Uitspraak 202102915/2/R1


Volledige tekst

202102915/2/R1.
Datum uitspraak: 1 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1], wonend te Middelburg,

2.       [verzoeker sub 2] en anderen, wonend te Middelburg,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Middelburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding Sint Laurens fase 1" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 juni 2021, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [verzoeker sub 2] en anderen, in de personen van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 2A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Schreijenberg, advocaat te Middelburg, en M.C. Köther, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding.

2.       Het plangebied is verdeeld in een viertal deelgebieden:

- 1. Uitbreiding Noord (6 woningen). Dit deelgebied (1) ligt aan de noordzijde van de kern Sint Laurens.

- 2. Uitbreiding Zuid-West (48 woningen). Dit deelgebied (2) ligt aan de zuidwestzijde van de kern Sint Laurens.

- 3. Wilgenhoekweg 38, 40 en 42. Dit deelgebied (3) grenst aan de noordzijde aan agrarische gronden, aan de oostzijde aan de Wilgenhoekweg, en aan de zuid- en westzijde aan agrarische gronden.

- 4. Uitbreiding van tuinen aan de oostzijde van de woningen Noordweg 492 tot en met 506. Dit deelgebied (4) grenst aan de westzijde aan de tuinen van genoemde percelen, aan de noord-, oost- en zuidzijde aan agrarische gronden.

3.       Het verzoek van [verzoeker sub 1] heeft betrekking op deelgebied 3. Het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen heeft betrekking op de deelgebieden 1 en 2.

Het verzoek van [verzoeker sub 1]

4.       De raad heeft betoogd dat het beroep van [verzoeker sub 1] kennelijk ongegrond is, zodat het verzoek dient te worden afgewezen. De raad wijst erop dat [verzoeker sub 1] in de gelegenheid is gesteld tot en met 7 juni 2021 de gronden van zijn beroep aan te vullen. [verzoeker sub 1] heeft hier echter geen gebruik van gemaakt.

Bij brief van 25 mei 2021 heeft [verzoeker sub 1] aangevoerd dat hij zijn beroep vooralsnog doet steunen op al hetgeen naar voren is gebracht in de zienswijze over het ontwerpplan. Daarbij is hij summier ingegaan op de reactie op de zienswijze. In de zienswijze heeft [verzoeker sub 1] op de nadelen van een ontsluiting tussen zijn woning en het plangebied gewezen. Verder heeft hij gewezen op de mogelijkheid van schade aan zijn woning vanwege de fundering op staal en de bodemgesteldheid. Gezien het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om ervan uit te gaan dat het beroep van [verzoeker sub 1] geen gronden bevat. Daarom kan het verzoek inhoudelijk worden beoordeeld.

5.       [verzoeker sub 1] voert aan dat het van kracht worden van het besluit kan leiden tot een onomkeerbare situatie, indien de eigenaar van het perceel Wilgenhoek 42 een omgevingsvergunning aanvraagt. Het vergrote bouwvlak op het perceel Wilgenhoek 42 heeft volgens hem tot gevolg dat de voorziene ontsluiting van de woonwijk in het achterliggende gebied dicht bij zijn woning op het perceel [locatie] komt te liggen. De te verwachten ontsluiting leidt tot schade aan zijn woning, omdat de woning op staal is gefundeerd en de bodem ter plaatse zeer slap is. In dit verband heeft hij ook gewezen op nadelige gevolgen van de werkzaamheden met name zwaar transport om het plan te realiseren.

6.       De afstand van de woning van [verzoeker sub 1] op het perceel [locatie] tot het plangebied bedraagt ongeveer 16 m. De strook grond tussen het perceel van [verzoeker sub 1] en het plangebied heeft in het op 28 september 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarisch - Landschapswaarden".

De voorzieningenrechter stelt vast dat het bij het bestreden besluit vastgestelde plan geen betrekking heeft op de strook grond tussen het perceel [locatie] van [verzoeker sub 1] en het plangebied. Verder kunnen uitvoeringsaspecten in de procedure tegen de vaststelling van het bestemmingsplan niet aan de orde komen. [verzoeker sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat vanwege de door hem gestelde omstandigheden geen aanvaardbare uitvoering van het plan kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter wijst ter vergelijking op de uitspraak van 1 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2592, onder 6.1.

7.       In hetgeen [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in de hoofdzaak niet in stand zal blijven. Om die reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen

8.       [verzoeker sub 2] en anderen hebben aangevoerd dat inwerkingtreding van het plan tot gevolg heeft dat omgevingsvergunningen kunnen worden aangevraagd en verleend voor in totaal 56 woningen in de deelgebieden 1 en 2. Hierdoor kan een onomkeerbare situatie ontstaan.

9.       Ter zitting heeft de raad medegedeeld, dat de gemeente eigenaar is van de gronden. Uit de planning van de raad blijkt dat de verwachting bestaat dat in september een projectontwikkelaar wordt gekozen waarna de ontwikkeling van de deelgebieden 1 en 2 verder wordt voorbereid.

10.     De voorzieningenrechter heeft zich ervan vergewist dat de hoofdzaak naar verwachting voor eind 2021 op een zitting wordt behandeld. De verwachting is reëel dat vervolgens ongeveer 6 weken na behandeling ter zitting een uitspraak in de hoofdzaak zal worden gedaan. Het college heeft -ervan uitgaande dat de uitspraak in de hoofdzaak in elk geval voor 1 maart 2022 wordt verwacht - ter zitting toegezegd dat het college bereid is de uitspraak in de hoofdzaak af te wachten in die zin dat voor 1 maart 2022 geen aanvragen om een omgevingsvergunning zullen worden ingediend.

11.     Nu geen aanvragen van omgevingsvergunningen zullen worden ingediend, terwijl ook anderszins niet aannemelijk is dat door andere voorbereidende werkzaamheden onomkeerbare gevolgen zullen ontstaan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de hoofdzaak, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening kan rechtvaardigen.

12.     Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.

Proceskosten

13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2021

191