Uitspraak 202001207/1/A3


Volledige tekst

202001207/1/A3.
Datum uitspraak: 30 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2020 in zaak nr. 18/7155 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister voor Medische Zorg.

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft de minister [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.000,00 wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is als rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgezonden aan de rechtbank.

Bij uitspraak van 8 januari 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] ingediende rechtstreekse beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2021, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M. van Tuijl, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. N.P. Wijkhuijs en ir. B. van der Heide, zijn verschenen. De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met zaak nr. 202001208/1/A3. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

Juridisch kader

1.       De relevante bepalingen van de Geneesmiddelenwet, de Regeling Geneesmiddelenwet en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEU 2001, L 311) zijn opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Inleiding

2.       Deze zaak gaat over een door de minister aan [appellante] opgelegde bestuurlijke boete. [appellante] is gevestigd op Curaçao en exploiteert de website www.dokteronline.com. Volgens het Handelsregister Curaçao houdt [appellante] zich onder meer bezig met "het uitoefenen van internationale e-commerce activiteiten, waaronder mede begrepen, doch niet daartoe beperkt, automatisering, marketing, bemiddeling, advisering, houden van intellectuele eigendommen, bemiddeling in de medische zorg, verschaffen van professioneel platform voor online consultatie en voorschrijving van medicijnen via het internet alsmede de ontwikkeling en begeleiding van de daarvoor benodigde processen in de ruimste zin, onder meer door gebruikmaking van geavanceerde communicatiemiddelen." De minister heeft de boete opgelegd, omdat [appellante] volgens hem in strijd met de Geneesmiddelenwet heeft gehandeld, daar zij online geneesmiddelen te koop aanbiedt aan Nederlandse consumenten, terwijl zij niet beschikt over het EU-logo. De rechtbank heeft de boete van de minister in stand gelaten en hiertegen komt [appellante] in hoger beroep.

Besluitvorming minister

3.       De minister heeft bij besluit van 20 augustus 2018 [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.000,00 wegens overtreding van artikel 67a, van de Geneesmiddelenwet. De minister heeft hieraan een boeterapport van een inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: Inspectie) van 9 januari 2018 ten grondslag gelegd.

Het boeterapport vermeldt dat de Inspectie op 6 september 2017 een schriftelijke waarschuwing aan [appellante] heeft gestuurd, omdat zij online geneesmiddelen te koop aanbiedt aan Nederlandse consumenten, terwijl zij niet beschikt over het EU-logo voor online aanbieders van geneesmiddelen, wat in strijd is met artikel 67a van de Geneesmiddelenwet, in verbinding gelezen met artikel 6.12 van de Regeling Geneesmiddelenwet. In de waarschuwing is [appellante] een termijn van drie maanden gegeven waarbinnen het voor haar mogelijk was om alsnog aan de geldende regelgeving te voldoen. Nadat op 9 januari 2018 is geconstateerd dat [appellante] nog steeds online geneesmiddelen te koop aanbiedt aan Nederlandse consumenten, terwijl zij niet beschikt over het EU-logo, is het boeterapport opgesteld.

De minister heeft de hoogte van de boete aan de hand van de Beleidsregels bestuurlijke boete minister VWS 2016 (hierna: Beleidsregels) bepaald. Volgens de minister is daarbij rekening gehouden met de differentiatie die de Beleidsregels bieden, zoals het risico dat een overtreding voor de volksgezondheid oplevert, de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid van de overtreder, de medewerking die een overtreder heeft geleverd aan het onderzoek en de vraag of de overtreder een natuurlijke persoon betreft, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft en de omvang van die onderneming.

Hoger beroep

4.       [appellante] betoogt dat de rechtbank de minister ten onrechte in zijn standpunt is gevolgd dat zij artikel 67a van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden. Zij voert hiertoe het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte aangenomen dat zij via www.dokteronline.com geneesmiddelen te koop aanbiedt. [appellante] voert voorts aan dat het begrip "te koop aanbieden", anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel degelijk nader is gedefinieerd en ingevuld. Zij verwijst hiertoe naar de Tweede Nota van wijziging (Kamerstukken II, 2010/2011, 32 196, nr. 8). Volgens haar volgt uit deze nota dat het verbod van artikel 61, eerste lid en artikel 67a van de Geneesmiddelenwet slechts betrekking heeft op het rechtstreeks te koop aanbieden van geneesmiddelen aan eindgebruikers, dat wil zeggen aan particulieren. [appellante] verwijst voorts naar een brief van de minister (Kamerstukken II, 2010/2011, 32 196, nr. 13) waarin de minister het begrip ‘te koop aanbieden’ aldus heeft uitgelegd dat daaronder moet worden verstaan het rechtstreeks aanbieden van geneesmiddelen zonder tussenkomst van een arts of apotheker. Volgens [appellante] is dat in haar situatie niet aan de orde nu uit de tekst van de website en de algemene voorwaarden blijkt dat een apotheek de geneesmiddelen zal verkopen en leveren. Volgens haar heeft de rechtbank de betekenis van "het winkelwagentje" en de "bestelmogelijkheid" op de website onjuist geïnterpreteerd nu dit slechts betrekking heeft op het bestellen van een consult en niet op geneesmiddelen. Volgens [appellante] fungeert zij alleen als een doorgeefluik, zoals bij andere online platforms zoals booking.com en thuisbezorgd.nl het geval is, waarbij betalingen in dit geval worden doorgegeven aan de apotheek. [appellante] wijst verder op diverse jurisprudentie waaruit volgens haar volgt dat haar activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als het te koop aanbieden van geneesmiddelen. Nu zij geen geneesmiddelen te koop aanbiedt, kan haar ook niet worden verweten dat haar website niet beschikt over het EU-logo voor online aanbieders van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 67a van de Geneesmiddelenwet in verbinding gelezen met artikel 6.12 van de Regeling Geneesmiddelenwet. Zij heeft die artikelen dan ook niet overtreden, aldus [appellante].

5.       [appellante] betoogt ook dat de minister in strijd heeft gehandeld met een aantal beginselen van behoorlijk bestuur. Zij voert hiervoor het volgende aan.

Er zou in strijd zijn gehandeld met het verbod van vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de Awb. Volgens haar heeft de Inspectie het boeterapport niet objectief opgesteld. Het rapport geeft volgens haar geen blijk van een objectief oordeel van de desbetreffende inspecteur.

[appellante] voert verder aan dat de opgelegde boete in strijd is met het lex certa-beginsel als bedoeld in artikel 5:4 van de Awb, omdat het begrip "te koop aanbieden" te vaag is uitgelegd.

[appellante] voert ook aan dat de minister in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Zij wijst erop dat de minister niet handhavend heeft opgetreden tegen www.treated.com, een vergelijkbare website als www.dokteronline.com.

[appellante] voert verder aan dat de minister in strijd met het ne bis in idem beginsel heeft gehandeld. Volgens haar dient strijdigheid met artikel 61 en 67a van de Geneesmiddelenwet te worden aangemerkt als één overtreding en is er sprake van hetzelfde feit. Zij wijst erop dat zij in deze zaak is beboet voor het in strijd handelen met de voorschriften van het te koop aanbieden van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 67a van de Geneesmiddelenwet, terwijl zij in de zaak met zaak nr. 202001208/1/A3 is beboet voor overtreding van het verbod op het te koop aanbieden van geneesmiddelen. Nu in beide zaken sprake is van één feitencomplex is zij voor hetzelfde feit tweemaal beboet. En voor zover zij wel twee verschillende voorschriften heeft overtreden, is er sprake van eendaadse samenloop en had de minister slechts mogen volstaan met een bestraffende sanctie voor één overtreding.

6.       [appellante] betoogt bovendien dat de aan haar opgelegde boete voor overtreding van artikel 67a van de Geneesmiddelenwet te hoog is. Volgens haar heeft de minister niet onderkend dat er verlichtende omstandigheden zijn die aanleiding hadden moeten geven de boete te verlagen. Zij wijst erop dat zij voorafgaand aan het onderzoek door de Inspectie meerdere pogingen heeft ondernomen om uit te leggen hoe de website www.dokteronline.com werkt en dat zij ook enkele aanpassingen aan de website heeft verricht. Zij is altijd duidelijk geweest over haar businessmodel en het is niet zo dat zij de Inspectie niet op de hoogte heeft gesteld van de vermeende overtredingen.

Beoordeling hoger beroep

- Is artikel 67a overtreden?

7.       In artikel 67a, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is bepaald dat het verboden is om geneesmiddelen op afstand te koop aan te bieden of ter hand te stellen anders dan volgens de bij ministeriële regeling te stellen regels ter uitvoering van richtlijn 2001/83. Deze ministeriële regeling betreft de Regeling Geneesmiddelenwet. Om te bepalen of [appellante] artikel 67a heeft overtreden, dient allereerst te worden vastgesteld of [appellante] geneesmiddelen te koop heeft aangeboden. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, dient te worden vastgesteld of [appellante] daarbij de regels zoals deze in de Regeling Geneesmiddelenwet zijn vastgesteld heeft overtreden.

De Afdeling heeft in de uitspraak van heden in zaak nr. 202001208/1/A3 overwogen dat het begrip "te koop aanbieden" niet is gedefinieerd in de Geneesmiddelenwet noch in Richtlijn 2001/83/EG en Richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van

8 juni 2011 tot wijziging van richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden (PbEU 2011, L 174). In de wetsgeschiedenis van artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, Kamerstukken II, 2010/2011, 32 196, nr. 13, blz.16-17), heeft de minister toegelicht dat het verbod op het te koop aanbieden van UR- of UA-geneesmiddelen betrekking heeft op het rechtstreeks te koop aanbieden aan eindgebruikers. Naar het oordeel van de Afdeling dient de vraag of sprake is van het rechtstreeks te koop aanbieden van UR- of UA-geneesmiddelen aan eindgebruikers beoordeeld te worden aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het geval. De door de aanbieder gegeven juridische kwalificatie van de dienstverlening, zoals bijvoorbeeld verwoord in de disclaimer of algemene voorwaarden, is hierbij niet maatgevend maar alleen een van de omstandigheden die bij die beoordeling wordt meegewogen. Deze uitleg past bij het belang dat de Geneesmiddelenwet en Richtlijn 2001/83/EG en Richtlijn 2011/62/EU beogen te beschermen, te weten dat van de volksgezondheid. Gelet op de ernstige gevolgen die een verkeerd of overmatig gebruik van geneesmiddelen voor de gezondheid kan hebben, rechtvaardigt deze doelstelling een feitelijke en ruime uitleg van het begrip ‘te koop aanbieden’.

7.1.    De Afdeling heeft in zaak nr. 202001208/1/A3 geoordeeld dat [appellante] via haar website UR- en UA-geneesmiddelen rechtstreeks aan eindgebruikers te koop heeft aangeboden. Nu het in deze zaak dezelfde website betreft, is de Afdeling ook in deze zaak van oordeel dat [appellante] UR- en UA-geneesmiddelen rechtstreeks aan eindgebruikers te koop heeft aangeboden. Nu niet in geschil is dat de website van [appellante] niet beschikt over een EU-logo als bedoeld in artikel 85quater, eerste lid, aanhef en onder d, van de Richtlijn 2001/83, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] artikel 67a, in verbinding gelezen met artikel 6.12 van de Regeling Geneesmiddelenwet, heeft overtreden. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt niet.

- Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur

8.       De Afdeling ziet in wat [appellante] aanvoert, geen grond voor het oordeel dat de minister in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Wat betreft de stelling dat in strijd is gehandeld met het verbod van vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de Awb overweegt de Afdeling dat het boeterapport hiervoor geen aanknopingspunten biedt. De stelling van [appellante] mist derhalve feitelijke grondslag.

Over het beroep op het lex certa-beginsel overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:109) verlangt het lex certa-beginsel, dat onder meer besloten ligt in artikel 7 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van de wetgever dat hij met het oog op de rechtszekerheid op een zo duidelijk mogelijke wijze de verboden gedragingen omschrijft. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat de wetgever soms met een zekere vaagheid, bestaande uit het gebruik van algemene termen, verboden gedragingen omschrijft om te voorkomen dat gedragingen die strafwaardig zijn buiten het bereik van die omschrijving vallen. Die vaagheid kan onvermijdelijk zijn, omdat niet altijd te voorzien is op welke wijze de te beschermen belangen in de toekomst zullen worden geschonden en omdat, indien dit wel is te voorzien, de omschrijvingen van verboden gedragingen anders te verfijnd worden met als gevolg dat de overzichtelijkheid wegvalt en daarmee het belang van de algemene duidelijkheid van wetgeving schade lijdt. Het enkele feit dat het begrip "te koop aanbieden", dat beslissend is voor de toepasselijkheid van artikel 67a van de Geneesmiddelenwet, aan de hand van de feiten en omstandigheden enige uitleg vergt, betekent niet dat de op grond van die bepaling opgelegde bestuurlijke boete in strijd met het lex certa-beginsel is.

Over het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de Afdeling dat de minister in zijn schriftelijke uiteenzetting gemotiveerd uiteen heeft gezet dat de onderneming die de website www.treated.com exploiteert is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, werkt met artsen en apothekers die aldaar zijn gevestigd en dat de website, anders dan www.dokteronline.com, beschikt over een EU-logo, zodat van gelijke gevallen geen sprake is.

[appellante] heeft het standpunt van de minister niet gemotiveerd bestreden, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

Het betoog slaagt niet.

- Strijd met ne bis in idem beginsel

9.       Over de stelling van [appellante] dat de minister bij het opleggen van de boete in strijd met het ne bis in idem beginsel heeft gehandeld, overweegt de Afdeling als volgt. In deze zaak heeft de overtreding op 9 januari 2018 plaatsgevonden. In de zaak met zaak nr. 202001208/1/A3 heeft de overtreding in de periode van 11 november 2016 tot en met 20 maart 2017 plaatsgevonden. De gedragingen die hebben geleid tot de opgelegde boetes hebben dus niet in dezelfde periode plaatsgevonden. Daarom alleen al heeft de minister bij het opleggen van de boete niet in strijd met het ne bis in idem beginsel gehandeld. Bovendien is [appellante] in deze zaak beboet voor overtreding van artikel 67a, van de Geneesmiddelenwet. In de zaak met zaak nr. 202001208/1/A3 is zij beboet voor overtreding van artikel 61, eerste lid. Zoals de Afdeling in overweging 10 in de uitspraak in zaak nr. 202001208/1/A3 heeft overwogen, verschillen artikel 61 en 67a wat betreft toepassingsbereik en werkingssfeer van elkaar en kunnen beide artikelen naast elkaar van toepassing zijn. Gelet op het vorenstaande is samenloop evenmin aan de orde.

Het betoog slaagt niet.

- Hoogte van de boete

10.     De minister is op grond van de Geneesmiddelenwet bevoegd tot het opleggen van een boete wegens overtreding van de hier in geding zijnde bepalingen van de Geneesmiddelenwet. De minister moet bij het toepassen van deze bevoegdheid de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet het bestuursorgaan rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Dit is geregeld in artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. De minister kan omwille van de rechtseenheid en rechtszekerheid beleid vaststellen en toepassen over het wel of niet opleggen van een boete en het bepalen van de hoogte daarvan. Ook als de rechter het beleid niet onredelijk heeft bevonden, moet de minister bij de toepassing daarvan in een individueel geval beoordelen of die toepassing in overeenstemming is met de hiervoor bedoelde wettelijke eisen aan de uitoefening van de boetebevoegdheid. Steeds moet de boete, zo nodig in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zo worden vastgesteld dat deze evenredig is. De rechter toetst het besluit van het bestuursorgaan zonder terughoudendheid.

11.     De Afdeling is van oordeel dat de Beleidsregels die de minister bij de berekening van een boete ter zake van overtredingen van de Geneesmiddelenwet hanteert in hun algemeenheid niet onredelijk zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de boete betrekking heeft op gedragingen die een gevaarzettend karakter hebben of anderszins de volksgezondheid kunnen bedreigen. De Afdeling is verder van oordeel dat de minister de door [appellante] naar voren gebrachte omstandigheden terecht niet heeft aangemerkt als verlichtende omstandigheden die aanleiding hadden moeten geven om de boete te verlagen. Volgens de Beleidsregels wordt als verlichtende omstandigheid aangemerkt de situatie waarin de overtreder voorafgaand aan het onderzoek van de Inspectie pogingen heeft ondernomen om de overtreding te beëindigen of de gevolgen daarvan ongedaan te maken. In het dossier zijn geen aanknopingspunten gevonden dat deze situatie zich heeft voorgedaan. Een andere verlichtende omstandigheid volgens de Beleidsregels is de situatie waarin sprake is van een verdergaande medewerking aan het onderzoek dan waartoe de overtreder wettelijk was gehouden. Ter zitting van de Afdeling heeft de minister toegelicht dat deze omstandigheid ziet op het geval waarin de overtreder vrijwillig melding doet van een overtreding die bij de Inspectie nog niet bekend is. In het dossier zijn ook geen aanknopingspunten te vinden dat deze situatie zich heeft voorgedaan. De conclusie is dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de aan [appellante] opgelegde boete te hoog is. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

12.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

13.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021

818.

BIJLAGE

Geneesmiddelenwet

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

s. UR-geneesmiddel: een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld;

[…]

ll. ter hand stellen: het rechtstreeks verstrekken of doen bezorgen van een geneesmiddel aan de patiënt voor wie het geneesmiddel is bestemd, dan wel aan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 36, veertiende lid, onder a tot en met d, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, mondhygiënisten orthoptisten of optometristen die geneesmiddelen onder zich hebben ten behoeve van toediening aan hun patiënten;

[…]

Artikel 61

1. Onverminderd hetgeen elders in deze wet is bepaald, is het eenieder verboden UR-geneesmiddelen of UA-geneesmiddelen te koop aan te bieden of ter hand te stellen, met uitzondering van:

a. apothekers die hun beroep in een apotheek uitoefenen;

b. huisartsen die in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in het tiende of elfde lid;

c. daartoe bij ministeriële regeling aangewezen personen en instanties in de in de regeling bedoelde omstandigheden.

[…]

Artikel 67a

1. Onverminderd het bepaalde in artikelen 61, 62 en 67, is het verboden om geneesmiddelen op afstand te koop aanbieden of ter hand te stellen anders dan volgens de bij ministeriële regeling te stellen regels ter uitvoering van richtlijn 2001/83.

2. Ter zake van het op afstand te koop aanbieden of ter hand stellen van geneesmiddelen kunnen ter bescherming van de volksgezondheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

Regeling Geneesmiddelwet

Artikel 6.12

1.Geneesmiddelen worden uitsluitend op afstand te koop aangeboden, indien de betreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon:

a. op grond van artikel 61 of 62 van de wet bevoegd is geneesmiddelen ter hand te stellen;

b. voor aanvang van de verkoopactiviteit aan de Minister de volgende informatie heeft verstrekt:

1°.naam of bedrijfsnaam en een vast adres;

2°.aanvangsdatum van de verkoopactiviteit;

3°.adres van de website, alsmede alle informatie noodzakelijk ter identificatie van de betreffende website; en

4°.de betreffende categorieën van geneesmiddelen die te koop worden aangeboden;

c. de website voldoet aan richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG 2000, L 178); en

d. de website voldoet aan artikel 85quater, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn 2001/83.

[…]

Richtlijn 2001/83

Artikel 85quater

1. Onverminderd de nationale wetgeving die verbiedt de bevolking aan een recept onderworpen geneesmiddelen via diensten van de informatiemaatschappij op afstand te koop aan te bieden, zorgen de lidstaten ervoor dat geneesmiddelen via diensten van de informatiemaatschappij, zoals gedefinieerd in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij ( 1 ), op afstand te koop worden aangeboden onder de volgende voorwaarden:

[…]

d. onverminderd de informatievereisten van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel") ( 1 ) bevat de website die geneesmiddelen te koop aanbiedt, op zijn minst:

[…]

III. het in lid 3 bedoelde gemeenschappelijke logo, dat duidelijk zichtbaar is op elke pagina van de website die betrekking heeft op het op afstand te koop aanbieden aan de bevolking. Het gemeenschappelijke logo bevat een hyperlink naar de vermelding van de persoon in de in lid 4, onder c), bedoelde lijst.

[…]

3. Er wordt een gemeenschappelijk logo ingevoerd dat in de hele Unie herkenbaar is en waarmee kan worden vastgesteld in welke lidstaat de persoon is gevestigd die op afstand geneesmiddelen aan de bevolking te koop aanbiedt. Dat logo wordt duidelijk getoond op de websites waar overeenkomstig lid 1, onder d), geneesmiddelen op afstand aan de bevolking te koop worden aangeboden.

[…]