Uitspraak 202002093/1/R4


Volledige tekst

202002093/1/R4.
Datum uitspraak: 31 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Afferden, gemeente Druten,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Druten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Stedelijk Gebied Druten" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2020, waar [appellant A], bijgestaan door [gemachtigde], de raad, vertegenwoordigd door S.J.P.T. Welbers-Bindels, en [belanghebbende], zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van een woning op het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Druten, sectie E, nummer 936 (hierna: het perceel). Het perceel is gelegen aan de zuidzijde van de Koningstraat in Afferden tussen de huisnummers [locatie 1] en [locatie 2]. [appellant A] woont op het adres [locatie 2] en [appellant B] woont recht tegenover het perceel op het adres [locatie 3]. [belanghebbende] wil de woning op het perceel laten bouwen. De ouders van [belanghebbende] wonen aan de [locatie 1].

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan rustte op het perceel de enkelbestemming "Agrarisch met waarden". Ingevolge het bestemmingsplan rust die enkelbestemming uitsluitend nog op de westelijke helft van het perceel. Op het noordoostelijke gedeelte van het perceel, dat aan de straatzijde grenst, rust de enkelbestemming "Tuin". Het bouwvlak is geprojecteerd op het zuidoostelijke gedeelte van het perceel. Op dat gedeelte van het perceel rust de enkelbestemming "Wonen". Op het perceel rust voorts de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied".

Het beroep

2.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de raad met het bestemmingsplan, voor zover dat op het perceel ziet, ten onrechte heeft afgeweken van gemeentelijk beleid. [appellant A] en [appellant B] verwijzen hierbij naar de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Druten. Zeven boerderijen aan de Koningstraat staan op de gemeentelijke monumentenlijst. Het gebied ter hoogte van het perceel is cultuurhistorisch het rijkste stuk bewoond gebied in Afferden. Om deze waarde te kunnen behouden hebben de bewoners van de monumentale boerderijen in dat gebied veel geïnvesteerd in hun woningen. Het zuidelijk gedeelte van de Koningsstraat kenmerkt zich door een zeer open lint met weinige bebouwing en veel zichtlijnen naar het achtergelegen polderlandschap. Dit lint markeert een duidelijke overgang van poldergebied naar het oeverwallengebied aan de noordzijde van de Koningstraat. Door woningbouw op het perceel toe te staan, wordt het lint aan de zuidzijde verdicht en zal de markante overgang van polder naar oeverwal steeds meer verdwijnen. Door ter plaatse nieuwbouw toe te staan, zal de concentratie van monumenten afnemen en zal het bestaande ensemble worden aangetast. [appellant A] en [appellant B] vrezen voor de precedentwerking van deze afwijking van het beleid en wijzen daarbij op het risico dat de zuidzijde van de Koningstraat in de toekomst steeds dichter zal worden bebouwd.

2.1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

2.2.    Artikel 3.1.6, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) luidt: "Voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden in de toelichting ten minste neergelegd: een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden."

2.3.    Het cultuurhistorisch beleid van de gemeente is vervat in de ‘Beleidsnota cultuurhistorie voor de gemeenten Beuningen, Wijchen, Heumen en Druten, Samen in Verscheidenheid’ van juli 2017 (hierna: de beleidsnota). De cultuurhistorische waardenkaart maakt deel uit van de beleidsnota. Volgens die waardenkaart is de waardering van de ter plaatse van het perceel aanwezige cultuurhistorische waarden hoog. Volgens de beleidsnota houdt het beleid in dat, indien de ruimtelijke ontwikkeling in een gebied met hoge cultuurhistorische waarde wordt beoogd, bij de beschrijving als bedoeld in artikel 3.1.6, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Bro de vraag centraal staat of de beoogde ruimtelijke ontwikkeling een onevenredige afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het betreffende gebied.

2.4.    Bijlage 1 van de toelichting bij het bestemmingsplan ziet op de bestemmingswijziging van het perceel. In onderdeel 4.10 van die bijlage is vermeld dat bij de stedenbouwkundige opzet en architectuur van de woning rekening is gehouden met de karakteristieken van het lint. De Koningstraat laat zich kenmerken door het halfopen landschap. Bebouwing, bomen en hagen wisselen zich af met de doorkijk naar het achterliggende agrarische landschap. Door de smalle frontbreedte van de nieuwe woning en de situering van de woning met de voorzijde richting de Koningstraat en langs de oostelijke perceelsgrens, blijft de visueel-ruimtelijke relatie met de agrarische percelen behouden. Deze indeling zorgt ervoor dat aan de westzijde van het perceel een open doorkijk richting het achterliggende agrarische landschap gewaarborgd blijft. Deze zijde van het perceel blijft onbebouwd waardoor het halfopen landschap van het lint behouden blijft. Architectonische ingrepen maken dat de nieuwe woning de uitstraling krijgt van een bij de woning aan de [locatie 1] behorend bijgebouw en zorgen voor aansluiting bij de overwegend agrarische bebouwing in de Koningstraat. De woning wordt zo gesitueerd dat de gewenste variatie van de rooilijnen ontstaat. Verder zorgt de positionering van de woning vlakbij de bestaande bebouwing aan de [locatie 1] voor een samenhang met deze woning. Dit wordt benadrukt door de beoogde haag langs de weg aan de voorzijde van de woning. De reeds bestaande haag voor de [locatie 1] wordt doorgetrokken en zorgt voor een afronding van het perceel. Gelet daarop brengt de ontwikkeling geen aantasting van aanwezige cultuurhistorische waarden met zich en vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig project, aldus bijlage 1 van de toelichting bij het bestemmingsplan.

2.5.    In zijn verweerschrift en ter zitting van de Afdeling heeft de raad toegelicht dat de vrees voor precedentwerking onterecht is, omdat na de vaststelling van het bestemmingsplan nieuw beleid is vastgesteld waaruit volgt dat in het betreffende gebied geen nieuwe woningbouw zal worden toegestaan.

2.6.    Anders dan [appellant A] en [appellant B] betogen, is geen sprake van een afwijking van gemeentelijk beleid, maar heeft de raad overeenkomstig de beleidsnota beoordeeld of de bij het bestemmingsplan toegestane ontwikkeling op het perceel de cultuurhistorische waarde van het betreffende gebied aantast. De raad heeft zich in bijlage 1 van de toelichting bij het bestemmingsplan gemotiveerd op het standpunt gesteld dat zich in het licht van de beleidsnota geen cultuurhistorische belemmeringen voordoen. Voorts heeft de raad in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de door [appellant A] en [appellant B] gevreesde precedentwerking zich niet zal voordoen. [appellant A] en [appellant B] hebben de juistheid van die toelichting niet weersproken. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan, voor zover dat op het perceel ziet, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog faalt.

Slotsom

3.       Het beroep van [appellant A] en [appellant B] is ongegrond.

4.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: verklaart het beroep van [appellant A]  en [appellant B] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2021

610.