Uitspraak 201906097/4/R1


Volledige tekst

201906097/4/R1.
Datum uitspraak: 10 maart 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,

en

de raad van de gemeente Wijdemeren,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2033, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de gebreken in het besluit van 6 juni 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nieuw-Loosdrechtsedijk 87" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 10 december 2020 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld om de gebreken die in de tussenuitspraak zijn geconstateerd te herstellen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant] en JeeGee Vastgoed B.V. een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Besluit van 6 juni 2019

1.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het in artikel 3, lid 3.3.2, onder e, van de planregels opgenomen criterium "geen nadelige invloed op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk" niet geschikt is om zonder nadere objectivering te worden opgenomen in de planregels. De realisering van de bestemming wordt immers afhankelijk gesteld van een nadere afweging die, gelet op de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid van het plan, al bij de rechtstreekse bestemming had moeten worden gemaakt.

Verder heeft de Afdeling overwogen dat de raad niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat voor de uitleg van "verhuurbare ruimte" aansluiting moet worden gezocht bij artikel 2.10 van de "Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren" die het college op 31 maart 2015 heeft vastgesteld (hierna: Beleidsregel parkeernormen), omdat dit begrip niet voorkomt in de Beleidsregel parkeernormen.

Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 6 juni 2019 is gegrond.

Besluit van 10 december 2020

2.       Om aan de opdracht uit de tussenuitspraak te voldoen, heeft de raad artikel 3, lid 3.3.2, onder e, en artikel 3, lid 3.4.2, onder g, van de planregels gewijzigd.

Artikel 3, lid 3.3.2, van de planregels is als volgt komen te luiden:

"In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

[…]

e. de activiteit voorziet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid één en ander overeenkomstig de "Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren" die het college op 31 maart 2015 heeft vastgesteld."

Artikel 3, lid 3.4.2, van de planregels is als volgt komen te luiden:

"Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

[…]

g. er wordt voorzien op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid één en ander overeenkomstig de "Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren" die het college op 31 maart 2015 heeft vastgesteld, waarbij één verhuurbare ruimte gelijk wordt gesteld met een "recreatieverblijf, niet op park"."

3.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

4.       De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot wijziging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat het herstelbesluit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is. Het beroep van [appellant] is van rechtswege gericht tegen dit besluit. Wat [appellant] in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.

Verder stelt de Afdeling vast dat JeeGee Vastgoed die in de hoedanigheid van derdebelanghebbende als partij deelnam aan het geding tussen onder meer [appellant] en de raad over het oorspronkelijke besluit,  blijkens haar zienswijze instemt met het herstelbesluit. Gelet hierop heeft JeeGee Vastgoed geen belang bij een beroep dat betrekking heeft op het herstelbesluit, zodat voor haar geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is ontstaan.

5.       [appellant] heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat de raad met het gewijzigde artikel 3, lid 3.3.2, onder e, van de planregels heeft miskend dat dit artikel alleen ziet op parkeren, terwijl het oorspronkelijke artikel ook betrekking had op de verkeersafwikkeling. Nu in het besluit van 10 december 2020 is vermeld noch toegelicht dat de raad bewust ervoor heeft gekozen om geen acht te slaan op de invloed van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten op de verkeersafwikkeling, is het besluit volgens [appellant] vastgesteld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

5.1.    Ter zitting bij de Afdeling op 15 juni 2020 heeft de raad toegelicht dat sprake is van een nadelige invloed op de normale verkeersafwikkeling indien op de openbare weg moet worden geparkeerd. Artikel 3, lid 3.3.2, onder e, van de planregels voorziet erin dat voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten op eigen terrein moet worden geparkeerd. Gelet op het vorenstaande en, nu niet is gebleken dat parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een nadelige invloed op de normale verkeersafwikkeling geen sprake zal zijn. Van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is dan ook geen sprake.

Het betoog faalt.

6.       [appellant] heeft in zijn zienswijze verder aangevoerd dat de raad met het gewijzigde artikel 3, lid 3.4.2, onder g, van de planregels heeft miskend dat het bestemmingsplan nog steeds geen definitie van het begrip "verhuurbare ruimte" bevat. Dit geldt ook voor de Beleidsregel parkeernormen, zodat nog steeds niet duidelijk is hoe deze beleidsregel moet worden gehanteerd.

6.1.    De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan geen definitie bevat van het begrip "verhuurbare ruimte". In artikel 3, lid 3.4.2, onder g, van de planregels is opgenomen dat één verhuurbare ruimte gelijk wordt gesteld met een "recreatieverblijf, niet op park". Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de categorie "recreatieverblijf, niet op park" is geregeld in artikel 2.10 van de Beleidsregel parkeernormen, waarbij wordt uitgegaan van 1-4 gebruikers per eenheid en waarnaar in artikel 3, lid 3.4.2, onder g, van de planregels wordt verwezen. Een eenheid is volgens de toelichting op dat artikel niet een complex van recreatieverblijven binnen één gebouw, maar elk recreatiewoonverblijf apart. Gelet op deze toelichting kan een verhuurbare ruimte dus worden gebruikt door maximaal 4 gebruikers. Hoe de interne toegang tot een eenheid is geregeld, is niet van belang voor de vraag of sprake is van één verhuurbare ruimte of twee verhuurbare ruimtes. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat niet duidelijk is wat in het licht van de parkeerproblematiek onder "verhuurbare ruimte" moet worden verstaan. De Afdeling ziet in het aangevoerde evenmin aanleiding voor het oordeel dat niet duidelijk is hoe de Beleidsregel parkeren moet worden gehanteerd.

Het betoog faalt.

7.       Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 10 december 2020 ongegrond.

Proceskosten

8.       De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Wijdemeren van 6 juni 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nieuw-Loosdrechtsedijk 87" gegrond;

II.       vernietigt het onder I genoemde besluit, voor zover het betreft artikel 3, lid 3.3.2, onder e, en artikel 3, lid 3.4.2, onder g, van de planregels;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Wijdemeren van 10 december 2020 tot wijziging van het bestemmingsplan "Nieuw-Loosdrechtsedijk 87" ongegrond;

IV.     veroordeelt de raad van de gemeente Wijdemeren tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 801,00 (zegge: achthonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.      gelast dat de raad van de gemeente Wijdemeren aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2021

91-877.