Uitspraak 202002729/1/A3


Volledige tekst

202002729/1/A3.
Datum uitspraak: 2 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2020 in zaak nr. 19/4005 in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B]

en

de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2019 heeft de bewaarder een verzoek van [appellant A] en [appellant B] tot herstel van een bijwerking in de Basisregistratie Kadaster afgewezen.

Bij besluit van 10 oktober 2019 heeft de bewaarder het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 maart 2020 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] ingestelde beroep ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen het besluit van 10 oktober 2019, zich voor het overige onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen en het door [appellant A] en [appellant B] ingediende verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.

De bewaarder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2021, waar [appellant A] en [appellant B] en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. L.J. Nijmeijer en mr. M.I. Mollee-ten Hoor, zijn verschenen. Verder is ter zitting Liander N.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Eind 1967 heeft het Provinciaal Energie Bedrijf (een rechtsvoorganger van Liander, dat verantwoordelijk is voor de stroomvoorziening ter plaatse, hierna aangeduid als PEB) een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van een transformatorstation op een stuk grond in Oldeberkoop met de kadastrale aanduiding Oldeberkoop A 3915.

Op 17 september 1968 is door een notaris een transportakte opgemaakt waarmee de provincie Friesland ten behoeve van het door PEB te bouwen transformatorstation een gedeelte van de kavel A 3915 heeft gekocht en geleverd gekregen. De akte is op 19 september 1968 ingeschreven in de openbare registers. Het overgedragen perceel heeft daarna de kadastrale aanduiding [perceel D] gekregen. Blijkens de eigendomsinformatie is de kadastrale grootte van het perceel 53 m2. Volgens de kadastrale kaart bestaat het perceel uit een vierkant en een strook die het vierkant met de openbare weg verbindt. Op het vierkant staat het transformatorstation.

1.1.    [appellant A] en [appellant B] zijn sinds 1979 eigenaar van perceel [perceel A]. Dit perceel staat bekend als [locatie] te Oldeberkoop. Op dit adres wonen [appellant A] en [appellant B] ook. [appellant A] en [appellant B] zijn daarnaast sinds 1980 eigenaar van de aangrenzende percelen [perceel B] en [perceel C]. Aan dit perceel grenst [perceel D]. [appellant A] en [appellant B] stellen dat zij eigenaar zijn van de strook die als onderdeel van perceel [perceel D] is geregistreerd. Volgens hen zijn de grenzen van dat perceel niet goed geregistreerd of zijn zij door verjaring eigenaar geworden van de strook. Op de strook stonden een beukenhaag en andere beplanting die, zo stellen [appellant A] en [appellant B], aan hen toebehoorden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn arrest van 21 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5537, geoordeeld dat [appellant A] en [appellant B] geen eigenaar zijn van een deel van perceel [perceel D].

Besluitvorming

2.       [appellant A] en [appellant B] hebben de bewaarder op grond van artikel 7t van de Kadasterwet verzocht om een bijwerking in de Basisregistratie Kadaster te herstellen omdat volgens hen sprake is van een misslag. De akte die in de openbare registers is ingeschreven verschilt volgens [appellant A] en [appellant B] van wat in de Basisregistratie Kadaster staat aangegeven. Volgens de bewaarder is daar geen sprake van, omdat de provincie Friesland bij akte, nummer 3253/117, eigenaar van een deel van [perceel E], tegenwoordig bekend onder [perceel D], is geworden. De kadastrale kaart komt overeen met de grenzen op het brondocument, aldus de bewaarder.

Het oordeel van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2907, geoordeeld dat de bewaarder de Basisregistratie Kadaster niet aan hoefde te passen, omdat [appellant A] en [appellant B] niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een misslag. Voor zover [appellant A] en [appellant B] gronden hebben aangevoerd over de eigendom van de percelen en over strafbare feiten, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om daarover te oordelen, omdat de bestuursrechter daartoe niet bevoegd is.

Het hoger beroep

4.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewaarder niet de Basisregistratie Kadaster hoefde aan te passen. Liander heeft onrechtmatig grond van hen in gebruik genomen, wat strafbaar is op grond van artikel 333 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarom moet Liander een schadeloosstelling betalen van € 28.000,-. Bovendien moet Liander ook een schadevergoeding van € 20.000,- betalen op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het perceel moet worden teruggebracht in de staat zoals die in 2013 was. Het relaas van bevindingen moet worden aangepast en de vernielde bebakening aan de toegangszijde moet opnieuw worden vermeld, zoals beschreven in de leveringsakte. Het relaas van bevindingen moet ook waardeloos worden verklaard met een bevel tot doorhaling, aldus [appellant A] en [appellant B].

Het wettelijk kader

5.       Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt: ‘Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, […], kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. […]’

Beoordeling van het hoger beroep

6.       Op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet is de bewaarder bevoegd om op verzoek van een belanghebbende een in de Basisregistratie Kadaster genoemd gegeven te herstellen. Dat doet de bewaarder op basis van authentieke gegevens. Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2018 heeft overwogen, kan uit de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) worden afgeleid dat met deze bepaling is beoogd een regeling te bieden voor het op verzoek herstellen van misslagen in de Basisregistratie Kadaster. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is geschied omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat, zoals vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking, dat aan de belanghebbende is medegedeeld.

6.1.    Gelet hierop staat alleen ter beoordeling of de in de Basisregistratie vermelde gegevens berusten op een misslag. De vorderingen van [appellant A] en [appellant B] op grond van het BW en het Wetboek van Sr kunnen in deze procedure dus niet aan de orde komen. Niet de bestuursrechter maar respectievelijk de burgerlijke rechter en de strafrechter zijn bevoegd om daarover te oordelen. Ook staat niet ter beoordeling of [appellant A] en [appellant B] eigenaar zijn van een deel van wat als [perceel D] is geregistreerd. Daarover heeft overigens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2015 al een oordeel gegeven. De rechtbank heeft zich terecht in zoverre onbevoegd verklaard.

De bewaarder heeft de in de Basisregistratie Kadaster opgenomen gegevens gebaseerd op een relaas van bevindingen met nummer 306, waarin het resultaat is weergegeven van de aanwijzing van de grenzen van het perceel die naar aanleiding van de eigendomsoverdracht in 1968 heeft plaatsgevonden. [appellant A] en [appellant B] voeren niet aan dat er een discrepantie is tussen het relaas van bevindingen en de gegevens in de Basisregistratie Kadaster. Zij voeren aan dat degenen die de grenzen hebben aangewezen niet bevoegd waren om dat namens de bij de transportakte betrokken partijen te doen en dat de aanwijzing niet in overeenstemming is met de bedoeling van de transportakte, die geen tekening bevat. Bij de verkoop is het perceel door middel van vier betonnen grensscheidingspaaltjes afgebakend, zoals onder punt vijf van de transportakte is vermeld. Dat onderdeel van die akte sluit niet uit dat de strook tot het verkochte perceel behoort. Ter zitting heeft de bewaarder toegelicht dat van de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster de toenmalig betrokken partijen een afschrift inclusief tekening hebben ontvangen. Daartegen hebben zij geen bezwaar gemaakt. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de grenzen zoals die in het relaas van bevindingen zijn opgenomen correct zijn. Bovendien komen de afmetingen in de kadastrale registratie overeen met de grootte van het perceel die in de transportakte is vermeld, namelijk 53 m2. In hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben betoogd, ziet de Afdeling evenals de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat wat de bewaarder op basis van het relaas van bevindingen in de Basisregistratie Kadaster heeft opgenomen onjuist is.

Het betoog faalt.

Conclusie

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

8.       De bewaarder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2021

582-857.