Uitspraak 202002728/1/R4


Volledige tekst

202002728/1/R4.
Datum uitspraak: 24 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Gouda,

verzoekers,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, in zaak nr. 201903780/1/A1.

Procesverloop

Bij uitspraak van 1 april 2020, in zaak nr. 201903780/1/A1, heeft de Afdeling een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 april 2019 bevestigd, waarbij de rechtbank beroepen van onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] ongegrond heeft verklaard. Die beroepen waren gericht tegen het besluit van 10 juli 2018 van het college van burgemeester en wethouders, waarbij de verlening van een omgevingsvergunning aan KPN voor het plaatsen van een zendmast op het perceel Wateren 15 te Wateren, in bezwaar in stand is gelaten. De uitspraak van 1 april 2020 is aangehecht.

[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben meerdere nadere stukken ingediend.

KPN heeft een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2021, waar [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn verschenen. Voorts zijn via een videoverbinding KPN, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R.J.G. Bäcker en mr. D. Nazari, advocaten te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door A. Schippers-Kampinga, gehoord.

Overwegingen

1.       De Afdeling heeft in de uitspraak van 1 april 2020 het volgende overwogen en geoordeeld:

"In de door [appellant sub 2] en [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] overgelegde stukken en wat zij op basis daarvan hebben aangevoerd, ziet de Afdeling daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college het standpunt van de Gezondheidsraad niet aan het besluit van 10 juli 2018 ten grondslag heeft kunnen leggen. De rechtbank heeft dit goed gezien. Daarbij betrekt de Afdeling dat de Gezondheidsraad tot op heden de blootstellingslimieten van de ICNIRP nog steeds onderschrijft. Het college hoefde daarom geen andere limieten te hanteren. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat nu vast staat dat de blootstellingslimieten van de ICNIRP niet worden overschreden, het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen".

Verzoek om herziening

2.       [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben, met verwijzing naar verschillende stukken, samengevat weergegeven, aangevoerd dat de Afdeling ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de blootstellingslimieten van het ICNIRP hadden mogen worden gehanteerd.

Beoordeling

2.1.    Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2.2.    De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening een partij niet de mogelijkheid biedt het debat te heropenen.

2.3.    De Afdeling merkt op dat een aantal stukken die [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben ingebracht dateren van ná de uitspraak van 1 april 2020.

Dit betreft onder meer het advies "5G en gezondheid" van de Gezondheidsraad van 2 november 2020, de daarbij behorende documenten en de Kabinetsreactie van 20 november 2020. Ook verwijzen [verzoeker A] en [verzoeker B] naar een brief van 14 oktober 2020 van staatssecretaris Keijzer. Deze stukken voldoen niet aan de voorwaarde van artikel 8:119, eerste lid, onder a, van de Awb.

Op het artikel van The Lancet van december 2018 is de Afdeling in de uitspraak van 1 april 2020 ingegaan. Dit stuk voldoet dus niet aan artikel 8:119, eerste lid, aanhef en sub b, van de Awb.

2.4.    De overigens ingebrachte stukken dateren van vóór de uitspraak van 1 april 2020 en waren verzoekers niet bekend. Dit betreft in het bijzonder:

- een krantenartikel, getiteld: "Wetenschap verdeeld over straling 5G" uit De Telegraaf van 23 maart 2020,

- de op 11 maart 2020 gepubliceerde resultaten van een onderzoek van onder meer D. Belpomme,

- een verslag van een vergadering van 12 maart 2020 van het Kennisplatform Elektromagnetische Velden,

- een motie over het 5G netwerk die de gemeenteraad van Westerveld heeft aangenomen op 4 februari 2020,

- een oproep van de hoogleraar Meijer van 16 maart 2020 om onderzoek te doen naar de stralingseffecten van 4G en 5G op het levend organisme.

2.5.    Uit die stukken blijkt dat (wetenschappelijke) kritiek bestaat op de ICNIRP-blootstellingslimieten. Uit die stukken kan naar het oordeel van de Afdeling echter niet worden afgeleid dat er wetenschappelijke consensus bestaat over de wetenschappelijke ondeugdelijkheid van de beoordelingslimieten van de ICNIRP. Daarom geven de aangevoerde stukken geen aanleiding voor de conclusie dat als deze stukken bekend waren geweest bij de Afdeling, zij in de uitspraak van 1 april 2020 tot een ander oordeel zou zijn gekomen dan dat het college zich bij de vergunningverlening mocht baseren op het advies van de Gezondheidsraad over deze beoordelingslimieten. Gelet hierop is niet voldaan aan artikel 8:119, eerste lid, aanhef en sub c, van de Awb.

2.6.    De slotsom is dat er geen aanleiding is voor herziening.

Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.

3.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021

418.