zoals bijvoorbeeld bij [locatie 4], juist meer bezonning oplevert in de achtertuin dan in de bestaande situatie.

Het betoog slaagt niet.

Geluidhinder

5.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] vrezen een aantasting van hun akoestisch woon- en leefklimaat. De raad heeft volgens hen ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de cumulatieve geluidbelasting als gevolg van de voorziene parkeerplaatsen, de warmtepompen van de voorziene woningen en geluid afkomstig van de A1 en vliegverkeer.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch woon- en leefklimaat van [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A]. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de raad naar het akoestisch onderzoek dat is verricht door BuroDB waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Plan ‘Ankerplaats’ in Muiden, onderzoek geluid parkeerterrein" van 9 december 2019 (hierna het akoestisch onderzoek). Hierin wordt geconcludeerd dat de voorziene ontwikkeling (inclusief de daarbij voorziene parkeergelegenheid) geen onaanvaardbare akoestische gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat bij de naastgelegen woningen van onder andere [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A].

5.2.    De Afdeling stelt voorop dat raad zich in het kader van een goede ruimtelijke ordening ervan dient te vergewissen dat de planologisch voorziene ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch woon- en leefklimaat van omwonenden. Cumulatie van geluidbelasting van verschillende (relevante) geluidsbronnen dient bij die beoordeling te worden betrokken. [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben er op gewezen dat in voormeld akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met de cumulatie van geluid afkomstig van andere relevante geluidsbronnen. Ten aanzien van geluid afkomstig van de autosnelweg A1 en vliegverkeer heeft de raad toegelicht dat hij, mede gezien de afstand van het plangebied tot de autosnelweg A1 in samenhang bezien met de resultaten van voormeld akoestisch onderzoek, niet aannemelijk acht dat de cumulatie daarvan met de geluidbelasting van de voorziene ontwikkeling, de conclusie van het akoestisch onderzoek anders maakt. [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.

5.2.1. Ten aanzien van het geluid afkomstig van warmtepompen heeft de raad, onder verwijzing naar artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, er op gewezen dat (lucht)warmtepompen niet meer dan 40 dB(A) op de erfgrens mogen produceren. De raad heeft hierbij echter niet onderkend dat deze norm pas op 1 april 2021 in werking is getreden en daarmee ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op 20 mei 2020 nog niet gold. Oftewel, de raad heeft niet onderkend dat in de periode tussen de vaststelling van het bestemmingsplan en de inwerkingtreding van de norm uit artikel 3.8, tweede lid van het Bouwbesluit 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van het woongebouw kon worden ingediend (hetgeen overigens ook is gebeurd), waarbij die norm nog niet kon worden tegengeworpen.

Daarnaast lijkt de raad bij voormelde stellingname niet te hebben onderkend dat de norm van artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 slechts ziet op één enkele warmtepomp en geen rekening houdt met de cumulatie van meerdere installaties in elkaars nabijheid, terwijl het bestemmingsplan voorziet in een meerdere woningen. De raad had moeten nagaan of de geluidbelasting die een gevolg is van de toepassing van warmtepompen voor een appartementsgebouw in overeenstemming is met een goed woon- en leefklimaat. Daarbij kan worden uitgegaan van een representatieve, normale wijze van toepassen van warmtepompen. Dat is niet gedaan. Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat de raad zich, onder verwijzing naar het akoestisch rapport, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch woon- en leefklimaat van [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A]. Gelet hierop is het bestemmingsplan niet genomen in overeenstemming met de zorgvuldigheid die de raad op grond van artikel 3:2 van de Awb dient te betrachten bij het voorbereiden van een besluit.

Het betoog slaagt.

Aantasting uitzicht

6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] vrezen verder een onevenredige aantasting van hun uitzicht. Hiertoe voeren zij aan dat de raad de voorziene bouwhoogte ter hoogte van hun woningen naar aanleiding van de zienswijzen weliswaar heeft verlaagd van 10 meter naar 7 meter, maar gelet op de korte afstand van het gebouw tot hun achtertuin achten zij die bouwhoogte nog steeds onaanvaardbaar.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat geen onevenredige aantasting van het uitzicht van [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] optreedt. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Nog daargelaten dat een recht op vrijblijvend uitzicht niet bestaat, neemt de Afdeling bij dit oordeel in aanmerking dat de bouwhoogte van het bestaande gemeentehuis ongeveer 6 meter bedroeg en dat de raad de bouwhoogte van het voorziene woongebouw ter hoogte van hun achtertuinen naar aanleiding van hun zienswijze heeft verlaagd van 10 meter naar 7 meter. Verder acht de Afdeling van belang dat het u-vormige bouwvlak voor het grootste deel minder dicht op de bebouwing aan De Lange Gangh is geprojecteerd dan het bouwvlak uit het voorgaande bestemmingsplan en dat de binnenkant van het bouwvlak - waar nu nog bebouwing aanwezig is - volgens de raad zal worden ingericht als parkeerplaats.

Het betoog slaagt niet.

Privacy

7.       [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] vrezen een aantasting van hun privacy. Hiertoe voeren zij aan dat de galerij op de eerste verdieping slechts enkele meters van hun tuin is verwijderd.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat met de wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van de zienswijzen van onder andere [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A], de privacy van omwonenden voldoende gewaarborgd is. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Zo heeft de raad toegelicht dat de kop van het gebouw ter hoogte van [locatie 2] en [locatie 3] is verlaagd naar twee bouwlagen. Daarnaast is de afstand van 15 meter tussen het voorziene bouwvlak en de woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] niet ongebruikelijk in de omgeving. Voor zover [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] er verder nog voor vrezen dat toekomstige bewoners vanaf de galerij van het woongebouw hun woning en/of tuin in kijken, heeft de raad te kennen gegeven dat de galerij geen verblijfplaats is en dat hij reeds daarom meent dat eventuele inkijk vanaf de galerij niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van hun privacy. De Afdeling acht dit geen onredelijke stellingname van de raad.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Gelet op wat [appellant sub 1], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2A] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met 3:2 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd.

8.1.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat op grond van het voorliggende bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van het voorziene woongebouw en dat daartegen binnen de bezwaartermijn geen bezwaren zijn ingediend. Reden waarom de Afdeling afziet van de toepassing van artikel 8:51d, van de Awb teneinde de raad in de gelegenheid te stellen het geconstateerde gebrek in de besluitvorming te herstellen.

8.2.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

9.       De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1] vergoeden. Ten aanzien van [appellanten sub 2] hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden, omdat ten aanzien van hen niet van proceskosten is gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 20 mei 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Het Anker 2 Muiden";

III.      draagt de raad van de gemeente Gooise Meren op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Gooise Meren tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1496,00 (zegge: veertienhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Gooise Meren aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) vergoedt voor:

- [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2021

749.

BIJLAGE

Bouwbesluit 2012

Artikel 3.8, tweede lid, luidt:

"Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai."