Uitspraak 202006380/2/R2


Volledige tekst

202006380/2/R2.
Datum uitspraak: 17 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) hangende de hoger beroepen van onder meer:

Zonnepark De Bergen B.V., gevestigd te Nijmegen,

verzoekster,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 oktober 2020 in zaak nr. 19/5482 in het geding tussen:

1.       NaGa Solar Holding B.V. en Zon- en Natuurpark Midden Zwaluwe B.V., beide gevestigd te Maastricht (hierna samen en in enkelvoud: NaGa Solar B.V.) en

2.       Buitenplaats Groot Swaluwe B.V., gevestigd te Made, gemeente Drimmelen,

en

het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2019 heeft het college aan Zonnepark De Bergen B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van zonnepark "De Bergen" in Terheijden, gemeente Drimmelen, voor de duur van 25 jaar.

Bij uitspraak van 19 oktober 2020 heeft de rechtbank het door Buitenplaats Groot Swaluwe B.V. daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door NaGa Solar B.V. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 september 2019 vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak hebben het college en Zonnepark De Bergen B.V. afzonderlijk hoger beroep ingesteld.

Zonnepark De Bergen B.V. heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Buitenplaats Groot Swaluwe B.V. heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

NaGa Solar B.V. en Buitenplaats Groot Swaluwe B.V., het college en Zonnepark De Bergen B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Zonnepark De Bergen B.V. heeft een zienswijze op het incidenteel hoger beroep ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2021, waar Zonnepark De Bergen B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en mr. Y. Demirci, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door ing. P. Kieboom en mr. J.A. Mohuddy, advocaat te Breda, zijn verschenen.

Namens derde-belanghebbenden NaGa Solar B.V. zijn op de [gemachtigde B] en mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Bij het besluit van het college van 10 september 2019 is aan Zonnepark De Bergen B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een zonnepark in het buitengebied van Drimmelen, ten zuidoosten van de kern Terheijden, bestaande uit een veldopstelling van zonnepanelen en bijbehorende werken met een oppervlakte van circa 9,5 hectare.

3.       Tegen dat besluit hebben NaGa Solar B.V. en Buitenplaats Groot Swaluwe B.V. beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij de aangevallen uitspraak van 19 oktober 2020 heeft de rechtbank voor zover thans van belang het beroep van NaGa Solar B.V. gegrond verklaard, het besluit van het college van 10 september 2019 vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Op de zitting is gebleken dat het college tot dusver nog geen nieuw besluit op de aanvraag heeft genomen.

4.       Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat NaGa Solar B.V. als rechtstreeks belanghebbende bij de aan Zonnepark De Bergen B.V. verleende omgevingsvergunning moet worden beschouwd, omdat zij zelf concrete aanvragen heeft ingediend voor de realisering van een zonnepark in de gemeente voorzien van een ruimtelijke onderbouwing. Deze aanvragen heeft het college in behandeling genomen en het college heeft daarop ook beslist. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen, omdat daarvoor geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad van Drimmelen als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht was verleend.

Voor het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit van 10 september 2019 bestond volgens de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank heeft overwogen dat de raad van de gemeente Drimmelen op 13 september 2018 het beleidskader grootschalige zonnevelden heeft vastgesteld, waarin was opgenomen dat van maximaal 150 ha aan zonnevelden in het buitengebied wordt uitgegaan en dat de raad dit beleid op 28 februari 2019 heeft gewijzigd in die zin dat het maximaal te vergunnen oppervlak 10 ha bedraagt. De rechtbank heeft verder overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat het college bij de beoordeling van de aanvraag voor een omgevingsvergunning van Zonnepark De Bergen B.V. een onjuiste beoordelingsmaatstaf heeft aangelegd en bovendien niet duidelijk is welke beoordelingsmaatstaf het college in het algemeen voor aanvragen van omgevingsvergunningen voor zonneparken hanteert. Daarbij heeft de rechtbank de motivering van de weigeringen van de aanvragen van NaGa Solar B.V. betrokken.

5.       Zonnepark De Bergen B.V. stelt een spoedeisend belang te hebben bij schorsing van de aangevallen uitspraak hangende het hoger beroep in de hoofdzaak.

Zij betoogt dat aan haar op 7 februari 2020 een zogeheten SDE-subsidie door de minister is verstrekt en zij vreest, dat als de uitspraak niet wordt geschorst, zij niet kan voldoen aan de aan deze beschikking verbonden voorwaarde dat zij binnen 18 maanden, dat wil volgens haar zeggen uiterlijk in augustus 2021, opdrachten voor de levering en de bouw van de productie-installatie moet hebben verstrekt. Omdat de behandeling bij de rechtbank in verband met de uitbraak van het coronavirus aanzienlijke vertraging heeft opgelopen is het tot op heden niet mogelijk geweest om aan deze verplichting te voldoen. Gelet op het grote financiële belang dat hiermee is gemoeid, kan zij pas overgaan tot het verstrekken van opdrachten voor de levering en de bouw van de productie-installatie wanneer door de Afdeling over de juridische houdbaarheid van de aangevallen uitspraak en daarmee van de omgevingsvergunning een uitspraak is gedaan. Ook vreest zij dat de netbeheerder Enexis de overeenkomst die zij heeft gesloten over een aansluiting op het net, die in september 2021 gereed zal zijn, zal opzeggen.

6.       NaGa Solar B.V. verzet zich tegen schorsing van de aangevallen uitspraak, omdat zijzelf vier concrete aanvragen heeft gedaan om zonneparken te realiseren in het buitengebied van de gemeente Drimmelen. Deze vergunningen zijn haar door het college bij besluiten van 19 oktober 2019 evenwel geweigerd. De door haar tegen deze weigeringen ingestelde beroepen zijn door de rechtbank op dezelfde zitting behandeld als haar beroep tegen de aan Zonnepark De Bergen B.V. verleende omgevingsvergunning. Bij uitspraken van eveneens 19 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep van NaGa Solar B.V. tegen de besluiten van 19 oktober 2019 in haar zaken gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en het college opgedragen ook op deze aanvragen nieuwe besluiten te nemen.

Nu het geldende beleid van de raad van de gemeente voor zonneparken in het buitengebied een maximum van nog maar in totaal 10 ha inhoudt en sprake is van schaarste van aansluitingen op het net, vreest NaGa Solar B.V. achter in de rij te komen staan bij de verdeling van de omgevingsvergunningen en ook niet meer voor een aansluiting op het net in aanmerking te kunnen komen als zij in de lopende procedures tegen de afwijzing van de eigen aanvraag in het gelijk zou worden gesteld, terwijl Zonnepark Bergen B.V. nu door zou kunnen gaan met de uitvoering van haar plan.

Beoordeling

7.       Partijen zijn verdeeld over de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het belang van NaGa Solar B.V. rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot vergunningverlening aan Zonnepark De Bergen B.V. Volgens het college heeft NaGa Solar B.V. geen rechtstreeks belang omdat zij het vastgestelde beleid van de raad en de toepassing daarvan door het college in de procedures over de weigering van de door haar aangevraagde omgevingsvergunningen aan de orde kan stellen. Als die weigeringsbesluiten onrechtmatig blijken te zijn, dan kunnen de door haar aangevraagde omgevingsvergunningen ook aan haar worden verleend, waarbij volgens het college de vergunningverlening aan Zonnepark De Bergen B.V. geen belemmering zal zijn. Het college heeft daarbij onder meer verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1597.

8.       Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de zaak die tot de door het college genoemde uitspraak heeft geleid niet zonder meer op één lijn te stellen met de thans voorliggende zaak. In die zaak was sprake van schaarse vergunningen en een verdelingssystematiek, die inhield dat aan de hand van toegekende punten een rangorde was vastgesteld. In die procedure was opgekomen tegen de puntentoekenning van hoger dan de betrokken appellant geëindigde aanvragen en in die uitspraak heeft de Afdeling van belang geacht dat niet was opgekomen tegen de daadwerkelijke verlening van vergunningen aan anderen. NaGa Solar B.V., die in dezelfde periode als Zonnepark De Bergen B.V. aanvragen om omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonnepark in het buitengebied van Drimmelen heeft ingediend, komt wel op tegen de daadwerkelijk aan Zonnepark De Bergen B.V. verleende vergunning, waarmee volgens het geldende restrictieve beleid van de raad het maximaal te vergunnen oppervlak aan zonnevelden zou zijn vergeven. Nu over de precieze betekenis van dit beleid van de raad voor de toepassing daarvan door het college ter zitting geen duidelijkheid is verkregen, is het naar voorlopig oordeel onder deze omstandigheden niet uitgesloten dat NaGa Solar B.V. feitelijke gevolgen in de uitoefening van haar onderneming ondervindt van de vergunningverlening aan Zonneparken B.V. en daarmee door dit besluit tot vergunningverlening in een rechtstreeks belang wordt geraakt, zodat de rechtbank haar terecht ontvankelijk heeft verklaard. In zoverre is er geen aanleiding om de aangevallen uitspraak te schorsen.

9.       De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat blijkens haar verzoekschrift het belang van Zonnepark De Bergen B.V. bij schorsing is gelegen in het voorkomen van (verdere) stagnatie van de lopende (hoger)beroepsprocedure. Naar zij stelt, kan zij pas aan haar verplichtingen tot het verstrekken van een opdracht voor de bouw van het zonnepark in verband met het hoge bedrag dat daarmee is gemoeid voldoen, wanneer de Afdeling een uitspraak in deze zaak heeft gedaan. In zoverre is het belang van Zonnepark De Bergen B.V. gelegen in een versnelde behandeling in de hoofdzaak en is zij met een schorsing niet gebaat. Over de gevreesde opzegging van de netaansluiting is gebleken dat van een daadwerkelijke opzegging nog geen sprake is, terwijl er een opzegtermijn van zes maanden geldt. Dit brengt de voorzieningenrechter ertoe - gelet ook op hetgeen hiervoor is overwogen over de aangevallen uitspraak van de rechtbank en na afweging van alle in deze zaak betrokken belangen - om het verzoek om schorsing van deze uitspraak niet in te willigen, maar wel te bespoedigen dat de hoofdzaak, gelijktijdig met de zaken over de aan NaGa Solar B.V. geweigerde vergunningen, op een zitting van de Afdeling wordt behandeld en wel op 3 juni 2021. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat op deze procedure de Crisis-en herstelwet van toepassing is.

10.     Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen  aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

11.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter

w.g. Zijlstra

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2021

240.