Uitspraak 202101890/2/R3


Volledige tekst

202101890/2/R3.
Datum uitspraak: 25 mei 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], beiden wonend te Wassenaar (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 1]),

2.       [verzoekster sub 2], gevestigd te Wassenaar,

3.       [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B], beiden wonend te Wassenaar (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 3]),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Wassenaar,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammonslaantje naast [locatie 1]" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld.

Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]), de initiatiefnemers van het plan, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 mei 2021, waar [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], bijgestaan door mr. M.J. de Buck, advocaat te Den Haag, [verzoekster sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door [gemachtigde B], [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B] en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.F. Devilee en F.G.P. Lansbergen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij A], bijgestaan door mr. C.H. Norde, advocaat te Leiden, gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan maakt één woning mogelijk op een open grasveld tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] in Wassenaar. Het plangebied ligt ten noordoosten van Wassenaar. [verzoeker sub 1] woont naast het plangebied op het perceel [locatie 2]. [verzoeker sub 3] woont ook nabij het plangebied op het perceel [locatie 3]. Deze verzoekers kunnen zich niet met het plan verenigen, onder meer omdat zij vinden dat de bouw van een woning de openheid van dit extensief bebouwde deel van het Ammonslaantje aantast. [verzoekster sub 2] exploiteert een melkveehouderij op het perceel [locatie 4]. [verzoekster sub 2] wil voorkomen dat hij in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Spoedeisend belang

3.       Verzoekers hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat een aanvraag is ingediend voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van de voorziene woning. De raad en [partij] hebben ter zitting bevestigd dat een aanvraag inderdaad in behandeling is. Desgevraagd heeft [partij] ter zitting toegelicht de uitspraak in de bodemprocedure niet te willen afwachten en te willen starten met de bouw als de omgevingsvergunning is verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onder de genoemde omstandigheden sprake van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal gelet daarop een voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven over het bestreden besluit.

Inhoudelijke beoordeling

De verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3]

Open karakter Ammonslaantje

4.       [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] betogen dat door het mogelijk maken van een woning op het open grasveld naast [locatie 1] het open, groene, extensief bebouwde karakter van dit deel van het Ammonslaantje onevenredig wordt aangetast.

[verzoeker sub 1] voert daartoe aan dat het al jarenlang bestendig beleid van de gemeente is om in te zetten op behoud van de openheid van het gebied en verdichting te voorkomen. Meerdere aanvragen om dit perceel te bebouwen zijn in de loop der jaren steeds afgewezen vanwege het behoud van de openheid van dit karakteristieke stukje Wassenaar. [verzoeker sub 1] wijst op achtereenvolgende bestemmingsplannen waarin dit steeds het uitgangspunt was en waarvan de Afdeling ook meerdere keren heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat woningbouw op het perceel niet passend is en inbreuk zou maken op het open karakter van het gebied (uitspraken van 24 november 1998 (E01.97.0385) en 11 juni 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2086)). Volgens [verzoeker sub 1] wordt in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de raad nu een ander standpunt inneemt. Dat de bestaande lintbebouwing van het Ammonslaantje door de woning wordt versterkt, zoals de raad stelt, is volgens hem onjuist. Hij wijst erop dat het perceel waarop het plan betrekking heeft relatief klein is in verhouding tot de andere percelen in dit deel van het Ammonslaantje en dat het bouwvlak juist relatief groot is in verhouding tot de bouwvlakken in de omgeving. Alle mogelijkheden voor het realiseren van bijgebouwen en vergunningvrije bouwwerken daarbij opgeteld, tast het plan volgens [verzoeker sub 1] het extensief bebouwde karakter en het stedenbouwkundige patroon aan. Dat zonder de vaststelling van dit plan vergunningvrij een bijgebouw kan worden gerealiseerd op het perceel is volgens [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] ook geen goed argument van de raad, omdat de bouw van een bijgebouw geen wens is van de eigenaren van het perceel [locatie 1] en het dus niet reëel is om van die mogelijkheid uit te gaan. Bovendien heeft een bijgebouw ook minder invloed op de omgeving, omdat het minder intensief wordt gebruikt dan een woning. Verder is er, anders dan de raad stelt, volgens [verzoeker sub 1] wel degelijk een gevaar voor precedentwerking. Kijkend naar de verbeelding valt volgens [verzoeker sub 1] direct op dat er nog verschillende andere grote percelen zijn waarop een extra woning gebouwd zou kunnen worden. Het gaat niet om de laatste open plek zoals de raad stelt. Als voorbeeld noemt hij het perceel [locatie 5] met de daarnaast gelegen tuin (het perceel met het kadastrale nummer 9348), waarop de eigenaar ook al jarenlang een nieuwe woning wenst te bouwen. De ommezwaai die de raad heeft gemaakt door nu wel een woning toe te staan is willekeurig en onzorgvuldig, omdat niet duidelijk is op welke nieuwe inzichten die is gebaseerd. Er heeft geen gedegen belangenafweging en onderzoek plaatsgevonden, aldus [verzoeker sub 1].

[verzoeker sub 3] wijst op de toelichting bij het geldende bestemmingsplan "Ammonslaantje-Maaldrift 2013" waarin staat dat het van belang is dat de openheid en het bestaande karakter van het gebied in stand blijft en dat het aantal woningen niet toeneemt. Verdichting is volgens die plantoelichting uitgesloten en daarop zal bij gebruik/nieuwvestiging scherp worden getoetst. Volgens [verzoeker sub 3] heeft de raad dit uitgangspunt met het voorliggende plan ten onrechte losgelaten door geen belang meer te hechten aan het behouden van het open karakter, maar het open grasveld te zien als een "gat" dat opgevuld mag worden. Dat is volgens [verzoeker sub 3] in strijd met het verbod van willekeur.

[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] voeren verder aan dat de raad voorafgaand aan het nemen van een besluit over de vaststelling van dit plan, conform de opdracht zoals opgenomen in de structuurvisie "Wassenaar 2025 Landgoed aan Zee" uit 2017 middels een integrale gebiedsuitwerking in kaart had moeten brengen welke ontwikkelingen in het gebied denkbaar zijn. Door tegelijk met de vaststelling van het plan een motie aan te nemen die inhoudt dat alsnog een gebiedsvisie voor dit gebied moet worden ontwikkeld, waarbij dus achteraf in kaart wordt gebracht welke ontwikkelingen in het gebied mogelijk zijn, maakt volgens hen evenzeer dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van gewijzigde planologische inzichten. De raad is nu na afweging van alle betrokken belangen van oordeel dat een bouwvlak van de onderhavige beperkte omvang (zowel qua oppervlakte als hoogte) past binnen een goede ruimtelijke ordening. Volgens de raad is het Ammonslaantje een oud bebouwingslint dat als element herkenbaar is in het gebied. De toevoeging van de woning vormt een versterking van dat bebouwingslint op het laatste lege graslandje direct aan het lint. Het ontspannen karakter van de aanwezige lintbebouwing is volgens de raad niet in het geding. Het vormt geen precedent dat opgevolgd kan worden op dat stuk van het lint (direct) aan de weg. Voor een ander initiatief op een andere plek, bijvoorbeeld op het perceel bij [locatie 5] dat niet direct aan de weg ligt, zal derhalve een andere onderbouwing voorgelegd dienen te worden bij een eventuele aanvraag, aldus de raad. Tussen de beoogde woning en de naastgelegen woning op [locatie 2] blijft bijna 15 meter open. De afstand tot de naastgelegen woning op [locatie 1] is eveneens bijna 15 meter. Daarmee onderscheidt deze ligging zich nog duidelijk van het intensieve lint van het Ammonslaantje. Het open en groene karakter van het extensieve deel van het Ammonslaantje blijft daardoor volgens de raad behouden. Door het toevoegen van de woning is er geen sprake van het wegvallen van doorzichten op landschappelijk waardevolle gebieden. Het achterliggende gebied bestaat namelijk uit (woon)bebouwing, tennisbanen en een defensieterrein. Het op grond van het geldende bestemmingsplan "Ammonslaantje-Maaldrift 2013" nu mogelijke alternatief voor de landschappelijk in het extensieve gedeelte van het lint passende centraal op het perceel staande schuurwoning, zou een direct tegen de erfgrens van [locatie 2] gelegen vergunningsvrij bijgebouw van 130 m2 zijn, wat planologisch-stedenbouwkundig veel minder goed in de omgeving en het landschap zou passen en naar mag worden aangenomen bij [verzoeker sub 1] op meer weerstand zou stuiten. Ook wanneer rekening wordt gehouden met de beperkte vergunningsvrije bouwmogelijkheden is geen sprake van onaanvaardbare verdichting. Bovendien hebben de andere bewoners aan het Ammonslaantje dezelfde vergunningsvrije mogelijkheden, aldus de raad. Om aan te sluiten bij het landelijke karakter van het gebied is een schuurwoning beoogd.

4.2.    Aan het perceel waarop het plan betrekking heeft zijn de bestemmingen "Wonen-1" en "Tuin" toegekend. Op grond van artikel 6.1 van de planregels zijn de voor "Wonen -1" aangewezen gronden onder meer bestemd voor een eengezinswoning. Op grond van artikel 6.2.1 bedraagt de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter. De woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dat bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 120 m2. Het perceel heeft een totale oppervlakte van ongeveer 850 m2. Op grond van artikel 6.2.2 zijn aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogelijk buiten het bouwvlak als aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Op grond van artikel 6.2.3 zijn bij iedere woning maximaal twee bijgebouwen toegestaan, onder de daar genoemde voorwaarden. De afstand tussen het bouwvlak en de bestaande woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] bedraagt aan beide zijden ongeveer 15 meter.

4.3.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de raad jarenlang het standpunt heeft ingenomen dat de bouw van een woning op het perceel niet mogelijk is vanwege het belang van behoud van de openheid. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk welke gewijzigde planologische inzichten de raad tot het bestreden besluit hebben gebracht. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog niet in dat de mogelijkheid van de bouw van een woning en de in het plan opgenomen mogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak niet leiden tot een aantasting van de openheid van dit deel van het Ammonslaantje, terwijl uit het standpunt van de raad valt af te leiden dat hij deze openheid nog steeds beschermenswaardig acht. Ook is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat van het plan geen precedentwerking kan uitgaan, gelet op de gelijkenissen tussen dit perceel naast [locatie 1] en het perceel dat hoort bij [locatie 5]. De voorzieningenrechter betrekt daarbij voorts de omstandigheid dat in de structuurvisie "Wassenaar 2025 Landgoed aan Zee", welke structuurvisie werd vastgesteld door de raad op 22 maart 2017, op blz. 85 aandacht wordt besteed aan het open gebied tussen Wassenaar en Katwijk en dat daar wordt opgemerkt dat de raad hecht aan de instandhouding van de kwaliteiten van het gebied, die hij van groot belang acht voor de inwoners van zowel Wassenaar als Valkenburg om te recreëren in de natuur. In de structuurvisie wordt verder opgemerkt dat voor de gehele Noordrand een integrale gebiedsuitwerking wordt opgesteld, waarin samen met belanghebbenden een integrale visie wordt neergelegd voor dit gebied. De voorzieningenrechter acht het onzorgvuldig dat na 22 maart 2017 geen gevolg is gegeven aan het in de structuurvisie opgenomen beleidsvoornemen, terwijl met de vaststelling van dit bestemmingsplan, anders dan voorheen, een keuze wordt gemaakt voor verdichting van een relatief open deel van het gebied. Dat op het perceel vergunningvrij een bijgebouw van 130 m2 gebouwd zou kunnen worden, overtuigt de voorzieningenrechter ook niet, omdat de eigenaren een woning willen bouwen en geen bijgebouw, zodat dit geen reële vergelijking oplevert.

4.4.    De voorzieningenrechter ziet gelet op wat onder 4.3 is overwogen aanleiding voor de verwachting dat het betoog van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] over het open karakter van het Ammonslaantje in de bodemprocedure zal slagen.

Het verzoek van [verzoekster sub 2]

5.       [verzoekster sub 2] exploiteert een melkveehouderij aan het [locatie 4], tegenover het plangebied. [verzoekster sub 2] is bang dat de toevoeging van een woning ervoor zorgt dat zijn bedrijf in de bebouwde kom komt te liggen volgens de definitie van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv). Omdat niet kan worden voldaan aan de afstanden die gelden bij een ligging binnen de bebouwde kom, zou de realisatie van de woning dan leiden tot een belemmering van zijn bedrijfsvoering. [verzoekster sub 2], de raad en de [partij] zijn het erover eens dat door de toevoeging van één woning geen bebouwingsconcentratie ontstaat waardoor het bedrijf nog steeds buiten de bebouwde kom ligt, maar [verzoekster sub 2] wil daarvan graag een bevestiging in de vorm van een oordeel van (de voorzieningenrechter van) de Afdeling.

5.1.    Artikel 4, eerste lid, van de Wgv luidt:

"De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:

a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en

b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen."

5.2.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer een uitspraak van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:981), kan het begrip bebouwde kom volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wgv worden omschreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur (Kamerstukken II 2005-2006, 30 453, nr. 3, pag. 17 en 18).

5.3.    Zoals hiervoor is overwogen kenmerkt het noordelijke deel van het Ammonslaantje zich door extensieve bebouwing, met aan de westelijke zijde van het laantje onder meer de boerderij van [verzoekster sub 2] en aan de oostelijke zijde van het laantje woonhuizen op veelal grote percelen. Er is ook naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van aaneengesloten bebouwing met overwegend een woon- en verblijffunctie of van bebouwing die is geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Door de toevoeging van één woning op het perceel naast [locatie 1] verandert de aard van de omgeving niet zodanig dat het gebied daarna moet worden aangemerkt als bebouwde kom in de zin van de Wgv. De raad heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat het gebied niet als bebouwde kom kan worden aangemerkt. Op grond van de Wgv dient de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom minimaal 50 m te zijn. Niet in geschil is dat aan die afstand kan worden voldaan. Gelet hierop vormt de voorziene woning in zoverre geen beperking voor de bedrijfsvoering van het bedrijf van [verzoekster sub 2]. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor de verwachting dat het beroep van [verzoekster sub 2] in de hoofdzaak gegrond zal worden verklaard.

5.4.    Het verzoek van [verzoekster sub 2] om direct uitspraak te doen in de hoofdzaak kan overigens niet worden gehonoreerd, omdat de andere verzoekers daarvoor geen toestemming hebben gegeven.

Conclusie

6.       Omdat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande onder 4.3, verwacht dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden, bestaat aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] worden toegewezen. Het bestemmingsplan wordt geschorst.

6.1.    Het verzoek van [verzoekster sub 2] wordt gelet op wat onder 5.3 is overwogen afgewezen.

7.       De raad moet de proceskosten van [verzoeker sub 1] vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst de verzoeken van [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] en [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B] toe;

II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Wassenaar van 26 januari 2021, kenmerk Z/20/044271/211875, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ammonslaantje naast [locatie 1]";

III.       wijst het verzoek van [verzoekster sub 2] af;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Wassenaar tot vergoeding van in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten bij [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Wassenaar het door hun voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoedt:

a. aan [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] een bedrag van € 181,00 (zegge: honderdeenentachtig euro), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. aan [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B] een bedrag van € 181,00 (zegge: honderdeenentachtig euro), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2021

780